In Philipp Oehmkes Duitse familieroman staat het verwijt van collectieve schuld tegenover identiteitspolitiek en cancel culture

Philipp Oehmke is een succesvolle verslaggever die in Amerika werkte en een boek publiceerde over de oude punkband Die toten Hosen. Nu schreef hij een roman over een Duits gezin dat er niet in slaagt om open met elkaar te communiceren en zich kenmerkt door ‘fake-relaties’, zoals een schoondochter opmerkt.

De persoonlijke zielenroerselen en geheimen worden aanvankelijk overschaduwd door de verdenking dat de hippe, queer Berlijnse boekwinkel van Karolin Schönwald door grootvaderlijk nazigeld mogelijk is gemaakt: ‘Kapitaal dat door nazihanden was gegaan en in die handen was gegroeid’. Deze verdachtmakingen van woke demonstranten brengen de familie dichter bij elkaar, de rijen worden gesloten en het geweten wordt gesust. Men leeft in illusies en in de eigen bubbel verder.

Het wederzijdse onbegrip tussen demonstranten en de familie Schönwald is groot: tegenover identiteitspolitiek en cancel culture staat het verwijt van collectieve schuld. Is de samenleving wel verder gekomen sinds de studentenprotesten eind jaren zestig?

Steile carrière

Via Chris, een personage dat in Amerika aanvankelijk een steile academische carrière heeft als modieuze en pretentieuze literatuurwetenschapper, zet Oehmke bepaalde academici neer als nieuwlichters, en weidt hij al snel uit over eigentijdse fenomenen als alt-right, trumpisme en #MeToo. Hele passages lezen alsof je een campusroman leest, maar het zijn uitweidingen die moeten laten zien waartoe het narcisme van een personage leidt. De veramerikaanste zoon Chris kent onverwachte kanten en blijkt minder een flat character dan verwacht. Wanneer zijn broertje in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad in een ziekenhuis is opgenomen, wijkt hij niet van diens zijde en leest hij hem voor uit Karl Ove Knausgård.

Waarom ieder gezinslid op eigen wijze ontspoort en alleen de nakomeling van het gezin authentiek blijft, is giswerk. Genoegzaamheid, menselijk onvermogen, burgerlijkheid, gefnuikte verlangens, overspel, welvaart zijn ingrediënten van een roman over een witte, redelijk gegoede en hoogopgeleide West-Duitse familie in onze tijd. Door dat milieu kan Oehmke allerlei intellectuele kennis kwijt. Belevenissen en gedachten worden breed uitgemeten en ook uit andere perspectieven belicht.

De Schönwalds is een heel toegankelijke, goed vertaalde roman in een verzorgde uitgave. In dertien slim verweven hoofdstukken krijgen de personages alle ruimte. De vele toespelingen op de actualiteit zorgen voor herkenning, en doordat je dicht op de personages zit, wil je weten hoe het verder gaat. Er zijn rake observaties en gênante passages.

Twee generaties

Menig lezer zal zich amuseren, maar de ambities maakt Oehmke in zijn debuutroman niet waar, het is te weinig geraffineerd en vernieuwend. De urgentie ontbreekt en de clichés zijn te groot voor een subtiele analyse van de Berlijnse republiek. Doordat Oehmke aan de oppervlakte van twee generaties blijft, ontbreken dimensies. Door een consequente populair-realistische stijl die de setting benadrukt wordt de lezer meegevoerd, maar niet verrast. Oehmkes wereld en stijl vormen een schril contrast met die van bijvoorbeeld Fatma Aydemirs roman Dschinns, waarin grote levensvragen worden gesteld in een Turks-Duitse familie.

Familieromans zijn er in verheven en meer triviale varianten en in allerlei tussenvormen. Na de indrukwekkende romanserie Les Rougon-Macquart van Émile Zola werden de Nobelprijswinnaars Thomas Mann (Buddenbrooks) en John Galsworthy (The Forsyte Saga) met kortere familieromans beroemd. Ook Joseph Roths Radetzkymarsch werd een klassieker. Gabriele Tergits Effingers raakte in de jaren vijftig in vergetelheid om pas vijf jaar geleden herontdekt en tot een groot succes te worden. Tergits stijl, personages en plot waren van een hoog niveau. Zoals de betere familieroman betaamt krijg je een tijdsbeeld mee, bij Tergit zelfs van liefst zeventig jaar.

Oehmke denkt zelf ook na over het verschil in literaire kwaliteit. De academische carrière van Ruth, de moeder van Chris, kon vanwege het gezinsleven niet tot ontplooiing komen. In een leesclub was zij ‘de enige die literatuur en boeken van elkaar kon onderscheiden’. Dat klinkt snobistisch. In leesclubs kun je veilig uitgebreid over personages en handelingen in De Schönwalds praten, maar over het beperkte tijdsbeeld en het literaire karakter van deze roman kunnen discussies ontvlammen. En kan deze roman de vergelijking met Jonathan Frantzen doorstaan?