De Turkse sponsduiker Mehmet Çakir wist niet wat hij zag. In de zomer van 1982 zwom hij in de zee bij Kaap Uluburun toen hij een scheepswrak aantrof met in het ruim allemaal ‘metalen koekjes met oren eraan’. Een onderwaterarcheoloog van een nabijgelegen museum besloot de vondst nader te bekijken en al snel werd duidelijk dat de koekjes baren koper waren – en dat was niet de enige schat die zijn team op de zeebodem aantrof.
Het koopvaardijschip van ongeveer vijftien meter lang was rond 1300 voor Christus vergaan, concludeerden de archeologen. Het had tien ton koper en één ton tin aan boord: precies de verhouding die nodig is om beide metalen tot brons te kunnen vermengen. Van deze hoeveelheid kon je driehonderd man bewapenen en bepantseren.
Verder lagen er in het ruim 150 kruiken, voor een flink deel gevuld met een soort hars die werd gebruikt als geurstof in religieuze ceremoniën. Andere vaten bevatten olijven en granaatappels. En dan waren er ook nog kralen van barnsteen uit het Oostzeegebied en hardhout afkomstig van bomen die alleen in de Sahel groeiden. Kortom: de goederen in dit schip kwamen van heinde, maar zeker ook van ver. Het Uluburun-scheepswrak liet zien dat er lang geleden al intercontinentale handel bestond. Globalisering is geen 21ste-eeuws fenomeen.
In Alle wegen leiden naar Babel. De voorgeschiedenis van de Zijderoute brengt historicus Daan Nijssen deze handel in kaart. Nijssen publiceerde in 2021 Het wereldrijk van het Tweestromenland, over de geschiedenis van Mesopotamië tussen de achtste en de vierde eeuw voor Christus. In zijn nieuwe boek behandelt hij een langere periode – van 3000 voor tot 200 na Christus – en kijkt hij veel verder: van Rome tot Tanzania en van de Balkan tot Myanmar. Het levert een boordevol boek op dat de lezer soms doet duizelen, maar altijd weet te boeien.
Op het eerste gezicht lijkt een studie over drie millennia langeafstandshandel op de Euraziatische landmassa nogal iets voor de fijnproever. Nijssen doet zichzelf met zijn ondertitel De voorgeschiedenis van de Zijderoute echter ernstig tekort. Dit boek gaat niet alleen over commercie, maar ook over oorlog, politiek, cultuur en religie. Daarbij ligt de nadruk op het gebied waar de auteur zich duidelijk het meest thuisvoelt: de Levant en het land tussen de Eufraat en de Tigris – daar waar de wieg van de menselijke beschaving stond.
Lees ook
Nee, de geschiedenis van de mensheid is echt niet lineair
Hier vormden zich zo’n vijfduizend jaar geleden de eerste stadstaten. De landbouw bracht zoveel op dat er ook mensen gevoed konden worden die niet elke dag op het veld stonden te zwoegen. Deze gelukkigen werden koningen, priesters en ambachtslieden. Die laatste groep maakte producten die ook bij de buren in trek bleken.
Kleitabletten
De zucht naar goederen van elders – landbouwproducten, delfstoffen en vakwerk – resulteerde al snel in het ontstaan van handelsnetwerken. In het midden van het tweede millennium voor Christus was er een wereld ontstaan waarin een aantal grootmachten – Hatti (nu Turkije), Assyrië (Noord-Irak), Babylonië (Zuid-Irak), Mittani (Syrië) en Egypte – met elkaar de dienst uitmaakten in dit gebied. De vorsten van deze landen hielden er een uitgebreide diplomatieke correspondentie op na op kleitabletten, waarvan het Egyptische archief bij toeval bewaard is gebleven.
Uit de brieven blijkt dat de gekroonde hoofden zeer veel waarde hechtten aan mooie objecten. De onderlinge relaties werden gesmeerd met het uitwisselen van bruiden, maar vooral met het sturen van geschenken. Farao Amenhotep III bijvoorbeeld zond aan koning Kadasman-Enlil van Babylonië een flinke uitzet. Hij schreef: ‘Ik hoorde dat je wat nieuwe vertrekken hebt gebouwd. Daarom zal ik je wat meubels sturen voor je paleis.’ Hierna volgde een lange opsomming van de cadeaus, met onder meer ‘een ebbenhouten bed bekleed met ivoor en goud, drie ebbenhouten bedden bekleed met goud […] en tien ebbenhouten voetbanken’.
Graan, dadels en slaven
Elke cultuur had wel iets dat mensen elders wilden hebben, of verdiende aan het vervoer van dit soort goederen. Beroemde handelaren waren bijvoorbeeld de inwoners van de steden Byblos, Sidon en Tyrus in het huidige Libanon. Deze Feniciërs, zoals ze tegenwoordig genoemd worden, begonnen in de elfde eeuw met het elders aanbieden van giften, zoals de gewoonte was in de Bronstijd, maar gingen al snel over op ruilhandel. De transacties en de waarde ervan werden op een gegeven moment van tevoren vastgesteld, waardoor de Feniciërs een uitgekiend handelsnetwerk konden opzetten. Ze haalden koper uit Cyprus, graan, linnen, ivoor en goud uit Egypte, wijn en olijfolie uit Griekenland, zout en ivoor uit de Maghreb, ijzer, lood en zilver uit Spanje en tin uit Engeland. De Feniciërs bestendigden hun imperium door op belangrijke plekken koloniën te stichten: van Ibiza, via Carthago tot Sardinië.
Lees ook
Terwijl het afgehakte hoofd in de tuin hing, at de koning onder het genot van muziek