Inflatie plaagt het Kabinet van de Krapte

Hij zou nu toch wel een beetje moeten zijn weggespoeld op het strand, de inflatiegolf die al een jaar of drie bij ons is. Eerst stegen de prijzen in 2021 sterk nadat de wereldeconomie met een schok weer openging na de covid-pandemie. En daarna ontstond in 2022 een nieuwe prijspiek, die begon met het oplopen van de energiekosten door de Russische inval in Oekraïne.

2024 moet het jaar worden waarin de inflatiegolf eindelijk wegebt in de eurolanden. Dat lijkt ook te gebeuren: in augustus bedroeg de gemiddelde inflatie in de eurozone nog maar 2,2 procent en dat is al vlak bij het officiële doel van hooguit 2 procent dat de Europese Centrale Bank hanteert. Dat geeft de centrale bankiers de moed om langzaam de eerder opgeschroefde rente weer wat te verlagen.

Toch gaat die inflatiedaling niet overal even hard. Kijk maar mee:

Wat opvalt: in augustus vorig jaar stond Nederland met een score van 3,4 procent in de top vijf van de eurolanden met de laagste inflatie. Afgelopen augustus was het Nederlandse cijfer vrijwel hetzelfde: 3,3 procent. Maar omdat in andere eurolanden de inflatie wél sterk daalde, staan we nu, een jaar verder, plotseling in de top vijf van landen met de hóógste inflatie. Da’s bijzonder.

Als je de jongste cijfers bekijkt die samenhangen met de prijsstijgingen, schrik je wel een beetje. De loonstijging is op dit moment tussen de 6,4 procent en 6,8 procent, afhankelijk van de definitie. Voor zulke getallen moet je terug naar begin jaren tachtig. De huurstijging bedraagt 5,4 procent – de hoogste in dertig jaar. En de woningprijzen stijgen met ruim 10 procent volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en ruim 13 procent volgens de Nederlandse Vereniging van Makelaars in het tweede kwartaal van dit jaar. Hoewel huizen niet officieel meetellen voor de inflatie, geven ze wel degelijk een beeld van de opwaartse prijsdruk in Nederland.

Die kan moeilijk zonder gevolgen blijven voor het nieuwe kabinet-Schoof, dat volgende week zijn eerste begroting presenteert. En dat blijft hij dan ook niet. In de conceptversie van de Macro Economische Verkenningen heeft het Centraal Planbureau vorige maand niet alleen prognoses gemaakt voor dit en volgend jaar, maar ook voor de periode 2025-2028. Die laatste zijn redelijk spectaculair, maar krijgen verbluffend weinig aandacht. En die verdienen ze wel. Hier is een greep uit deze prognoses. Voor het perspectief zijn ze vergeleken met hun gemiddelden van de afgelopen twintig jaar:

Het perspectief: een lage economische groei in de komende kabinetsperiode – hoewel we dat al een tijd gewend zijn – bij een relatief hoge inflatie van 2,7 procent en een flinke loongroei. En die laatste twee zijn echt nieuw.

Het door het CPB geschetste perspectief weerspiegelt de situatie waarin we terechtgekomen zijn. De alomtegenwoordige krapte in economie en samenleving zorgt ervoor dat allerlei plannen door capaciteitsgebrek (of dat nu grond is, huisvesting, arbeid of ‘stikstofruimte’) lastig kunnen worden uitgevoerd. Terwijl diezelfde capaciteitsbeperkingen vaak uitmonden in een opwaartse druk op de prijzen, van bijvoorbeeld huizen tot arbeidsloon.

Misschien dat de ‘kleverigheid’ van de inflatie, zoals economen dat noemen, hierop terug te voeren is. En het wordt nog iets ingewikkelder.

Een centrale bank is er om de prijsstabiliteit te bewaken. De rente op de geldmarkt – de prijs van geld – is daarvoor het belangrijkste instrument. Toen de euro werd ingevoerd kwam er één centrale bank te staan boven de nationale centrale banken van de deelnemende landen. Die Europese Centrale Bank hanteert één rentetarief, en van begin af aan was duidelijk dat dit natuurlijk niet precies bij alle deelnemende landen past. Sommige gaan te hard, andere juist niet. De oplossing was, en is, dat de regeringen van die landen zelf moeten ingrijpen als het rentebeleid te streng voor ze is (de rente is te hoog voor hun economische situatie) of juist te soepel: de rente is eigenlijk voor hen te laag.

Hoe zit dat nu en straks met Nederland? Van dat probleem zie je in deze grafiek nu al een beetje de contouren:

Stel nu eens dat de Nederlandse inflatie inderdaad gemiddeld 2,7 procent wordt in de komende vier jaar en dus waarschijnlijk veel hoger blijft dan het Europese gemiddelde. Een nationale centrale bank zou dan de rente relatief hoog houden om naar het doel van 2 procent inflatie te gaan. Maar er is alleen een ECB die let op de gehele eurozone. De gemeenschappelijke ECB-rente is voor ons dan waarschijnlijk te laag.

Zoals gezegd: landen moeten in deze omstandigheden zelf beleid gaan voeren om de overtollige inflatie terug te dringen, want de ECB kan ze niet helpen. Dat betekent volgens het boekje bijvoorbeeld liberalisering en herstructurering van de economie, maar daar is het politieke tij helemaal niet naar. Andere mogelijkheid: door bezuinigingen of lastenverhogingen het begrotingstekort verlagen en de bedrijvigheid drukken, om zo te inflatie te temmen. En dat zonder in een recessie terecht te komen? De inflatie maakt de begroting nog lastiger dan ze al is.