N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Corruptiezaken Maandag begint het proces tegen onder anderen Richard de Mos, die volgens hemzelf slechts aan „ombudspolitiek” deed. Sinds 1990 heeft justitie alle corruptiezaken tegen politici gewonnen.
„U kunt mijn rug op”, riep een strijdbare Richard de Mos in 2017 in de gemeenteraad van Den Haag. Andere partijen hadden hem van cliëntelisme beschuldigd en dat nam De Mos hoog op. Zijn Hart voor Den Haag, toen goed voor drie zetels, deed aan „ombudspolitiek”, zei hij. En niet aan het bevoordelen van sponsoren van zijn partij.
Maandag begint de rechtszaak tegen de Haagse ex-wethouder, zijn collega Rachid Guernaoui (die samen met De Mos in 2019 terugtrad) en geldschieters van zijn partij. Daarbij staat niet alleen De Mos, maar ook zijn ombudspolitiek voor de rechter. Voor het proces heeft de rechtbank Rotterdam de grootste zittingszaal en twaalf zittingsdagen gereserveerd. De zaak tegen Jos van Rey, de voor corruptie veroordeelde Roermondse wethouder, diende in 2016 in dezelfde zaal. De Mos krijgt ook dezelfde rechtbankvoorzitter als Van Rey: Jacco Janssen.
Hij gaat zich buigen over het dossier en de 51 pagina’s die het Openbaar Ministerie aan tenlasteleggingen heeft geproduceerd. Beide voormalige Haagse wethouders worden verdacht van corruptie, meineed, schending van hun ambtseed en van deelneming aan criminele organisaties met zes medeverdachten. Dat zijn voormalig raadslid Nino Davituliani (ook Hart voor Den Haag), de Turks-Nederlandse broers en horeca-ondernemers Erdinç en Atilla Akyol, en drie Haagse vastgoedondernemers – onder wie projectontwikkelaars Edwin Jansen en Michel Zaadhof.
De ondernemers, die meer dan een ton aan donaties en giften aan de partij van De Mos verstrekten, kregen daarvoor volgens het OM concurrentiegevoelige informatie, vergunningen en een voorkeursbehandeling terug. Richard de Mos noemde de aanklacht bij Omroep West vorig jaar een „grof schandaal” en „klinkklare lariekoek”. Hij deed immers gewoon aan ombudspolitiek. Zijn advocaat Peter Plasman: „Voor De Mos is dat: ‘Mijn telefoon gaat, ik hoor een probleem en ik los het op.’”
De tenlasteleggingen vertellen een verhaal dat veel verder gaat dan De Mos als probleemoplosser. Bij Hart voor Den Haag was het volgens het OM ‘voor wat hoort wat’. Onder het mom van ombudspolitiek werden ondernemers die de partij geld gaven geholpen aan informatie die voor anderen niet toegankelijk was.
Zo kregen Jansen en Zaadhof in de zomer van 2018 het toen nog vertrouwelijke collegebesluit toegespeeld over de gebiedsontwikkeling rond het meer dan 200 miljoen euro kostende cultuurcomplex Amare. Atilla Akyol ontving voorinformatie over een nachtvergunning voor zijn zalencentrum. De tenlastelegging houdt daar niet op: Akyol had een pistool met 36 kogels in huis. Ook zou hij samen met zijn broer Erdinç stemmen hebben geronseld voor de partij van De Mos.
Het OM wil de tenlastelegging niet toelichten. Een woordvoerder: „De zaak dient eerst aan de rechter te worden voorgelegd. Daarop kunnen we niet vooruitlopen.”
‘Barbertje moet hangen’
Jos van Rey zei in 2016 in de Rotterdamse rechtszaal: „Barbertje moet hangen.” De Mos noemt de zaak tegen hem „een politieke karaktermoord (…) die zijn weerga niet kent”. Temeer daar het OM volgens De Mos „helemaal niets”, geen enkel bewijs, tegen hem heeft. Hij gaat maandag met een gerust hart naar Rotterdam.
Advocaat Plasman beaamt dat. Hij zegt te begrijpen dat er een zaak tegen De Mos is begonnen. Het strafdossier laat volgens hem zien dat er aanvankelijk een redelijke verdenking was. Nog voor de invallen werden er telefoons getapt en daarop hoorden opsporingsambtenaren Erdinç Akyol „van alles roepen”, vertelt Plasman. „Dat er steekpenningen werden betaald, dat ze De Mos in hun zak hadden. Tegelijk kwamen er tips binnen dat De Mos werd omgekocht.”
Het was grootspraak van Akyol, zegt de advocaat. „Het bewijs tegen De Mos is verdampt”, Akyol bleek „een mafkees” en mogelijk belastende informatie was terug te voeren op „geruchten”. Vervolgens durfde het OM volgens Plasman niet te erkennen dat justitie ten onrechte het stadsbestuur van Den Haag had laten omvallen door De Mos en Guernaoui aan te pakken. „Het OM is wel vaker een trein die niet meer te stoppen is. Er zit geen rem op.”
In Nederland mogen personen en bedrijven politieke partijen financieel ondersteunen. Luisteren naar burgers en ondernemers geldt als een politieke deugd. Maar als na donaties wederdiensten volgen, wordt het delicaat. Plasman: „De rechter zal toetsen of er een verband is tussen de betalingen aan de partij en de besluiten en acties van De Mos als wethouder. Ik heb die causaliteit niet gezien in het dossier.”
Op zitting wint justitie altijd
Uit eerdere corruptiezaken volgt een voor Richard de Mos en Rachid Guernaoui sombere conclusie: als het OM politici voor de rechter brengt vanwege corruptie-verdenkingen volgt steevast een veroordeling, blijkt uit een inventarisatie.
Cijfers over aantallen corruptie-onderzoeken bij politici zijn niet publiekelijk beschikbaar. NRC inventariseerde daarom zelf alle corruptieonderzoeken die de Rijksrecherche, voorafgaand aan de zaak-De Mos, deed naar wethouders, burgemeesters, provinciebestuurders en raadsleden. Van de vijfentwintig onderzoeken sinds 1990 kwamen er veertien op zitting. Die eindigden allemaal in een veroordeling. Van de veroordeelde politici waren er zeven van de VVD, drie van het CDA, drie van de PvdA en een van een lokale politieke partij.
In één zaak ontsloeg de rechtbank een wethouder van strafvervolging voordat de zaak op zitting kwam. Het parket in Maastricht had zijn dossier bijna vier jaar op de plank laten liggen. De overige tien onderzoeken werden door het OM zelf geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Het ging daarbij vaak om korte, oriënterende onderzoeken die de Rijksrecherche deed op verzoek van het lokale bestuur.
Opvallend is dat driekwart van alle door de rechter veroordeelde politici uit Limburg komt. Het gros daarvan dateert uit de jaren negentig toen de Rijksrecherche veelvuldig onderzoek deed in die provincie. Daar kwam later de zaak tegen Jos van Rey nog bij.
Heel vervelend
Op dinsdag 1 oktober 2019 doorzocht de Rijksrecherche de woningen van De Mos en Guernaoui en hun werkkamers in het stadhuis. Sindsdien houdt de zaak de Haagse politiek in haar greep. De gemeenteraad nam vorig jaar unaniem een motie aan waarin staat dat de „aanhoudende onduidelijkheid over deze zaak de Haagse politiek en de lokale democratie schaadt”. Tegen de NOS zei burgemeester Jan van Zanen: „Ik vind het heel vervelend, to put it mildly, dat we nog steeds niet weten wat er aan de hand is. Ik heb er verschillende keren over gesproken met de hoofdofficier van justitie en de top van het Openbaar Ministerie. Ik heb gezegd: maak haast.”
Lees ook dit artikel uit 2019: Corruptie-onderzoek legt bom onder stadsbestuur Den Haag
Gemiddeld zit er bijna twee jaar tussen het begin van een corruptieonderzoek naar een politicus en de start van een rechtszaak (of een seponering), blijkt uit de inventarisatie van NRC. De Roermondse wethouder Jos van Rey moest 27 maanden wachten op de inhoudelijke behandeling van zijn zaak, de Noord-Hollandse ex-gedeputeerde Ton Hooijmaijers 44 maanden en voormalig wethouder Sjoerd Swane van Maarssen 55 maanden.
Volgens vaste rechtspraak geldt dat de behandeling van de zaak op zitting binnen twee jaar dient te zijn afgerond met een vonnis. Wie langer moet wachten dan 24 maanden krijgt in de regel korting op zijn eventuele straf. Een overschrijding van de redelijke termijn met zes tot twaalf maanden kan een strafvermindering van 10 procent opleveren.
Ook de publiciteit rond een onderzoek is voor rechters een reden om milder te straffen.
De Mos en Guernaoui moesten 36 maanden wachten op de eerste zittingsdag bij de rechtbank. In hun zaak is de redelijke termijn dus overschreden, tenzij justitie aannemelijk maakt dat er bijzondere omstandigheden zijn. Te verwachten is dat aangevoerd wordt dat het om een ingewikkelde zaak gaat en dat coronabeperkingen sinds maart 2020 voor vertraging hebben gezorgd.
Ook de publiciteit rond een onderzoek is voor rechters een reden om milder te straffen. Dat bleek in 2012 uit onderzoek van jurist Anne de Groot. Zij analyseerde vijfhonderd strafuitspraken waarin de media een rol speelden en ontdekte dat rechters lager straffen naarmate er meer publiciteit is. De redenering is dat publiciteit schadelijk is en consequenties heeft voor een verdachte, ook nadat de straf is uitgezeten. Ton Hooijmaijers kreeg een lagere straf mede omdat de rechter vond dat hij en zijn gezin „door de grote media-aandacht voor het strafrechtelijk onderzoek en het strafproces getroffen” waren.
Daar staat tegenover dat de corruptiewetgeving afgelopen jaren is verscherpt. De affaires in Limburg in de jaren negentig leidden al tot strengere wetgeving en in 2015 zijn de regels verder toegespitst. De wet biedt nu extra ruimte voor onderzoek en vervolging – en voorziet in strengere straffen. Zo is de maximum celstraf voor corrupte politici verhoogd van zes naar acht jaar.
Grof in de mond
De perfecte score van het Openbaar Ministerie – 100 procent veroordelingen bij corruptieprocessen tegen politici – eindigt bij De Mos, voorspelt advocaat Plasman. „Maar uiteindelijk is het aan de rechter uiteraard.”
Aan de vooravond van de inhoudelijke behandeling zegt de advocaat dat de zaak „veel en veel te groot” is gemaakt. Plasman: „Dat De Mos zich soms onhandig heeft uitgedrukt, dat geeft hij toe. Hij is grof in de mond. Loopt te vloeken. Doet zich soms mooier voor dan hij is. Dat noemt-ie shinen. Hij zegt ook in taps: ‘Dat plan van jou wordt wel mijn plan hoor, daar wil ik mee naar buiten treden.’ Deze uitlatingen zijn achteraf gezien niet meteen handig, maar tegelijk is het ook hoe politiek werkt.”
Politici trekken immers graag successen naar zich toe, zegt Plasman. Het dossier van zijn cliënt geeft „een inkijkje in hoe het politiek bedrijf werkt. Niet alleen van De Mos, maar ook van anderen in Den Haag. En ongetwijfeld ook elders in het land.”