In Rio en Malmö bloeit een voetbal dat radicaal breekt met de doctrines van Cruijff en Guardiola

In de voetbalwedstrijd Malmö FF – Halmstads BK, begin juli in de Zweedse Eredivisie, lijkt voor de thuisclub alles fout te gaan. De spelers doen vrijwel alles wat coaches ze hebben afgeleerd vanaf het moment dat ze als kind de vrolijke chaos van het straatvoetbal verruilden voor de structuur van een voetbalteam.

Trainers instrueren voetballers traditioneel om positie te houden, maar de Malmö-spelers laten hun posities juist los; de linksback staat soms in de spits, de centrale verdediger rechtsbuiten, de centrale middenvelder tegen de zijlijn. In balbezit hoor je uit elkaar te bewegen, het veld groot te maken zoals dat heet, maar de Malmö-spelers maken het veld dan juist klein. Als een teamgenoot de bal heeft, bewegen ze naar hem toe.

Ze laten niet ‘de bal het werk doen’, maar bewegen zélf, zonder duidelijke patronen. En ‘restverdediging’, voldoende verdedigers achter de bal houden om een tegenaanval op te vangen? Soms blijft alleen de keeper achter, omdat de ene verdediger bijna rechtsbuiten staat en de ander zo’n zeventig meter van zijn eigen doel.

Toch kijkt Malmö-trainer Henrik Rydström tevreden toe. Zijn spelers doen precies wat hij wil. Dit is hoe voetbal gespeeld moet worden, vindt Rydström – in ieder geval sinds hij een paar jaar geleden op Twitter een filmpje zag dat zijn ideeën over het spel op z’n kop zette. En niet alleen zíjn ideeën, langzaam raken innovatieve trainers van grotere clubs óók geïnspireerd.

Gaudí van het voetbal

Voetbal is een sport van tactische tijdperken: hoe teams voetballen, wordt beïnvloed door de dominante voetbalideeën van die tijd. Tactische revoluties zijn zeldzaam; doorgaans verandert het spel stap voor stap door vernieuwende trainers die de tegenstander met een fris idee te slim af willen zijn.

Wat dat betreft was niemand de afgelopen decennia bepalender dan Pep Guardiola. Als middenvelder maakte hij begin jaren negentig furore bij het Barcelona van Johan Cruijff; als trainer kneedde en moderniseerde hij Cruijffs leerstellingen tot een superieur tactisch gedachtegoed. Vanaf zijn aantreden als trainer van Barcelona in 2008 tot nu, als trainer van het Manchester City, zijn Guardiola’s ideeën steeds dominanter geworden – zodat in teams over de hele wereld zijn hand zichtbaar is.

Guardiola staat in de traditie van het positiespel, een manier van voetballen die draait om vaste posities en ruimtes die door een team gecontroleerd moeten worden. Zijn denken ligt daarmee in het verlengde van de ‘Hollandse School’, gevormd door het Totaalvoetbal waarmee Nederland in 1974 de wereld veroverde, de basis waarmee tot op de dag van vandaag jonge Nederlandse voetballertjes worden opgeleid.

Pep Guardiola geeft uitleg bij een plaatselijke supportersclub als coach van Bayern München in 2015.
Foto Alexander Hassenstein

Positiespel is een voetbal van orde. Spelers hebben bepaalde posities, zoals linksback, rechtsbuiten en centrumspits, die gekoppeld zijn aan ruimtes op het veld. Door de bal tussen de ruimtes te laten bewegen zoeken ze naar mogelijkheden om tegenstanders te omspelen – in trainersjargon: de ‘bal doet het werk’. In balbezit maken teams het veld ‘groot’ en voorkomen ze wat vanaf de jongste pupillen ‘kluitjesvoetbal’ genoemd wordt. Bij balverlies ‘knijpen’ ze naar binnen en proberen ze de ruimtes van de tegenstander klein te maken.

Om de juiste afstanden en posities te bewaren trainde Sacchi begin jaren negentig met touwen tussen zijn spelers. Cruijff wilde dat er overal op het veld driehoekjes ontstonden tussen zijn spelers. Daardoor zou er altijd een vrije man zijn die aangespeeld kon worden.

In Guardiola’s teams, en in de vele teams die hij inspireerde, is dit terug te zien: op bijna mechanische wijze bewegen de spelers op het veld, waarbij de onderlinge afstanden vaak hetzelfde blijven en overal driehoekjes zichtbaar zijn. Spelers zorgen er altijd voor dat de ruimtes gecontroleerd worden: als een linksback aanvalt, dan moet iemand anders zijn positie overnemen.

De nadruk op geometrische structuren maakte van Guardiola een soort Gaudí, schreef de Spaanse journalist Marti Perarnau in een boek over hem. Elk mozaïekstukje moet precies op een ander passen om het kunstwerk te laten slagen. Wanneer een stukje afwijkt, moet het gecorrigeerd worden. Zo was Thierry Henry als linksbuiten van Barcelona het tijdens een wedstrijd eens zat om te moeten wachten tot de bal zijn kant op kwam. Hij besloot zijn positie los te laten, kwam naar de bal toe, scoorde – en kreeg vervolgens op z’n kop van trainer Guardiola. Iedereen moet in positie blijven, zei de coach enkele jaren geleden. „Het is niet goed als je veel beweegt.”

Hoewel de uitvoering verschilt, zijn vrijwel alle moderne (top)trainers in meer of mindere mate schatplichtig aan het positievoetbal van Guardiola. „Pep’s discipelen”, kopte het Britse voetbalblad FourFourTwo recent op de cover, met foto’s van vijf toptrainers, onder wie Arne Slot. Van voormalig Barcelona-trainer Xavi tot de Duitser Thomas Tuchel, van Spurs-trainer Ange Postecoglou tot Arsenal’s Mikel Arteta: allen volgen zij de principes van het Guardiola-voetbal.

Maar de laatste jaren klinkt er kritiek. Die richt zich niet zozeer op Guardiola, maar vooral op de homogeniteit van het voetbal dat het Guardiola-tijdperk wereldwijd heeft opgeleverd.

Zo constateerde de Argentijnse trainer Mauricio Pochettino toen hij in 2023 na een afwezigheid van vier jaar terugkeerde in de Premier League dat de teams allemaal op elkaar zijn gaan lijken. Het spel in Engeland was er beter door geworden, zei Pochettino, maar het verloor door de uniformiteit ook zijn aantrekkingskracht.

Alles is nu geglobaliseerd, constateerde ook Juanma Lillo na het WK 2022. Lillo is een voor het grote publiek vrij onbekende Spaanse trainer die van grote invloed was op Guardiola en hem momenteel assisteert bij City. „Of je nu naar trainingen kijkt in Noorwegen of Zuid-Afrika, het is allemaal hetzelfde.” Trainers hadden een „ondraaglijke invloed” gekregen door hun begrip van het spel aan spelers op te dringen. „Terwijl het zou moeten gaan om hoe spelers het spel begrijpen”. Hij was, vertelde Lillo tegen The Athletic, als een “berouwvolle vader”. „We realiseren ons niet welke puinhoop we ervan gemaakt hebben.”

Dus wat als je het positiespel grotendeels loslaat en op een heel andere manier gaat voetballen?

Georganiseerde chaos

Malmö-trainer Rydström was geen bijzonder innovatieve of creatieve voetballer. Als middenvelder van het Zweedse Kalmar FF, een modale club die incidenteel Europees voetbal speelde, moest hij het hebben van zijn inzet. Behalve loyaliteit aan die club, hij speelde er twintig jaar, viel vooral zijn achtergrond als marxistisch literatuurstudent op.

Ook als beginnend trainer leek hij weinig revolutionair, zowel qua ideeën als resultaten. Het leidt dan ook tot twijfels als hij eind 2022 trainer wordt van Malmö FF, één van de grootste clubs van Scandinavië.

Rydström wil er aanvankelijk positiespel spelen, met spelers die in balbezit het veld groot maken en bij balverlies compact spelen. „In Zweden hebben we het over een bloem die zich opent”, vertelt hij in de persruimte van het stadion. Maar als hij tijdens de eerste trainingen naar zijn spelers kijkt, constateert hij dat velen te traag zijn om de bloem snel genoeg open en dicht te laten klappen.

Rond diezelfde tijd stuit hij op het Twitter-account van Jamie Hamilton. De Schotse voetbalblogger deelt al langer beelden van Fluminense, een Braziliaanse topclub die dan wordt gecoacht door Fernando Diniz. Rydström: „En ik dacht: wat ís dit?” Hij laat de filmpjes aan Malmö-aanvoerder Anders Christiansen zien en vraagt: kunnen wij dit ook?

Fluminense speelt een voetbal dat heel anders is dan Rydström en zijn aanvoerder kennen. Spelers lijken amper aan posities gebonden te zijn en zijn in hun bewegingen veel vrijer. Het is weinig gestructureerd, maar het is ook geen totale anarchie: ze spelen als een soort georganiseerde chaos, gebaseerd rond spelprincipes in plaats van posities. Zo maken de spelers in balbezit het veld juist klein, door zich naar de speler met de bal toe te bewegen. In die drukte, ‘overloads’, spelen ze snelle, korte passjes, waarbij spelers continu bewegen – maar niet volgens vooraf afgesproken patronen. Als een zelforganiserende zwerm bijen bewegen ze over het veld. Rydström geniet ervan. „Ze kwamen samen en speelden.”

‘Relationisme’, noemde Hamilton die manier van voetballen in een geruchtmakend blog: een speelstijl die draait om de onderlinge relaties tussen spelers op het veld in plaats van om vaste posities. Dat relationisme plaatst hij tegenover het ‘positionisme’ of positiespel dat in Europa dominant is.

Hoewel de term nieuw is, constateert Hamilton dat de traditie is terug te voeren tot de jaren dertig. Toen vlogen Centraal-Europese trainers uit over de wereld om een veel dynamischer voetbal te propaganderen dan het traditionele Engelse. Trainers als de Hongaren Dori Kürschner en later Bela Guttmann mengden die ideeën in Brazilië met de traditie van het dynamische straatvoetbal. Het resultaat was veel expressiever dan het statische voetbal dat de meeste Europese teams speelden.

Spelersrollen worden met relationisme belangrijker dan vaste posities. Spelers krijgen vrijheid, maar hebben wel bepaalde taken en verantwoordelijkheden. Ze bewegen zich intuïtiever, maar altijd in relatie tot hun teamgenoten. Het maakt voetbal onvoorspelbaarder; uit elke interactie tussen spelers kan iets nieuws ontstaan.

Maar hoe leer je die manier van voetballen aan spelers die gevormd zijn door positiespel?

Niklas Moisander had twintig jaar wedstrijden gewonnen door het spel groot te maken. Dat, vertelt de 38-jarige oud-Ajacied die nu voor Malmö speelt, was zijn intuïtie geworden. Hij was gewend om als centrale verdediger het spel van de ene naar de andere flank te verleggen, altijd waren daar genoeg teamgenoten die hun posities hadden gehouden.

Dus als Rydström iets heel anders vraagt, worstelt Moisander aanvankelijk. Maar na een goed gesprek, veel trainingen en het bekijken van veel videobeelden is het „in mijn hoofd gekomen”. „Ik zie dat de spelers aan de linkerkant blijven, dus zoek ik dáár de oplossingen.” Inmiddels geniet Moisander ervan. „Het is léuk om zo te voetballen”, zegt hij. „We hebben veel vrijheid om zelf keuzes te maken in het veld.”

Dat vraagt wel veel van voetballers, erkennen hij en Rydström. Om op gevoel te spelen heb je je hoofd nodig. Spelers moeten snel en slim zijn in hun beslissingen, voortdurend oplossingen vinden in kleine ruimtes. En ze moeten direct kunnen reageren en zelfs anticiperen op de beslissingen van teamgenoten en de ruimtes die zij innemen.

Geen anti-Guardiola

Rydström, zegt Moisander, „is geen dictator”. Doordeweeks traint Malmö volgens de ideeën van Rydström, worden de onderlinge relaties gevormd. „Maar voor de wedstrijd geeft hij geen duidelijke instructies dat je bepaalde dingen niet of juist wel móet doen.” Tijdens de wedstrijd tegen Halmstads valt op dat Rydström geen moment schreeuwend langs zijlijn staat om instructies te geven. Soms roept hij een speler bij zich: om vragen te stellen over de wedstrijd en vervolgens mee in gesprek te gaan.

Veel trainers hebben de „illusie van controle”, zegt Rydström zelf. Ze willen exact dicteren waar spelers moeten staan. Voor Rydström zijn vooral de spelprincipes „niet-onderhandelbaar”. Bijvoorbeeld om te zoeken naar diagonale passes door de linies van de tegenstanders. En door met een ‘overload’ aan één flank de tegenstander uit hun normale posities te lokken en ze dán overhoop te spelen.

Malmö FF-trainer Henrik Rydström bij het met 2-1 gewonnen competitieduel tegen IFK Norrköping.
Foto Mathilda Ahlberg/Bildbyran

Door een enkele veldspeler aan de andere flank te houden, kan het spel ook verlegd worden naar een gebied waar heel veel ruimte is. Wordt de bal in de drukte verloren, zegt hij, dan kunnen ze hem ook makkelijker weer terugwinnen. Maar in de uitvoering van die principes hebben spelers veel vrijheid. Het gaat erom, zegt Rydström, een kader te creëren waarbinnen spelers de ruimte hebben voor hun eigen creativiteit, expressie en initiatief.

Toch maakt hem dat nog geen anti-Guardiola. „Wat hij elk jaar doet is fucking amazing”, zegt de Zweed. Relationisme is een inspiratie, maar Malmö speelt nog niet zo vrij als het Fluminense van Diniz deed. Zeker de opbouw van achteruit is gestructureerd. En tijdens delen van de wedstrijd spelen ze wel degelijk een positiespel.

Het toont hoe ‘positionisme’ en ‘relationisme’ meer een spectrum vormen dan een dichotomie. En na jaren waarin de meeste teams zeer nadrukkelijk aan de ene kant zaten, bewegen innovatieve teams in het Europese voetbal zich een beetje naar de andere kant, naar een vrijer, expressionistischer voetbal. Dat was afgelopen seizoen onder meer te zien bij kleinere teams als het Italiaanse Monza, en bij Hongarije op het EK.

Ook bij grotere clubs passen jonge, creatieve trainers relationistische principes toe in hun teams. In Italië boekte het Bologna van trainer Thiago Motta daar afgelopen jaar succes mee. Hij omschreef zijn stijl als „een mix van positioneel en relationeel voetbal. Beslissingen [op het veld] zijn het resultaat van een collegiaal proces.”

Spelers hadden in zijn team amper vaste posities. De Nederlandse spits Joshua Zirkzee, inmiddels verkocht aan Manchester United, zwierf over het hele veld, net als de centrale verdedigers. De keeper schoof vaak als extra verdediger in. Waar Rydström en Diniz bewust drukte willen aan de flanken, deed Bologna dat in de as van het veld. Het leverde de club voor het eerst kwalificatie in de Champions League op – en Motta een transfer naar de Italiaanse topclub Juventus.

En weinig clubs waren afgelopen seizoen zo sterk als het Bayer Leverkusen van Xabi Alonso. Onder leiding van de Spanjaard, die nog onder Guardiola heeft gespeeld, bleven de Duitsers 51 wedstrijden ongeslagen. Ze deden dat met een tactiek waarin ze in balbezit amper een vaste formatie met vaste posities hadden. Spelers bewogen zich vrijer over het veld, wat het voetbal onvoorspelbaarder en moeilijker te bespelen maakte. Ze zochten overloads aan de flanken. Maar ze konden ook terugvallen op een positiespel dat op Guardiola geïnspireerd is. En net als bij Malmö verliep hun opbouw volgens bepaalde patronen.

Leverkusen inspireert Malmö-trainer Rydström. De mix van positionisme en relationisme heeft zijn voorkeur, vertelt hij. Ook omdat spelers van nature neigen naar de speelstijl waarin ze zijn opgegroeid, is zijn ervaring. Het lossere Braziliaanse voetbal is moeilijker te implementeren met voetballers die structuur gewend zijn. Zoals Braziliaanse straatvoetballers meer moeite hebben met vaste posities.

Als het tijdens een wedstrijd stroef loopt, vallen spelers terug in oude, positionele patronen, zegt Rydström na de wedstrijd tegen het stugge, defensieve Halmstads. Soms begonnen ze zelfs de lange bal te spelen. „Wáárom?”, zegt hij gefrustreerd. Tegelijkertijd, erkent hij, maakten die grotere ruimtes het voor Halmstads ook moeilijker om te verdedigen.

Malmö scoort in de tweede helft uiteindelijk drie keer, wint met 5-1, en is daarmee hard op weg naar de tweede landstitel op rij. Het is, zegt Rydström, een goede gelegenheid om ze nog eens in te prenten wat hij van ze verwacht: voetbal dat „dichterbij de kern” van het spel komt. Een spel van expressie, dat initiatief bij voetballers legt. „Betrokkenheid motiveert mensen. Dus óók voetballers”.