Vanuit zijn slaapkamerraam kan hij de hele haven van Aberdeen overzien, vertelt Denis Mitchell. De grote ronde tanks voor olieopslag, de tankers, de kranen. „En de rijen windmolens op zee. Geweldig uitzicht.”
Mitchell en zijn maat Gary Duncan nemen de wereld door aan de bar van hun buurtpub The White Cockade, met een pint Tennent’s voor hun neus. Ze wonen in Torry: ooit was dit een welvarend vissersdorp, nu een niet zo heel welvarende wijk van Aberdeen in het noordoosten van Schotland. De huizen zijn gebouwd met graniet in allerlei tinten grijs, de ramen zijn vaak enkel glas en de kozijnen kunnen wel een verfbeurt gebruiken.
Komende donderdag zijn in het Verenigd Koninkrijk verkiezingen voor het Lagerhuis. De twee Schotten zijn sceptisch over alle beloften die politieke partijen doen tijdens de verkiezingscampagne – al helemaal als die gaan over klimaatbeleid en de rol van olie en gas daarin. „Ze zeggen wat ze denken dat werkt om stemmen binnen te halen, of ze nou van Labour, de Conservatieven of de Groenen zijn”, denkt Gary Duncan. Hij werkt in de oliesector, bij een onderhoudsbedrijf.
Toch verschillen de partijen scherp van mening over de klimaatdoelen en dan vooral over welke concrete maatregelen daarbij horen. In Aberdeen is dit een extra relevant thema: het stadje kwam sinds de ontdekking van olie in de Noordzee eind jaren zestig bekend te staan als de oliehoofdstad van Europa. Shell heeft hier een kantoor in de grote winkelstraat. Eén van de controverses is de vraag of bedrijven in het Britse deel van de Noordzee de komende jaren nieuwe olievelden mogen aanboren.
Eerste met netto-nulwetgeving
Het VK was de eerste grote economie wereldwijd die wettelijk vastlegde dat uitstoot van broeikasgassen in 2050 tot netto nul moet zijn teruggebracht. Die wet werd in juni 2019 aangenomen onder premier Theresa May (Conservatieve Partij), maar in de loop der jaren zijn de Conservatieven een pragmatischer standpunt gaan verkondigen. Officieel blijft net zero het doel, maar huidig partijleider Rishi Sunak heeft de maatregelen om dat te bereiken verzacht of uitgesteld. Verduurzaming moet burgers niet op kosten jagen, is de gedachte.
De Conservatieven willen ook nieuwe vergunningen afgeven voor boringen naar olie en gas in de Noordzee, zonder duidelijk te maken hoe de extra uitstoot die daarmee gepaard gaat gecompenseerd zal worden. De belangrijkste argumenten die de partij hiervoor geeft, zijn de garantie van de energievoorziening – minder afhankelijkheid van andere landen – en de bescherming van banen in de energiesector. „Als we moeten kiezen tussen schone energie en het warm en veilig houden van burgers, kiezen wij ervoor om het licht aan te houden”, staat in het verkiezingsprogramma.
De grootste oppositiepartij Labour – die naar alle waarschijnlijkheid de verkiezingen wint en gaat regeren – is tegen het verstrekken van nieuwe vergunningen. Labour wil een nieuw staatsbedrijf opzetten, Great British Energy. Dat moet met miljardeninvesteringen de overgang naar duurzame energie versnellen en tegelijk de energieprijzen voor Britten verlagen. Het hoofdkantoor moet in Schotland komen, waarschijnlijk heeft Labour daarvoor Aberdeen in gedachten.
Lagere prijzen
Hoe Great British Energy ervoor zal zorgen dat de energieprijzen dalen, daar heeft Karen Turner nog wel wat vraagtekens bij. Turner is hoogleraar en directeur van het Centrum voor Energiebeleid aan de universiteit van Strathclyde in Glasgow. De gasprijzen worden op de internationale markten bepaald. En bij elektriciteit is het lastige dat opslag ‘in het net’ niet mogelijk is en dus vraag en aanbod steeds met elkaar in balans moeten zijn: „Zon- en windenergie zijn niet altijd op afroep beschikbaar. Dus om een piek in de vraag naar stroom op te lossen wordt vaak bijgestookt in gascentrales.” Zeker, zegt Turner, overheden zouden moeten investeren in hernieuwbare energie en de opslag daarvan. „Maar dat brengt niet automatisch de prijs naar beneden.”
Lees ook
Na de oliewinsten willen de Shetlandeilanden nu profiteren van de wind van zee
Een vaak gebruikt argument van voorstanders van nieuwe boorvergunningen is dat het VK voorlopig toch nog fossiele brandstoffen gebruikt, dus dat ze die net zo goed zelf kunnen produceren. Hoogleraar Turner begrijpt die redenering wel. „Waarom die obsessie met vergunningen, als we toch nog olie en gas gebruiken, maar dan geïmporteerd? We verliezen banen en economische groei als we geen vergunningen meer afgeven.”
In The White Cockade denkt Gary Duncan er precies zo over. „Laten we de olie gebruiken die er nog is, dan zien we daarna verder. Ik zeg niet dat we het maar moeten vergeten om klimaatneutraal te worden, maar dat is niet van de ene op de andere dag geregeld.” En verduurzaming kost de samenleving veel geld, zegt Denis Mitchell. „Sociale voorzieningen lijden eronder. Er ligt hier overal vuilnis, de straten worden vergeten, omdat al het geld naar klimaat gaat. We hadden de Noorse weg moeten kiezen.” Noorwegen stopt zijn gaswinsten in een staatsinvesteringsfonds.
In de olie- en gassector werken goed opgeleide mensen, die naar het buitenland vertrekken als ze hier geen kansen zien
De ideale transitie naar duurzame energie, zegt hoogleraar Turner, zou er een zijn waarbij energiebedrijven die nieuwe vergunningen helemaal niet meer wíllen aanvragen, omdat ze genoeg winst maken met hernieuwbare energie. „Het stoppen met nieuwe vergunningen zou wel een richting aangeven, je laat daarmee zien dat je sneller wilt verduurzamen. Maar de timing en wat je ertegenover stelt, is heel belangrijk, vooral voor de werkgelegenheid. In de olie- en gassector werken veel goed opgeleide mensen, die zo naar het buitenland vertrokken zijn als ze hier geen kansen zien.”
Over de gevolgen van verduurzaming voor het aantal banen in de sector verschillen de partijen nogal van mening. De Conservatieven zeggen dat Labour 200.000 banen riskeert door te stoppen met boorvergunningen. Labour beweert juist dat zij met hun verduurzamingsplannen 650.000 nieuwe banen creëert. Cruciaal hierin is de productieketen, zegt Turner. „Het grote succes van de oliewinning was dat de productie, het onderhoud en de dienstverlening eromheen allemaal lokaal gebeurde. Bij hernieuwbare energie is dat veel minder het geval. We maken hier niks.” Als Great British Energy zich ook op de aanvoerketen richt, kan het zeker kans van slagen hebben, denkt ze.
Park wordt industriegebied
In Torry moesten de vissersboten in de jaren zeventig plaatsmaken voor de industriële haven. Pal naast de woonwijk is een overslagplaats, liggen tankers aangemeerd en staan grote loodsen voor onderhoud. En nu de overgang naar duurzame energie in Aberdeen gaande is – met bijvoorbeeld grote windmolenparken op zee – merken de inwoners ook daar de gevolgen van. Er zijn vergevorderde plannen om een industriële ‘Energy Transition Zone’ te bouwen, waar onder andere leidingen aan land zouden kunnen komen voor offshore waterstofproductie. De locatie: pal op de plek van Torry’s laatste stuk groen, het St. Fittick’s Park.
Politici praten vaak over een „rechtvaardige transitie,” zegt Nicola Twine, „maar dat gaat alleen maar over de zakelijke kant, over technologieën en banen. We moeten ook kijken naar de gevolgen voor lokale inwoners”. Twine werkt voor Nescan, een netwerkclub in Aberdeen gericht op klimaatverandering en verduurzaming, en ze is projectmanager van het Just Transition Communities Project. Neem landgebruik, zegt ze: Schotten zien hun landbouwgrond, hun parken en hun bossen veranderen in windmolenparken of schakelpunten voor de stroom die vanaf zee aan land komt. „En die energie is vervolgens niet eens bedoeld voor de lokale economie hier, die gaat naar het zuiden van Engeland.”
In de jaren zeventig en tachtig zijn bijvoorbeeld de vissers van Torry, vertelt Twine, ook niet ‘meegenomen’ toen de olie- en gassector zo explosief groeide. Zij hadden de juiste capaciteiten niet om die omslag ook te maken en werden daar ook niet bij geholpen. „Nu ligt er een kans om het anders aan te pakken. Maar het voelt niet alsof beleidsmakers daarmee bezig zijn. Ook al gaat het nu over duurzame energie, opnieuw worden lokale omstandigheden en inwoners uitgebuit, zonder dat zij profiteren.”
In de pub zijn Gary Duncan en Denis Mitchell op de hoogte van de plannen voor het nieuwe industriegebied, in wat praktisch hun achtertuin is. Ze maken er grappen over: er liggen hier ook al een afvalverbrandingsfabriek en een rioolwaterzuiveringsinstallatie, daar kan wat nieuwe industrie ook nog wel bij. Duncan: „Hier wonen vooral arbeiders. Het maakt niet uit hoeveel we klagen, het gaat toch wel gebeuren.”
Lees ook
In Glasgow geloven ze niet meer in een onafhankelijk Schotland