In het Nederlandse klassenstelsel doen ook je naam en uiterlijk ertoe

onderzoek Rutte IV versmalt ongelijkheid te veel tot iets economisch, schrijft het SCP. Ook je netwerk, leefstijl, gezondheid en zelfs je voornaam en uiterlijk dragen bij aan je kansen in het leven.

Het planbureau ondervroeg 6.800 Nederlanders en koppelde hun antwoorden aan gegevens van statistiekbureau CBS over hun economische situatie.
Het planbureau ondervroeg 6.800 Nederlanders en koppelde hun antwoorden aan gegevens van statistiekbureau CBS over hun economische situatie.

Foto Dieuwertje Bravenboer

Nederland is een klassenmaatschappij, met grote verschillen tussen de bovenste en onderste lagen. Maar je positie op de maatschappelijke ladder wordt bepaald door meer factoren dan mensen, óók politici en ambtenaren, vaak denken.

Niet alleen je inkomen of vermogen bepaalt je sociale positie en je kansen in het leven, schrijft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dinsdag in een grote studie naar „eigentijdse ongelijkheid”. Ook je netwerk, leefstijl, gezondheid en zelfs je voornaam en uiterlijk dragen daaraan bij.

Tot het kabinet is dat nog niet doorgedrongen, ziet het SCP. In het regeerakkoord van Rutte IV domineert de „smalle economische benadering”, staat in het rapport, met vooral aandacht voor onderwijs, arbeidsmarkt en armoedebeleid.

Je hebt een bredere blik nodig, zegt het SCP, om te zien hoe ongelijkheid er werkelijk uitziet. Het planbureau laat zien dat economische ongelijkheid „verstrengeld” is met andere ongelijkheden. Persoonsgebonden (gezondheid, uiterlijk, zelfvertrouwen), sociaal (mensen met wie je over persoonlijke zaken spreekt, of die je kunnen helpen) en cultureel (muzieksmaak, voornaam, digitale vaardigheden).

Het planbureau ondervroeg 6.800 Nederlanders en koppelde hun antwoorden aan gegevens van statistiekbureau CBS over hun economische situatie. Met behulp van een statistisch model verdeelden de onderzoekers hen over zeven op elkaar lijkende groepen: de sociale klassen.

De hoogste daarvan, de ‘werkende bovenlaag’, scoort goed op alle aspecten. De daarop volgende ‘jongere kansrijken’ niet. Economisch zitten zij in de middenmoot. Maar dat compenseren zij ruimschoots met hun gezondheid, netwerk en digitale vaardigheden.

‘Schoonheidspremie’

Zorgwekkend vindt het planbureau de positie van de ‘onzekere werkenden’ en het ‘precariaat’, de kwetsbaarste klasse. Een op de zes Nederlanders behoort tot een van deze groepen.

Zij hebben het financieel het slechtst, zijn het ongezondst en hebben de meeste mentale problemen. Maar zij hebben óók het minste vertrouwen in hun medemens en de politiek. Zij blijven relatief vaak thuis bij verkiezingen.

Een op de drie onzekere werkenden zei vooraf ‘niet’ of ‘misschien’ te gaan stemmen voor de Tweede Kamer, in 2021. In het precariaat was dat aandeel nog groter: 43 procent. En wie wel stemt, neigt vaker naar flankpartijen als de PVV en SP.

De belangrijkste boodschap van het planbureau: erken dat ongelijkheid een complex probleem is dat je niet alleen bestrijdt met economische maatregelen. Want dan ga je eraan voorbij, zegt auteur Cok Vrooman, „dat mensen minder kansen krijgen vanwege hun gezondheid, of omdat ze anders zijn of bepaalde contacten niet hebben”.

Ook je uiterlijk kan het verschil maken. Vrooman: „Als jij in alles hetzelfde bent als iemand anders, maar jij bent gezonder, ziet er aantrekkelijker uit en gedraagt je charmanter, dan is de kans groot dat jij verder komt.” Op de arbeidsmarkt is het bestaan van een dergelijke ‘schoonheidspremie’ al aangetoond. En het telt ook voor je kansen op een levenspartner, vriendschappen en de hulp die je van anderen krijgt.

En een „voordelige naam” als Charlotte of Roderick (‘elitenamen’), of Laura of Tim (‘moderne’ en ‘premoderne’ Nederlandse namen) kan je „sociale positie markeren”, schrijft het SCP. Zo beïnvloedt het hoe anderen jou zien en behandelen. In de werkende bovenlaag heeft meer dan de helft een voornaam uit deze categorieën. In het precariaat minder dan een op de zes.

Hardnekkige denkbeelden

Wat kunnen politici en ambtenaren met al deze bevindingen? Het SCP-rapport presenteert geen concrete maatregelen. „Ik heb niet de indruk dat je dit oplost met een paar concrete projecten”, zegt Vrooman. „Daar is het te groot voor.”

Kijk bijvoorbeeld naar de invloed van uiterlijk. Daar zitten hardnekkige denkbeelden achter. „Het is heel lastig om níét op een eerste indruk af te gaan.”

Toch zijn er wel maatregelen te verzinnen, denkt Vrooman. De overheid kan er bijvoorbeeld op aandringen dat de invloed van iemands voornaam en uiterlijk geminimaliseerd worden bij sollicitaties. „Maar dat type maatregelen wordt al snel gezien als ingrijpen in het privéleven.”

Wat volgens Vrooman vooral helpt, is als het kabinet erkent dat ongelijkheid een veelzijdig probleem is. Dat je niet oplost door alleen aan „knoppen” zoals de hoogte van uitkeringen te draaien. „Je moet wel heel optimistisch zijn om te denken dat het daarmee op al die andere terreinen automatisch goedkomt.”

Ook klassiek doelgroepenbeleid, gericht op jongeren, migranten of ouderen, vindt het SCP achterhaald. Zo bestaat het precariaat voor een groot deel uit ouderen, maar de rentenierende bovenlaag evengoed.

Beleidsmakers moeten zich verdiepen in de doelgroepen voor wie zij beleid maken, zegt Vrooman. Dit gebeurt nog onvoldoende, constateerde het SCP eerder al. Ambtenaren zijn zich „vaak niet bewust van de ‘bubbel’” waarin zijzelf verkeren, schreef het planbureau in oktober. Ze baseren hun beleid mede op hun persoonlijke ideeën „over hoe de wereld in elkaar zit”.

Kortom: dat de onderste sociale klassen zich het verst verwijderd voelen van de overheid, zou weleens geheel wederzijds kunnen zijn. Vrooman: „Misschien heeft de overheid wel een slechte antenne voor waar deze groepen tegenaan lopen.”