In haar klimaat- én coronakinderboek maakt Joke van Leeuwen van puree ook mooie dingen

Recensie

Boeken

Kinderboek Stijgende zeespiegel, sociaal isolement – Joke van Leeuwen stelt grote actuele thema’s aan de orde in haar nieuwe kinderboek, waar een bedrukte eenzaamheid van uitgaat.

In het nieuwe boek Ik ben hier! van Joke van Leeuwen volgen we Jona. Als school uit is gaat ze naar haar vaders kantoor. Daar maakt ze haar huiswerk en is ze ‘mooi stil’. ’s Avonds eten ze samen in eetcafé Lekker, want Jona’s moeder is overleden. Meestal de dagschotel met puree. Van puree kun je mooie dingen maken – er volgen twee pentekeningen die illustreren wat je van puree kunt maken. Het hoofd van papa bijvoorbeeld, of de Dnjepr. Het is onmiskenbaar een Joke van Leeuwenboek. Associatief en vol lichte verwondering over de wereld.

‘Wist je dat wij mensen voor de hélft uit water bestaan?’ zei haar vader.

‘Echt waar?’ zei Jona. ‘Waarom klots ik dan niet?’

Diep bord

Van Leeuwen heeft grote actuele thema’s gekozen voor deze roman, zoals een stijgende zeespiegel en sociaal isolement. Jona’s vader legt uit: het water wil te hoog en Wolem ligt te laag.

Hij vraagt haar aan een diep bord te denken en zegt dan: ‘“Wolem is gebouwd op de bodem van zo’n diep bord. Niet een echt diep bord, maar het lijkt erop. In het groot dan.”’

Jona denkt vervolgens aan een diep bord. ‘Het was de eerste keer in haar leven dat iemand haar vroeg aan een diep bord te denken. Ze moest vaak genoeg aan afstapjes denken en aan bedtijd en aan sommen, maar niet aan een diep bord.’ Het lijkt alsof Van Leeuwen met deze dialoog ook wil zeggen dat de kindertijd een zorgeloze tijd zou moeten zijn, zonder al die grote problemen waarmee de huidige generatie opgescheept is. Een tijd waarin je grootste probleem is dat je kunt struikelen over een afstapje.

Ik ben hier! trekt daarnaast parallellen met het bijbelboek Jona. Daarin wil God de stad Ninevé vernietigen, maar maant hij eerst Jona om het volk te waarschuwen. Jona, die schrik heeft van de wrede inwoners, slaat op de vlucht, komt in een akelige storm terecht, wordt opgeslokt door een vis, uitgespuugd en leeft voort om het te vertellen. God is dus genadig, maar niemand ontloopt Hem. Het is niet helemaal duidelijk of Van Leeuwen ook dat laatste met deze parallel wil zeggen. Of dat ze juist wil vertellen dat wij, de mens, zelf kunnen kiezen om te vluchten of te blijven. Jona en haar vader blijven in elk geval in Wolem en als Jona op een dag in slaap valt op het dak van haar vaders kantoorpand is het water gekomen en is iedereen gered behalve zij. Ze dwaalt door de gangen en het trappenhuis, vraagt zich af of ze zich moet wassen, zoekt naar eten in de kantine, probeert een telefoon die het niet meer doet.

Bedrukte eenzaamheid

Er gaat een bedrukte eenzaamheid uit van deze vertelling die ergens ook wel een merkwaardige mix lijkt van coronaverwerking en klimaatactivisme, en filosofische vragen stelt als: hoe redt een mens zich zonder inbreng van anderen? Wat laat iemand achter als hij of zij er niet meer is? Wat bestaat en wat vergaat uiteindelijk voorgoed?

Doordat Van Leeuwen ervoor kiest haar hoofdpersoon het overgrote deel van het boek te isoleren van de rest van de wereld, krijgen we vooral haar binnenwereld te zien, waardoor het kenmerkende associatieve van haar stijl, waarin de hoofdpersoon mijmerend van het een op het ander komt, ook weleens wat minder prikkelend wordt. De vreemde interactie tussen mensen, die bij Deesje of Iep! centraal stond, ontbreekt. Weinig gekke gesprekken dus, maar gelukkig is er wel nog de interactie tussen Jona en de vrijwel statische buitenwereld. En door Jona centraal te stellen, zonder inmenging van andere personages, gaat alles in de roman over het kind en wat dát denkt, beslist en doet.

Op het dak maakt Jona van dozen en theedoeken, dienbladen en allerlei spulletjes een noodkreet: ‘Ik ben hier!’ Het kind dat gezien moet worden door de omgeving waarin het dreigt te verzuipen.