„Hé Bas, die rotonde-elementen, kan daar een vrachtwagen overheen?”
Bas van der Veer geeft een rondleiding door het grondstoffendepot van de gemeente Utrecht, als een bezoeker zijn oog laat vallen op de grote betonnen platen die in de halfopen loods op elkaar staan gestapeld. „Laten we daar straks over verder praten!”, roept hij enthousiast terug.
Als grondstoffenmakelaar houdt Van der Veer bij welk materiaal bij het dinsdag geopende depot op industrieterrein Lage Weide binnenkomt en er weer uitgaat. Hij weet waar elke oude straatklinker, prullenbak of speeltoestel ooit in de gemeente heeft gestaan of gelegen. Hij wijst naar een stapel leistenen: „Zijn hier fans van FC Utrecht? Deze tegels trokken supporters vorig jaar bij de rellen uit de grond, waarop de gemeente ze bij het stadion heeft weggehaald. Ze zijn erg duur, dus we kunnen een hoop geld besparen”.
Tot een jaar of tien geleden was het voor de gemeente gebruikelijk om bij de herinrichting van een straat of park alles te vervangen door nieuw materiaal. De aannemer kreeg het oude materiaal mee en mocht ermee doen wat hij wilde. Nu is hergebruik de norm, zegt de Utrechtse wethouder Susanne Schilderman (Circulaire Economie, D66). Maar omdat er tussen de aanleg van de ene straat en de andere veel tijd kan zitten, had de gemeente een terrein nodig voor tijdelijke opslag.
Utrecht is daarin niet uniek. Een groeiend aantal gemeenten opent soortgelijke depots, waar (bouw)materialen uit de openbare ruimte worden opgeslagen om opnieuw ingezet te worden. Zo beschikt Haarlem sinds vorig najaar over een ‘grondstoffenhub’, heeft Apeldoorn een ‘circulaire werf’ en kan Almere na de zomer een terrein van zo’n 5.000 vierkante meter gaan inrichten, laat een woordvoerder weten.
De ontwikkeling hangt samen met de kabinetsdoelstelling om de Nederlandse economie in 2050 volledig circulair te maken, waarin alle reststoffen van afval en bouwmaterialen worden hergebruikt. In 2030 moet dat al 50 procent zijn, maar het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) meldde eind februari dat de doelen juist steeds verder uit zicht raken. Sterker nog, het grondstoffengebruik is na de coronacrisis toe- in plaats van afgenomen.

Kosten besparen
Ook de komst van extra locaties voor recycling en opslag, zoals in Utrecht, staat landelijk onder druk. „Voor een nieuw depot of een papierafslag moet een terrein vallen in een ‘hoge milieucategorie’, omdat ze overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving”, legt Schilderman uit. Uit onderzoek in opdracht van werkgeversorganisatie VNO-NCW bleek eind 2023 dat een aantal gemeenten in het midden van het land juist besluit om die categorie af te schalen. Vaak is woningbouw de reden: als in de nabijheid een woonwijk verrijst, mogen de nieuwe bewoners geen last krijgen van industrieel lawaai of indringende geuren.
„Tegelijk moet zo’n opslag niet te ver buiten de stad liggen, want dan is weer veel transport nodig”, zegt Schilderman. Het eisenpakket maakt dat een gemeente als Leiden al jaren tevergeefs zoekt naar een locatie, waardoor het nog niet lukt om al het materiaal uit de openbare ruimte opnieuw te gebruiken. In Utrecht kreeg grondstoffenmakelaar Bas van der Veer naar eigen zeggen „grijze haren” van de zoektocht, en kon hij het bijna niet geloven toen de locatie in Lage Weide uiteindelijk beschikbaar kwam. Het depot ligt direct aan het Amsterdam-Rijnkanaal, waardoor zelfs vervoer van materialen over water mogelijk is.
De gemeente kocht het terrein in 2023 voor 20,3 miljoen euro aan. Volgens Schilderman ligt er een „goede business case”. Jaarlijks besteedt de gemeente gemiddeld zo’n 150 miljoen euro aan nieuwe grondstoffen voor de openbare ruimte, die samen goed zijn voor een file van vrachtwagens van de Domstad tot aan Barcelona. „Slecht voor de planeet, maar ook voor de portemonnee”, aldus de wethouder.
Of een depot daadwerkelijk geld bespaart, is volgens directeur Matthijs Haveman van het Utrechtse wegenbouwbedrijf D. Van der Steen overigens nog maar de vraag. De afgelopen jaren werkte het bedrijf aan de herinrichting van de Utrechtse binnenstad. „Vanuit bezuinigingsoogpunt moet je niet altijd aan hergebruik doen”, zegt Haveman. „Economisch is een nieuwe tegel bijvoorbeeld goedkoper. Het kost misschien 50 cent om zo’n tegel te maken, en je hebt in dat geval geen kosten voor een tussenopslaglocatie of transport van en naar die plek.”
Maar, benadrukt Haveman, duurzamer is het depot zeker. „Een nieuwe tegel heeft weer nieuw cement nodig. De betonindustrie is een van de meest vervuilende sectoren ter wereld. Ook moeten grondstoffen verscheept worden, wat extra bijdraagt aan de klimaatimpact. Ik denk dat 70 tot 80 procent van een betegelde straat opnieuw gebruikt kan worden.”



Geopolitieke ontwikkelingen
Volgens Schilderman kan hergebruik wél financieel uit als je ook de langere afschrijvingstermijn van het materiaal meeneemt. „In de praktijk kan een steen echt wel langer mee dan dertig of vijftig jaar.” Ze noemt nog een voordeel: door hergebruik is Nederland voor materialen minder afhankelijk van de wereldwijde toeleveringsketen, die door geopolitieke ontwikkelingen ernstig verstoord kan raken.
Niet elk Utrechts project in de openbare ruimte zal meteen volledig bestaan uit hergebruikt materiaal, erkent ze. Soms spelen andere belangen, zoals de nieuwbouwwijk die „goed moet staan in de brochure” en waar geen mengelmoes van oude stenen bij past, of herinrichtingen van de stad waar al jaren aan gewerkt wordt en waar afwijken van plannen niet mogelijk is.
In de toekomst hoopt grondstoffenmakelaar Van der Veer dat ontwikkelaars en architecten al voor hun ontwerp klaar is komen rondsnuffelen in het depot. „Misschien zien ze in een steen of balk weer een nieuwe toepassing”, zegt hij. „Want waarom zou je iets nieuw kopen, als je het oude nog kan gebruiken?”

