Overvolle collegezalen, te weinig docenten en woningnood: buitenlandse studenten krijgen er nogal eens de schuld van. In steeds grotere aantallen kwamen ze de afgelopen jaren naar hogescholen en universiteiten in Nederland. In het studiejaar 2021-2022 stonden 115.000 studenten uit andere landen ingeschreven bij het Nederlands hoger onderwijs. Dit is 3,5 keer zoveel als in 2005-2006, toen statistiekbureau CBS er 33.000 telde. Liefst 40 procent van de eerstejaars aan de universiteit had in studiejaar 2021-2022 geen Nederlandse nationaliteit.
Demissionair minister Dijkgraaf (OCW, D66) wil inmiddels hun aantal ‘beheersen’ – ook hij verwijst naar overvolle collegezalen, hoge werkdruk van docenten en gebrek aan huisvesting – maar Nederland heeft ook baat bij de toestroom. Internationale studenten blijven namelijk steeds vaker in Nederland om er te werken, blijkt uit recente cijfers van het CBS. Jarenlang schommelde het percentage rond de 22, inmiddels woont en werkt 32 procent een jaar na afstuderen in Nederland. Eén op de drie dus. En dat noemt Dijkgraaf dan weer „heel goed nieuws”.
NRC sprak met drie buitenlandse alumni die nu in Nederland werken. Waarom wilden ze hier blijven? Komt de werkelijkheid op de werkvloer overeen met hun verwachtingen? Willen ze ooit nog terug?
Matthew Ang (25)
Matthew Ang rondde afgelopen studiejaar zijn master ontwikkelingsstudies af aan het Internationaal Instituut voor Sociale Studies in Den Haag. Hij noemt zich Chinees-Filippijns; hij heeft Chinese grootouders, maar hij werd geboren in de Filippijnen en heeft de nationaliteit van dat land. Tijdens de coronapandemie studeerde hij online aan een universiteit in Nieuw-Zeeland, maar Europa trok hem altijd al. Een vriendin die in Leiden studeerde was positief over Nederland: goed onderwijs, aardige mensen. Nog een reden om daarheen te gaan: „Studeren is er niet goedkoop, maar vergeleken met universiteiten in het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten is het qua collegegeld goed te doen.”
Het leven in Nederland bevalt hem, hij wil zijn toekomst hier samen met zijn Nederlandse vriend verder opbouwen. „Als queer persoon voel ik me in Nederland veiliger en fijner, ik kan mezelf zijn en uiten. In de Filippijnen is het moeilijker om gay te zijn.”
Maar werk vinden was lastiger dan hij had verwacht. De universiteit bereidde hem nauwelijks voor op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Dat hij niet uit de EU komt, maakte solliciteren stressvol. „Een bedrijf moet jouw visum kunnen en willen sponsoren. Dat is duur; alleen erkende bedrijven doen dat.”
Erkende sponsors vind je op een lijst van immigratiedienst IND. Als zij migranten in dienst nemen, moeten ze hun ten minste een bepaald salaris betalen. In het eerste jaar na afstuderen is dat minimaal 2.631 euro per maand. Daarna moet dat brutosalaris voor kennismigranten jonger dan 30 jaar minimaal 3.672 euro bedragen.
Ang vertelt dat hij bij een bedrijf waar hij solliciteerde werd afgewezen omdat hij niet vloeiend Engels zou spreken, terwijl hij vindt dat hij die taal heel goed beheerst. Volgens hem is dat racisme of hiring bias: vooroordelen van werkgevers over sollicitanten.
Wat doet dit met hem? „Het is spannend om na een afwijzing op te bellen en te vragen waar het aan lag. En het kost emotionele energie om zo’n boodschap te verwerken en te proberen diegene alsnog te overtuigen. Sowieso levert solliciteren veel stress op omdat je zonder baan niet in Nederland kan blijven. Je hebt dan immers geen visum.”
Uiteindelijk heeft Ang een baan gevonden als communicatiemedewerker. Sinds zes maanden werkt hij bij een instituut voor wereldwijde gezondheid, een samenwerkingsverband van de Vrije Universiteit en Universiteit van Amsterdam. Het ‘vertaalt’ wetenschappelijke kennis voor het brede publiek. „Ik geloof echt in wat deze organisatie doet.”
De voertaal op kantoor is in principe Engels. Maar als collega’s toch Nederlands spreken tijdens vergaderingen of in e-mails, vindt hij dat lastig. „Ik leer Nederlands, maar dat gaat niet snel genoeg om samenvattingen te maken van vergaderingen die halverwege overschakelen naar het Nederlands.”
Ang zit nu nog in een ‘zoekjaar’. Hij heeft een tijdelijke verblijfsvergunning, die hem een jaar de tijd geeft om een baan te vinden. Ang houdt zijn huidige baan – binnenkort krijgt hij het gebruikelijke visum voor kennismigranten.
Wil hij ooit terug? Van begin af aan wilde hij in Nederland blijven. „Ik kan naar huis gaan voor vakantie, maar wil daar niet settelen. Ik ben hier gelukkiger, ik zie mezelf hier groeien.” Terugkeren naar de Filippijnen is geen optie voor hem, maar hij sluit niet uit dat hij in de toekomst in Azië zou kunnen werken.
Evangelina Settecase (29)
De Argentijnse Evangelina Settecase deed haar bachelor economie deels in de Verenigde Staten. „Het is zo waardevol om jezelf te verrijken met nieuwe perspectieven en meer open-minded te worden door in het buitenland te studeren”, zegt ze.
Die ervaring smaakte naar meer. Na haar bachelor werkte ze eerst enkele jaren in Argentinië. Naast het opdoen van ervaring was dat vooral om te sparen voor een master in het buitenland. Zo kwam ze zo’n twee jaar geleden naar Nederland om een mastertitel in gedragseconomie te behalen aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Nederland is „een internationaal land waar ik me welkom voel en waar mensen goed Engels spreken, het hoort bij de EU en het is goedkoper dan bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk”.
Tijdens haar master is ze gaan werken als junior data-analist bij een bedrijf in de modewereld. Ze kon er blijven na haar afstuderen. „Door mijn werkervaring in Argentinië was het gemakkelijker hier een baan te vinden.”
Ook heeft ze een Italiaans paspoort, waardoor werkgevers haar visum niet hoeven te sponsoren. EU-burgers mogen immers overal binnen de Unie werken.
Op haar werk waardeert ze haar collega’s. Er werken veel expats, vertelt ze. „We hebben allemaal wel eens heimwee en we kunnen goed met elkaar praten, we begrijpen elkaar.”
Settecase mist haar familie in Argentinië wel. Ze bellen wekelijks en haar ouders reisden onlangs voor het eerst naar Nederland, om haar te bezoeken. Ze begrijpen haar keuze om in Nederland te blijven. Ze vertelt over de hoge inflatie waar Argentinië mee kampt. „Het is daar echt onmogelijk om een huis te kopen, dit ziet mijn vader ook in. De economische situatie in Nederland is een stuk beter.”
Settecase gaat twee keer per week naar Nederlandse les. Tijdens haar master woonde ze in Rotterdam, nu woont ze in Amsterdam. Ze vindt het fijn dat ze overal zo makkelijk naartoe kan fietsen, en dat het ook ’s avonds nog veilig is op straat. „In Argentinië kan je op straat niet met je telefoon in je hand lopen, die wordt gestolen.”
Bovendien houdt ze van de routine die ze in Nederland heeft opgebouwd. „Ik woon samen met mijn vriend die ik tijdens mijn master heb leren kennen. Het was niet per se mijn intentie hier een partner te ontmoeten, maar het is toch gebeurd.”
Giovanni Fincato de Loureiro (23)
Giovanni Fincato de Loureiro woonde in Brazilië, de Verenigde Arabische Emiraten en in China voordat hij naar Nederland kwam om aan de TU Delft computer engineering te studeren. Hij vindt het fijn dat veel mensen hier goed Engels spreken. „Dat verlaagde de druk om op voorhand al perfect Nederlands te leren.”
Hij werkt nu in de industriële automatisering van farmaceutische bedrijven. „Ik ben eigenlijk de hele dag aan het coderen.”
Fincato de Loureiro verbaast zich regelmatig over de werkcultuur in Nederland. Soms blijkt die formeler dan hij inschatte en soms juist informeler. „Een keer kwam ik met korte broek en slippers naar kantoor, en keek niemand daar raar van op. Het maakt volgens mij echt niet uit welke kleding je draagt.” Maar hij stelde een collega ook eens voor iets buiten werktijd te gaan doen en merkte dat dit best vreemd werd gevonden. „Dan merk ik juist weer dat er een hele zakelijke cultuur heerst.”
Is het door de grote vraag naar mensen met automatiseringskennis makkelijker geweest om als buitenlander aan een baan te komen? Hij vertelt dat er veel banen zijn binnen computer engineering en dat bedrijven in alle sectoren softwareontwikkelaars zoeken. Maar hij is vooral op tijd begonnen met zoeken. „Tijdens mijn studie zocht ik al een baan, want ik moet ook eten. Tijdens mijn bachelor werkte ik zelfs voltijds, waardoor ik ook langer dan gepland over mijn studie deed.”
Lees ook
Internationale studenten worden niet zomaar Stadjer: ‘De realiteit is dat we niet altijd welkom zijn’
Na zijn afstuderen bleef hij bij dat farmaceutische bedrijf. „Ook mijn EU-paspoort – ik heb een Italiaanse pas – heeft hierbij geholpen.” Wel geeft hij aan dat de meeste administratieve zaken als internationaal student en werknemer „bijna onmogelijk waren om te regelen.” Het inschrijven bij een huisarts staat hem bij als de lastigste opgave.
Hij denkt dat studenten uit West-Europese landen na hun afstuderen eerder zullen overwegen naar hun thuisland terug te keren dan hij als Braziliaan.
„Duitsland en Zweden lijken op Nederland qua levensstandaard. Als ik de levensstandaard in Brazilië vergelijk met die in Nederland, heb ik hier een veel fijner leven.” Nederland is veel veiliger en er heerst geen enorme armoede, zegt hij. „Dat is een groot verschil met de wijk waar ik woonde in Brazilië.”