Het personeel van de staalfabriek is als familie. Letterlijk. „Je werkt er zelf of bent getrouwd met iemand die er werkt”, zegt Barbara Evans. Ze werkt al 29 jaar bij de Tata-fabriek in Port Talbot, een stadje in Wales. Haar man werkt er. Haar zwager. En tot een paar maanden geleden haar schoonvader.
Maar haar kinderen? Die niet. Toen haar dochter drie, vier jaar geleden een studierichting moest kiezen maakte ze haar ouders duidelijk dat zij níet de industriële, technische kant op ging. „Geen schijn van kans, zei ze, want zoals het nu gaat is het niet houdbaar. Dat zag ze dus toen al.”
Inderdaad is de toekomst van de Tata-fabriek, gelegen in een baai aan de zuidkust van Wales, onzeker. Onlangs maakten de Indiase eigenaren van Tata Steel en de Britse handelsminister bekend afspraken te hebben gemaakt over vergroeningsmaatregelen. De overheid zou 500 miljoen pond (ongeveer 575 miljoen euro) bijleggen bij een investering van 750 miljoen pond van Tata, om de overgang te maken van de huidige twee traditionele hoogovens die op steenkool draaien naar één elektrische smeltoven. Het zou de jaarlijkse hoeveelheid CO2-uitstoot van het Verenigd Koninkrijk met 1,5 procent verminderen – de Tata-fabriek is één van de grootste vervuilers van het land.
Alleen: dit was buiten de vakbonden gerekend. Binnen de staalsector zijn die nog altijd sterk georganiseerd en aan hen was niets gevraagd. Door de vernieuwingen zouden zo’n drieduizend van de in totaal achtduizend banen bij Tata Steel VK verdwijnen. Het overgrote deel van de ontslagen zou in Port Talbot vallen, waar Tata ongeveer vierduizend werknemers heeft. Nijdige reacties van de bonden waren het gevolg en Tata stelde een officiële persconferentie over de plannen tot nader order uit.
Sinds de aankondiging hangen onrust en onzekerheid in de lucht in Port Talbot. „Iedereen praat alleen maar hierover. Mensen maken zich zorgen over hun hypotheek, over hun kinderen, over hun toekomst”, zegt Barbara Evans, ze werkt als leidinggevende bij de afdeling voor energievoorziening en is vertegenwoordiger bij vakbond Community. Vorige week nog had ze sollicitatiegesprekken met externe kandidaten, maar dat voelde totaal nutteloos met al die banen op de tocht. „Vanmorgen kreeg ik een mail van de personeelsafdeling, of we die en die een baan kunnen aanbieden. Ik dacht alleen maar, waarom zouden we?”
Bruinoranje stof
Het stadje Port Talbot ademt staal. Het koffietentje waar Evans wil afspreken heet de Steel Town Coffee Company. De kapperszaak even verderop: Steel Barbers. En achter de ruiten in de winkelstraat hangen A4’tjes waarin kleine ondernemers hun steun uitspreken voor de vakbonden: ‘Support UK Steel.’
Heel anders dan bij de Nederlandse publieke discussies de afgelopen jaren rond de Tata-fabriek in IJmuiden spelen de overlast voor omwonenden en de negatieve gevolgen voor hun gezondheid hier amper een rol. Ook al zitten de raamkozijnen van de huizen pal tegenover het fabrieksterrein onder een laag bruinoranje stof, net als de velgen van de auto’s geparkeerd in de straten.
’s Nachts is de vervuiling het ergst, zegt buurtbewoner Paul Sergent, want de hoogovens draaien dag en nacht door. „Als je ’s ochtends opstaat is er weer een nieuw laagje stof bij gekomen.” Hij staat buiten de supermarkt met zijn hondje op zijn vrouw te wachten maar hij woont daar om de hoek, wijst hij, pal onder de rook van het fabrieksterrein. Je voelt het aan je longen, zegt Sergent. Al had hij daar toch al last van, want hij werkte vroeger in de mijnen.
Sergent zou het beter vinden als de fabriek helemaal dicht gaat, zegt hij eerlijk. „Het kan zo niet doorgaan. Mijn kleinkinderen wonen hier, het is beter voor hun toekomst.” Al heeft hij wel sympathie voor de werknemers. „Voor hen zou sluiting het ergst zijn. Maar we moeten toch op één of andere manier voor onze aarde zorgen.”
Sergent is met zijn opvatting in Port Talbot in de minderheid. In Nederland organiseerde Greenpeace allerlei acties om Tata IJmuiden te laten vergroenen, en de uitstoot van broeikasgassen en de hoeveelheden gevaarlijke metalen in neergedaald stof te verminderen. Hier in Wales voeren milieuorganisaties helemaal geen campagnes. „Er is onvoldoende steun voor onder de lokale bevolking”, zegt een woordvoerder van Greenpeace Verenigd Koninkrijk.
Intussen neemt het aandeel polycyclische aromatische koolwaterstoffen – afgekort PAK’s, de stoffen die ook in IJmuiden een probleem vormen – in de lucht juist toe. In 2021 was de concentratie PAK’s bijna drie keer zo hoog als in 2020, staat in een onderzoek van de gemeente naar de luchtkwaliteit in Port Talbot. En met 0,48 nanogram per kubieke meter is de concentratie ook hoger dan de landelijke richtlijn, die is 0,25 nanogram per kubieke meter. „De toezichthouder werkt samen met Tata om dit probleem aan te pakken”, schrijft de gemeente. De concentraties fijnstof, cadmium, benzeen en lood gemeten in de lucht rond het fabrieksterrein zijn hoger dan in de rest van het land, maar vallen wel binnen de landelijke richtlijnen.
Staal is nodig
„De vervuiling is de prijs die we betalen om hier te kunnen leven”, vindt Gayle Parker. „Wie daar problemen mee heeft, kan misschien beter verhuizen.” Parker runt Dinner Jackets, een kleine koffie- en delicatessenzaak in de woonwijk tegenover Tata Steel. Er staan drie tafeltjes binnen, aan eentje zitten klanten. De vitrine ligt vol broodjes, aardappels en smeersels. Op de gevel van haar hoekpand staan afbeeldingen van aardappels in smoking.
Zonder Tata kan zij ook wel opdoeken, zegt Parker, zo veel van haar klanten werken bij de fabriek of hebben Tata als belangrijkste opdrachtgever voor hun onderneming. „En dat geldt voor iedereen hier. Mijn dochter heeft een kapsalon. Haar klanten begonnen ook al over de ontslagen, zij kunnen hun knipbeurt niet meer betalen als die plannen doorgaan.”
Natuurlijk vindt ook Parker het belangrijk dat er iets tegen klimaatverandering gebeurt, maar niet tegen elke prijs. „We hebben als land toch een staalindustrie nodig? We moeten staal kunnen produceren voor ons defensiematerieel. Dat lukt nooit helemaal zonder uitstoot.” En Tata doet al wat het kan om vervuiling tegen te gaan, zegt ze, het regent veel minder vaak stof dan een paar jaar geleden. En het bedrijf biedt burgers compensatie aan voor de overlast: zo kunnen ze 250 pond (290 euro) claimen om hun auto te laten schoonmaken en zijn er ook vergoedingen voor schade aan huizen en ramen.
Maar stel nou dat omwonenden hier ook gemiddeld 2,5 maand korter te leven hebben, net zoals onderzoeksinstituut RIVM dat berekende voor IJmuiden? Parker: „Er wonen hier veel ouderen, dus dat zal wel meevallen. We hebben de fabriek gewoon nodig om deze regio levend te houden.” De salarissen van werknemers bij de fabriek liggen 36 procent hoger dan het regionale gemiddelde. En naast de vierduizend ‘eigen’ banen biedt Tata inderdaad ook indirecte werkgelegenheid: tussen de acht- en negenduizend zelfstandig ondernemers werken op contractbasis. Dan steekt Tata nog zo’n 2 miljard pond in de lokale economie, door belastingen en het steunen van bijvoorbeeld lokale sportclubs en scholen.
Port Talbot lijdt verlies
De betrokken vakbonden, onder meer Unite en Community, erkennen intussen wel dat verduurzaming van de staalproductie nodig is. In reactie op de deal van Tata en de Britse regering komen ze binnenkort met een eigen plan voor Port Talbot, dat op een „rechtvaardige transitie” moet neerkomen. Waarschijnlijk stellen ze onder meer voor dat één van de twee hoogovens nog tien jaar blijft draaien en dat er een nieuwe smeltoven op elektriciteit bij komt.
Wil Tata Steel echt zo graag vergroenen? Dat is niet het hele verhaal, zegt vakbondsvertegenwoordiger Stephen Davies. Hij is van vakbond Unite en werkt al vijfenveertig jaar bij de staalfabriek. „Ik noem het altijd een shithole, maar dan wel het beste shithole dat me is overkomen in mijn leven.” Hij begon ooit als lasser. Zijn ouders werkten er, zijn zoon werkt er nu.
Het probleem is, zegt Davies, dat Tata in Wales al jaren verlies draait. Uitgezonderd het jaar vlak na de coronacrisis, toen de vraag hoog was en de energieprijzen nog relatief gunstig. Davies: „Bij de eerste bekendmaking van hun plannen hoorden we dat ze misschien staalrollen en platen uit India of Nederland hierheen willen halen. Dan heeft hun aankondiging dus niets met groener staal te maken. Dit plan is gewoon omdat ze het weglekken van geld niet meer kunnen volhouden.”
In het derde kwartaal van dit jaar leed Tata Steel een verlies van 135 miljoen pond (155 miljoen euro) op de fabriek in Wales, dat is bijna 1,5 miljoen pond per dag. Dus de eigenaren in India moesten iets. In de Financial Times dreigde Tata vorig jaar al dat ze de fabriek zonder staatssteun misschien wel helemaal zouden moeten sluiten.
Verplicht Brits staal
De hoge energieprijzen dragen bij aan de verliezen, maar volgens de bonden is het vooral het structurele uitblijven van investeringen en het ontbreken van een lange-termijnplan waardoor Port Talbot slecht draait. Al jaren zijn ze pleisters aan het plakken, zegt Davies. Als voorbeeld geeft hij de laad- en losapparaten in de haven. Daar hadden ze er drie van, maar eentje is al maanden kapot. „Die hangt nog steeds aan het eind van de pier omdat het fatsoenlijk ontmantelen en verwijderen van het apparaat te duur is.”
Natuurlijk is de 1,25 miljard pond die Tata en de Britse overheid samen willen investeren bij lange na niet genoeg, zegt Davies ook. Vakbond Unite komt op een benodigd bedrag uit van 1 miljard pond per jáár, en dat twaalf jaar lang, om de productie te vergroten en tegelijk te verduurzamen. En Unite wil de landelijke aanbestedingsregels veranderen, zodat bij publieke projecten verplicht Brits staal moet worden gebruikt. Maar 12 miljard is wel erg hoog gegrepen: oppositiepartij Labour zou bereid zijn om 3 miljard pond in de hele Britse staalsector te steken.
De werknemers in Port Talbot voelen zich in de steek gelaten, zegt ook manager Barbara Evans, zeker in vergelijking met andere landen waar Tata zit. „Bij ons lopen geen experimenten met vooruitstrevende technologieën, wij krijgen geen geld voor onderzoek. In Nederland, Spanje, Duitsland, overal gebeurt wel iets, maar hier niet.” In IJmuiden ligt bijvoorbeeld een plan voor een installatie die op waterstof moet gaan werken.
Al in 2014 was haar afdeling een nieuwe energiecentrale beloofd, vertelt Evans, maar die is er nooit gekomen. „We hadden al tekeningen van waar de meldkamer zou komen, ze hadden geld uitgegeven aan nieuwe bekabeling. Toch ging het ineens niet door. Een verklaring heb ik er nooit voor gekregen.” Ze werken met technieken en machines uit de jaren vijftig, vertelt ze. „We hebben twee industriële dynamosets. Er staat precies zo eentje in het museum verderop in Swansea.”