Verkoopster Sharon Rodeel (63) schept zorgvuldig in curry gebakken kikkererwten met kip en zoete aardappel op een bord. Het is lunchtijd en arbeiders verzamelen zich rondom haar eetkraampje in de Dukestreet. Er wordt verfrissende citroenlimonade geserveerd, het laatste nieuws uitgewisseld en daarna beginnen de mannen zwijgzaam aan hun maaltijd.
Verderop in de straat renoveren ze een achttiende-eeuws koloniaal pand. Niet ver van een modern glazen gebouw van vijf etages waarin het Amerikaanse olieconcern ExxonMobil gevestigd is. „Die oliemannen zullen niet snel bij mij komen eten hoor”, lacht Sharon. „Zij gaan liever bij het Marriott Hotel eten en andere chique restaurants daar verderop aan zee”, zegt ze.
Golven klotsen tegen de nabijgelegen zeewering, die bescherming biedt tegen de Atlantische Oceaan. Onder de glimmende ramen van het gloednieuwe Pegasus Hotel zoeken kinderen in de branding naar krabben. Op de boulevard wordt gejogd en maken jongeren selfies.
De dichtbevolkte kust waar 90 procent van de Guyanezen woont, ligt ruim 2 meter onder zeeniveau. Het stenen bouwwerk, 450 meter langs de kust, werd in 1880 aangelegd door Nederlandse kolonisten. Zij legden suikerplantages aan met een afwateringssysteem van kanalen en sluisjes – nog altijd op z’n Hollands, ‘kokers’ genoemd in Guyana.
Economisch wonder
Het was 2015 toen de Amerikaanse oliemaatschappij ExxonMobil olie vond binnen Guyanese wateren. Het zette Guyana, met 800.000 inwoners en bijna zes keer groter dan Nederland, compleet op z’n kop. Volgens een eerste schatting kunnen er zo’n 11 miljard vaten olie worden opgepompt. Met de olieprijs van nu zou dat in totaal een bedrag van ongeveer 850 miljard dollar (786 miljard euro) kunnen opleveren. Hoewel de meeste inkomsten naar ExxonMobil gaan, kan Guyana hier honderden miljarden dollars aan verdienen. Bovendien zijn exploraties nog steeds bezig en vermoeden experts dat er nog veel meer olie gevonden zal worden de komende jaren.
Sinds 2019 pompt het bedrijf daadwerkelijk olie omhoog en groeit Guyana economisch. Ooit was het een van de armste landen van Zuid-Amerika. Voorheen trokken Guyanezen naar de VS, Europa, en naar buurland Suriname waar meer kansen waren dan in eigen land.
Inmiddels wordt Guyana gezien als economisch wonder. Het IMF en de Wereldbank categoriseren het land met een groei van bijna 40 procent het afgelopen jaar, en in 2022 zelfs 60 procent, als snelst groeiende economie ter wereld.
In en rondom de hoofdstad George-town is dat zichtbaar. Tussen de houten huizen, gebouwd op neuten (palen), verrijzen nu moderne, hoge bedrijfspanden en bewaakte luxe appartementencomplexen voor het toenemend aantal expats. Er wordt enorm geïnvesteerd en de overheid geeft flink geld uit. Maar liefst twaalf ziekenhuizen zijn in aanbouw. Vierbaanswegen, luxe hotels van buitenlandse ketens, overal wordt er gebouwd.
Het Guyanese verkeer stond erom bekend dat tussen de auto’s door paard en wagens te zien waren. Maar dit transportmiddel voor de arme Guyanezen zie je nauwelijks meer, bij uitzondering zie je een paardenhoofd opduiken tussen de hoge fourwheeldrives en Landrovers. „Er is groei, zeker als je naar de absolute cijfers kijkt per hoofd van de bevolking. Het bbp per hoofd van de bevolking is gestegen, Guyanezen verdienen meer geld dan voorheen. Pakweg tien jaar geleden was het rond de 11.000 Amerikaanse dollar per jaar, nu loopt het tegen de 60.000 aan”, zegt econoom Thomas Singh terwijl hij zijn tas neerzet in de statige aula van de Universiteit van Guyana. Groepjes studenten stromen binnen. Ze gaan in de banken zitten en pakken hun iPad erbij. „Maar de ongelijkheid in ons land neemt ook toe. Vooral mensen die in de private sector werken, profiteren van de oliedollars, maar dat geldt niet voor iedereen”, zegt hij. „Velen missen de boot”.
Daarnaast waarschuwen economen Guyana voor de zogeheten Hollandse ziekte: de negatieve effecten die optreden bij de verkoop van pas ontdekte grondstoffen. In het Nederland van de jaren zestig ging het om de verkoop van Gronings gas, waardoor de gulden in waarde steeg, de concurrentiepositie verslechterde en de werkloosheid uiteindelijk opliep. In Guyana gaat het nu om olie, maar het economische gevaar is even reëel.
Lees ook
ExxonMobil maakt van Guyana het perfecte oliewingewest, maar heeft wel haast
Zo veroorzaakt de olieboom al enorme prijsstijgingen van bijvoorbeeld groente, fruit en vlees, waar met name de arbeidersklasse last van heeft. Voor verkoopster Sharon Rodeel, die kinderen en inmiddels ook kleinkinderen heeft, wordt het steeds moeilijker om rond te komen. „Alles is duur. De prijzen stijgen enorm. Ik heb twee baantjes. Van mijn eetkraampje alleen kan ik niet leven. Ik doe er schoonmaakwerk op een school naast”, zegt ze.
Mango’s en ratten
Op de beroemde Bourda ‘drive-thru’ Market van Georgetown hangt een zoete geur van mango’s en papaja’s. Maar af en toe waait de stank van het naastgelegen open riool voorbij, het walhalla voor ratten en andere ongedierte. Automobilisten rijden langzaam en turen naar de kraampjes ter wijl verkopers zich haasten en het beste fruit dichter bij de autoramen brengen en aanprijzen. Marktkoopman Faizel Bagwandien doet goede zaken. Hij verkoopt fruit aan de vele expats. „Daardoor kan ik meer vragen voor mijn fruit en zijn de prijzen wel gestegen ja. Voor de gewone Guyanezen is het daardoor ook duurder, het is nu eenmaal vraag en aanbod”, zegt hij.
Terwijl zo ongeveer de hele Guyanese economie direct of indirect om olie draait, rijst de vraag of het nog wel van deze tijd is om zo in te zetten op fossiele brandstoffen. Zeker omdat Guyana letterlijk en figuurlijk groen is. Zo’n 85 procent van het land bestaat uit tropisch regenwoud, dat actief beschermd wordt. Het land heeft daardoor een van de laagste ontbossingscijfers ter wereld en sloeg meer CO2 op dan het uitstootte. Maar door het oppompen van de olie, draagt Guyana nu juist bij aan de uitstoot van broeikasgassen, de belangrijkste oorzaak van klimaatverandering.
In zijn door airco gekoelde kantoor neemt de Guyanese vicepresident Bharrat Jagdeo een slok water en pakt er wat documenten bij die volgens hem aantonen dat Guyana nog steeds minder broeikasgassen uitstoot dan het opslaat. „We weten dat landen die traditioneel olie uit de grond halen, zoals Saoedi-Arabië, Noorwegen, Amerika, de grote vervuilers zijn. Zij zullen niet stoppen met oliewinning. Waarom zouden wij onze olie dan wel in de grond laten? Door de oorlog in Oekraïne is alleen maar duidelijker geworden dat de wereld nog steeds olie nodig heeft. Ik vind dat het dan landen als Suriname en Guyana zouden moeten zijn die olie produceren. Landen die groen zijn, en niet de traditionele vervuilers en olieproducenten zoals het Westen.”
Bovendien heeft Guyana de oliedollars nodig om de levens van de Guyanezen te verbeteren, zegt hij. „We kunnen nu eindelijk het verschil maken. En ook goede gezondheidszorg bieden, gratis scholen en universiteiten en het land ontsluiten met betere infrastructuur. We zijn er nog lang niet, maar de stappen worden gezet”, zegt hij .
Behoorlijke kritiek is er op de deal die Guyana heeft gesloten met ExxonMobil. Guyana ontvangt aanvankelijk 27 procent van de olieproductie. Zodra ExxonMobil uit de kosten is, stijgt dat naar 52 procent, wat nog altijd fors lager is dan bij vergelijkbare deals in andere landen. Ook zijn er relatief soepele milieu-afspraken gemaakt. In geval van een olieramp zou ExxonMobil bijvoorbeeld maar voor een klein deel van de kosten opdraaien: 2 miljard dollar, de rest van de kosten zijn voor Guyana. „De deal is vooral heel erg fijn voor ExxonMobil”, zegt econoom Singh. „Maar het bedrijf nam een risico en ging aan de slag in een land waar nog geen olie-industrie was: ze moesten vanaf nul beginnen.”
Ondanks de ‘slechte’ deal verdient Guyana nu al zo’n 1,6 miljard dollar per jaar aan de olie, en is de verwachting dat dat in 2040 oploopt naar 7,5 miljard per jaar. „We hebben een fonds opgericht waar we gaan sparen voor de komende generaties. Nu gaat het oliegeld misschien vooral naar de infrastructuur. Uiteindelijk zal iedere Guyanees profiteren van de oliedollars”, zegt Jagdeo stellig.
Hoe toekomstige Guyanezen hierop terug zullen kijken, moet de toekomst uitwijzen. Feit is dat de oliewinning ook funest kan blijken. Guyana is namelijk zeer kwetsbaar de gevolgen van klimaatverandering. Eerder waren er al overstromingen. En de voorspellingen voor een kuststad als Georgetown zien er somber uit. De kans dat de stad over enkele tientallen jaren onder water ligt is volgens experts niet onrealistisch.
Dat juist Jagdeo zich als vicepresident nu zo hard maakt voor de oliesector is verrassend. Tijdens zijn presidentschap (1999-2011) sloot hij een deal met Noorwegen rondom het afkopen van zogeheten carbon credits. Guyana liet bossen staan in ruil voor Noors geld. Milieuorganisaties dweepten destijds met Jagdeo, die de bijnaam ‘groene president’ kreeg.
Lopend over een deel van zeemuur, op steenworp afstand van haar huis, veegt bioloog en hoofd van de marine conservation society Annette Arjoon, haar haar uit het gezicht. Het waait stevig hier in dit buitengebied van de stad waar jaren van aangeplante mangrovebossen zorgen voor een natuurlijke kustbescherming. „Er is geld nodig om onze kwetsbare kust veilig te houden, de zeewering moet al langer verstevigd worden, maar er is geen budget voor”, zegt Arjoon. Ze behoort tot een van kleinere groepen van inheemse inwoners van Guyana, de Arowakken. „Die investeringen in de kust zijn noodzakelijk maar kostbaar, maar die zou je dus ook uit de oliegelden kunnen betalen”, zegt ze.
Dat uitgerekend zij als klimaatactivist niet stellig tegen de oliewinning is, levert haar soms kritiek en onbegrip op. „We hebben dat geld nodig om onze bevolking te helpen. Veel inheemse kinderen in Guyana gaan niet naar school, kunnen niet eens lezen en schrijven en vanwege armoede is er soms thuis geen eten. Er is geen goede gezondheidszorg. We hebben die oliedollars nodig om onze bevolking te helpen en te geven waar ze recht op hebben, net zoals de rijke landen dat hebben gedaan met hun inwoners”, zegt ze.
Bij de Universiteit van Guyana klinkt applaus als op vrijdagmiddag minister van Volksgezondheid Frank Anthony de eerste steenlegging bijwoont van een gloednieuwe vleugel voor de afdeling Medische Wetenschappen. Tussen de palmbomen en onder een klamme middagzon, staat een groot bord met daarop een maquette van het nieuwe gebouw. „Hier gaan jullie straks studeren en daarna werken. We hebben meer artsen nodig want de regering bouwt twaalf nieuwe ziekenhuizen!” roept hij. De studenten juichen.
Sharon Rodeel verkeert niet in een jubelstemming. Ze maakt haar eetkraampje schoon. Klanten verwacht ze aan het einde van de middag niet meer. Als de arbeiders niet in haar straat die renovatie hadden, zouden de zaken veel slechter gaan vermoed Rodeel. Toch is zij een stuk goedkoper is dan reguliere restaurants. „Maar waarom zou ik een voorstander zijn van die olie? Ik zie er geen voordelen aan. Niets. Het leven is alleen maar duurder geworden. Laat die olie toch in de grond!”