N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Europa League FC Sevilla, de tegenstander van PSV in de Europa League, gold in de vorige eeuw lang als een provincieclub, maar groeide uit tot een team dat meedoet om de Europese prijzen.
Y Sevilla, Sevilla, Sevilla aquí estamos contigo, Sevilla (En Sevilla, Sevilla, Sevilla, we zijn hier bij jou, Sevilla)
‘El Himno del Centenario’ van zanger El Arrebato zal op donderdagavond voor het duel tussen FC Sevilla en PSV voluit worden gezongen in Estadio Sánchez Pizjuán. De ware liefde voor de club en trots voor de stad is tastbaar, voelbaar en hoorbaar in het lied dat speciaal voor het eeuwfeest van de club, in 2005, is geschreven. Voor even worden strubbelingen in het dagelijkse leven vergeten en is er hoop. Hoop op een overwinning voor de FC. Vrijwel nergens in Spanje is de passie voor het voetbal zo groot als in Sevilla.
„De liefde voor het voetbal is ongekend in Sevilla. FC Sevilla is een soort grote familie. Als voetballer is het heel erg speciaal daar deel uit van te mogen maken”, zegt Luuk de Jong, die zich in de zomer van 2020 onsterfelijk maakt met zijn treffers in de eindfase van de Europa League en nu met PSV tegen zijn oude club strijdt om een plek in de achtste finale van dat toernooi.
Diego Maradona
FC Sevilla gold in de vorige eeuw lang als een provincieclub. Totdat Diego Maradona er in 1992 gaat spelen. Buitenstaanders zien zijn tijd in Sevilla als een verloren seizoen, maar in de stad zelf is dat gevoel totaal anders. De komst van Maradona heeft iets surrealistisch. De wereldtentoonstelling loopt op zijn einde als ‘circus Diego’ zijn tenten opslaat. De dan 31-jarige Argentijnse wereldster komt terug na een schorsing van vijftien maanden wegens cocaïnegebruik. In Sevilla wordt dat niet als een groot probleem gezien. Sterker nog; het is alsof de Messias naar de mondaine stadswijk Nervión is gekomen, waar hij wordt herenigd met zijn lievelingscoach en landgenoot Carlos Bilardo. Het aantal socios groeit binnen een paar dagen van 26.000 naar veertigduizend. Dat het spel van Maradona in 26 wedstrijden niet echt indrukwekkend is, wordt hem vergeven.
De huidige technisch-directeur Ramón Rodríguez, beter bekend als Monchi, maakte als reservedoelman van FC Sevilla destijds Maradona van zeer nabij mee. „Zijn komst was iets magisch”, legt hij uit. „Mijn grote idool werd opeens een ploeggenoot en een goede vriend. Natuurlijk was Sevilla daarvoor wel enigszins bekend, maar Maradona zette de club pas echt op de wereldkaart.”
Het is Monchi zélf die ervoor zorgt dat FC Sevilla deze eeuw de stap naar de Europese top maakt. Met een ingenieus wereldwijd netwerk van zevenhonderd scouts weet hij een beleid te ontwikkelen dat jaar in jaar uit meer inkomsten dan uitgaven genereert. Denk aan ongekende verkopen als Jules Koundé (50 miljoen aan FC Barcelona), Ben Yedder (40 miljoen, AS Monaco), Clément Lenglet (36 miljoen, Barcelona), Vitolo (36 miljoen, Atlético Madrid), Dani Alves (35,5 miljoen, Barcelona), Carlos Bacca (33 miljoen, AC Milan), Kévin Gameiro (32 miljoen, Atlético) en Sergio Ramos (27 miljoen, Real Madrid). Ondertussen haalt Monchi waardevolle spelers als Papu Gómez, Joan Jordán, Lucas Ocampos, Ivan Rakitic en Isco voor relatief weinig geld binnen.
FC Sevilla groeit in de loop van deze eeuw uit tot een topclub die meedoet om de Europese prijzen. In het museum van de club blinken zes UEFA Cups, twee voor de winst van het UEFA Cup-toernooi en de laatste vier als prijs voor de Europa League.
„Het is vooral zaak dat iedereen binnen de club dezelfde filosofie heeft”, legt Monchi zijn werkwijze in het kort uit. Hij lacht en vervolgt: „En dat is in deze gecompliceerde wereld niet eenvoudig.” Zo komt de begroting van FC Sevilla van circa 200 miljoen euro door de coronapandemie onder druk te staan.
Ook dan blijkt het clubgevoel groot. Monchi prijst de solidariteit van de selectie, die dan bereid is dusdanig in te leveren dat het salaris van andere werknemers niet in gevaar komt. „Het is zaak dat iedereen in de voetbalwereld de handen ineen slaat. Dat is ons gezamenlijk belang”, stelt Monchi.
Daarbij is een cruciale rol voor de aanhang weggelegd. Ze blijven dit seizoen, ondanks teleurstellende resultaten in de Spaanse competitie, onvoorwaardelijk achter de club staan. Inmiddels is de nieuwe coach Jorge Sampaoli, hij kwam in oktober vorig jaar, de weg omhoog weer ingezet.
Het rijkere ‘rood-witte’ deel
De lach en de traan wisselen elkaar voortdurend af in Sevilla. Naast de successen zijn het gitzwarte momenten die het clubgevoel versterken, zoals de dood van Antonio Puerta. Zaterdag 25 augustus 2007 geldt voor FC Sevilla als een van de treurigste dagen uit de geschiedenis. Het is de dag dat Puerta in de thuiswedstrijd tegen Getafe op het veld een hartinfarct krijgt. De linksback kan zelf nog naar de kant strompelen, maar de nummer 16 valt in de kleedkamer opnieuw neer. Drie dagen later overlijdt hij. De dood van Puerta – een zoon van Sevilla, geboren in de wijk Nervión – raakt alle lagen van de bevolking. En alle kleuren. Toegangspoort 16 is naar hem vernoemd. En bij ieder thuisduel klinkt er vanaf de zestiende minuut applaus.
Op vrijwel alle zandveldjes en schoolpleintjes wordt in Sevilla gevoetbald. Daarbij is de stad wel grofweg verdeeld in twee delen en twee kleuren: het rijkere ‘rood-witte’ deel behoort toe aan FC Sevilla en de ‘groen-witte’ arbeidersklasse is van Real Betis. De rivaliteit tussen arm en rijk kent volgens een van de vele anekdotes zijn oorsprong in 1907, als verschillende bestuursleden van FC Sevilla het niet eens zijn over de komst van een talent uit de onderklasse. Een deel van het bestuur vertrekt uit onvrede en zal later verdergaan bij Real Betis. Volgens de overlevering laten ze een rood-witte waskom achter met de tekst: ‘We geven deze kom als afscheidscadeau zodat jullie deze een leven lang kunnen gebruiken om jullie tranen op te vangen. Geen tranen vanwege jullie eigen mislukkingen, maar tranen vanwege onze successen. Zodat jullie er altijd van bewust blijven wie jullie eigenlijk werkelijk zijn.’
Het levert FC Sevilla een bijnaam op: de palanganas – de waskommen. In politiek opzicht is de stad Sevilla altijd traditioneel ‘rood’ geweest, tot de stad en Andalusië na ruim veertig jaar socialisme opeens in 2022 volledig van kleur verschieten. Dat de conservatieven aan een absolute meerderheid zouden komen, hadden weinigen voor mogelijk gehouden. Het Estadio Sánchez Pizjuán zal tegen PSV onveranderd rood-wit zijn. Het zal voor Luuk de Jong een klein beetje als thuiskomen voelen als hij het clublied van de tribunes hoort rollen.