Het was vooral het geluid van de luchtaanvallen dat haar de afgelopen weken angst inboezemde. Terwijl Maysoun al-Hussein (50) praat, klinkt er boven haar hoofd – hoorbaar maar onzichtbaar – het constante gezoem van zananat, zoals drones genoemd worden, die ergens in de strakblauwe lucht over het dorpje Burqin vliegen.
Al-Hussein komt uit het Jenin-vluchtelingenkamp, in het noorden van de bezette Westelijke Jordaanoever, en is onlangs met haar man en kinderen naar dit dorp gevlucht, enkele kilometers verderop. In het gastenverblijf van een kennis slapen ze, op matrassen en dekens op de grond, samen met dertig andere ontheemde vrouwen en kinderen. Hun echtgenoten hebben in een ander huis onderdak gevonden.
Kort na het ingaan van het bestand tussen Israël en Hamas in Gaza, op 19 januari, begon het Israëlische leger een nieuwe invasie van Jenin – de zoveelste sinds 2023. Al snel volgde er een evacuatiebevel voor inwoners: „Ze zeiden: jullie hebben van negen tot vijf om het kamp te verlaten”, vertelt al-Hussein.
Dus vertrokken ze, te voet, via de aangewezen al-Awda-weg – wat nota bene ‘de terugkeer’ betekent. De ruim 23.000 inwoners van het dichtbevolkte Jenin-vluchtelingenkamp stammen af van Palestijnen die tijdens de Nakba (‘catastrofe’) rond de stichting van Israël werden verdreven, vooral uit de regio Haifa. In het kamp zijn verschillende gewapende groeperingen actief, overwegend bestaand uit jongens en jonge mannen, die zich verzetten tegen de langdurige Israëlische bezetting.
Terwijl de ogen van de wereld zijn gericht op het bestand in Gaza, en Trumps voorstel om Palestijnen uit Gaza te verdrijven naar Arabische landen, voltrekt zich op de Westelijke Jordaanoever massale gedwongen ontheemding. Na ruim drie weken belegering van Jenin heeft Israëls ‘operatie IJzeren Muur’ zich uitgebreid naar andere vluchtelingenkampen in het noorden van de Westelijke Jordaanoever waar gewapende verzetsgroepen actief zijn: Tulkarm, Nur Shams en El Fara’a.

Volgens UNRWA, de VN organisatie voor Palestijnse vluchtelingen, zijn daardoor al veertigduizend inwoners gedwongen ontheemd geraakt. Zeker veertig mensen zijn gedood in de noordelijke Westelijke Jordaanoever, volgens het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA). Onder hen waren onder anderen het tweejarige meisje Layla al-Khatib, de 73-jarige man Walid Lahlouh en de zwangere vrouw Sundos Shalabi.
OCHA signaleert in de afgelopen twee jaar een sterke toename van het aantal kinderen dat door het Israëlische leger en kolonisten is gedood op de bezette Westoever. Sinds januari 2023 waren dat er 223.


Rook stijgt op uit het Jenin-vluchtelingenkamp tijdens een militaire operatie van Israël waarbij al zeker veertig doden zijn gevallen. Kort na het ingaan van het bestand in Gaza voerde Israël de druk op de Westelijke Jordaanoever juist op.
Foto Alaa Badarneh/EPA
Sluipschutter
Op het overdekte terras van het verblijf in Burqin wordt koffie ingeschonken. Firyal Misbah Dabaya (55) zit op een plastic stoeltje, in tranen. Tijdens een eerdere invasie van Jenin werd haar 26-jarige zoon, die bij de Jenin Brigade zat, doodgeschoten.
Haar tienerdochter laat de video zien: in een nauw straatje in Jenin rent een gewapende jonge man, die even later neervalt door het schot van een sluipschutter. „Al zijn vrienden waren martelaren geworden”, vertelt Dabaya over zijn besluit om zich ook aan te sluiten bij de brigade. Haar andere zoon zit in een Israëlische gevangenis.
Israël presenteert de verzetsgroepen in de vluchtelingenkampen als terreurdreiging, en ziet zijn oorlog op de Westoever als een verlengstuk van die in Gaza. Vorige maand zei minister Israel Katz (Defensie, Likud) dat het leger ook na de operatie in Jenin zal blijven, om te voorkomen dat „terreur” daar terugkeert. Israëlische politici hebben gedreigd de Westoever in een nieuw Gaza te veranderen.
Die gelijkenis dringt zich steeds meer op. Het Jenin-kamp is niet alleen vrijwel volledig ontdaan van inwoners, maar ook afgesloten door het leger. Ook in de stad Jenin, grenzend aan het vluchtelingenkamp, is er bijna niemand op straat. Medewerkers van de Palestijnse hulpdiensten wachten er tot zij het kamp in kunnen. Dat moet allemaal in coördinatie met het Israëlische leger.
„In het kamp zijn vreselijke verwoestingen aangericht van wegen en huizen”, vertelt Mahmoud al-Saadi, de directeur van de ambulance van de Palestijnse Rode Halve Maan in Jenin. „Je hebt het gevoel alsof je door de straten van Gaza loopt.”
Volgens Al-Saadi is het kamp zo goed als leeg, en zijn er alleen nog bewoners – onder wie ouderen die niet kunnen of durven te vertrekken – in de straten aan de randen van het kamp. Tegelijkertijd heeft het Israëlische leger zich in de straten rondom het kamp gestationeerd, en zitten er sluipschutters op de daken. „Niemand durft daar naar buiten, omdat ze bang zijn dat er op hen wordt geschoten.”
De weg naar het regeringsziekenhuis, dat zich tussen de stad en het kamp bevindt, is verwoest en voor ambulances moeilijk te bereiken: „De weg ligt vol met modder en water.” Inwoners durven niet zelf naar het ziekenhuis te gaan, omdat het leger en bulldozers daar permanent opgesteld zijn.
„Vooral tijdens de eerste week van de inval stonden we onder druk. Er waren veel gewonden en doden”, vertelt Al-Saadi, „Na tien dagen kwam daar een humanitaire crisis voor in de plaats: zieken, mensen die zonder eten of drinken zitten in kamp.”

Palestijnse Autoriteit
Vanaf eind 2024 deed gedurende anderhalve maand ook de Palestijnse Autoriteit (PA), die delen van de bezette Westoever bestuurt, invallen in Jenin tegen de gewapende brigades. „Er waren toen aan de lopende band beschietingen en gevechten”, zegt Al-Saadi. Ook toen zijn veel inwoners het kamp ontvlucht. „Het Israëlische leger daarentegen heeft mensen gedwongen om te vertrekken.”
Net als in andere Palestijnse vluchtelingenkampen is de armoede en werkloosheid in Jenin hoog, en zijn inwoners afhankelijk van UNRWA, de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen. Maar de door Israël in de ban gedane organisatie verzorgt al sinds december geen diensten meer in het kamp, ten gevolge van de operaties door zowel het Israëlische leger als de veiligheidstroepen van de Palestijnse Autoriteit.
Volgens veel Palestijnen heeft de zeer impopulaire Palestijnse Autoriteit, die met corruptie in verband wordt gebracht, met haar gewelddadige invasie in december Israël een handje geholpen. Het was een poging voor de verzwakte PA om haar eigen relevantie te bewijzen. Maar het gevolg is een verdere afbrokkeling van haar legitimiteit onder Palestijnen.
Ook Jamal Nasharti (67), die eveneens ontheemd is in Burqin, spreekt met bezorgdheid over die invasie: „Het is een probleem wanneer Palestijnen tegen elkaar strijden. Israël heeft baat bij die verdeeldheid.”

