In Ghana komen nazaten van slaafgemaakten dichter tot zichzelf

Sabrina Starke en Irene Agyeman Hin op het Black Star Square in Accra.

Foto Misper Apawu

Ghana Ghana nodigt nazaten van slaafgemaakten uit het land te bezoeken of er zelfs te komen wonen en werken. De economie profiteert al, maar tussen de Ghanese bevolking en de zwarte westerlingen gaapt ook een kloof. „Het gaat om een connectie met het Afrikaanse continent.”

Op de video’s die ze voorafgaand aan hun reis hadden gezien, leek de Slave River een rustig beekje. In deze waterloop werden in de achttiende eeuw slaafgemaakten ‘opgepoetst’ na een maandenlange, geketende voettocht voordat zij verkocht werden aan westerse handelaren op de slavenmarkt van de Ghanese plaats Assin Manso, een kleine 150 kilometer ten westen van de hoofdstad Accra.

Maar wanneer Sabrina Starke (43) en Irene Agyeman Hin (51), gekleed in lange witte jurken met witte hoofdband, op blote voeten het zandpad aflopen, treffen zij een kolkende rivier aan. Een groep lokale bewoners probeert de rivier via de stenen in het water over te steken. Een vrouw verliest haar evenwicht, de bak met kleding op haar hoofd valt in het water. De kledingstukken zijn binnen een mum van tijd door de stroming weggevoerd. Weg.

Starke en Agyeman Hin, beiden opgegroeid in Nederland, hebben samen het bedrijf Diaspora Wellhouse opgericht dat met een team van freelancers culturele programma’s faciliteert en organiseert voor het mentale welzijn en het zelfbewustzijn van de Afrikaanse diaspora in Nederland. Agyeman Hin werd geboren in Ghana; de in Suriname geboren Starke, bekend als zangeres, is een nazaat van slaafgemaakten.

„Jullie komst heelt de pijn van al jullie voorouders die nooit konden terugkeren naar huis”, zegt gids Kofi Ameni tegen de twee vrouwen. „Zij hadden nooit gedacht dat dat mogelijk zou zijn.” Ghana verwelkomt de diaspora van over de hele wereld als een hereniging van families, bedoeld voor heling van dit intergenerationele trauma. Voor veel slachtoffers van de trans-Atlantische slavernij was Ghana de plek van waaruit ze vertrokken. Zo misschien ook de voorouders van Starke.

Voor Agyeman Hin, zelf geen nazaat van slaafgemaakten, overheerst het gevoel dat families in haar geboorteland tijdens de slavernij uit elkaar zijn gerukt. „Sabrina is een zuster die ik heb gemist in mijn familielijn.” In Ghana leggen de vrouwen dezelfde route af als de slaafgemaakten dat honderden jaren eerder deden.

Sabrina Starke (links) en Irene Agyeman Hin doen een plengoffer bij de Slave River in Assin Manso. Jamila Meischke

Sabrina Starke (links) en Irene Agyeman Hin bezoeken Jamestown, het oudste gedeelte van de Ghanese hoofdstad Accra. Foto’s Misper Apawu

Sabrina Starke en Irene Agyeman Hin in Jamestown in Accra, Ghana. Foto Misper Apawu

Vochtige kerkers

„Welkom thuis”, zegt gids Kojo Fred wanneer Starke en Agyeman Hin later die middag aankomen in Elmina, ruim zestig kilometer verderop. In dit kuststadje staat Fort Elmina, een slavenkerker die tussen 1637 en 1872 in Nederlandse handen was. Eenmaal aangekomen bij dit fort moesten pas verkochte slaafgemaakten soms wel drie maanden in vochtige kerkers wachten totdat een boot vol menselijke handelswaar de oversteek maakte naar de Amerika’s.

Onder Nederlands gezag groeide Fort Elmina uit tot een van de belangrijkste centra van slavenhandel van de West-Indische Compagnie, het bedrijf dat het alleenrecht had op handel en scheepvaart ten westen van Afrika. Boven de slave dungeons bouwden de Nederlanders een protestantse kerk, die inmiddels is omgebouwd tot een museum. Vanaf de binnenplaats leidt een donkere gang naar de ruimte met één smalle, lage deur van brede tralies, uitkijkend op de Atlantische Oceaan: de door of no return. Wanneer zij geboeid door die deur liepen, wisten de slaafgemaakten dat ze hun geboorteplek nooit meer zouden zien.

Starke en Agyeman Hin doen er een plengoffer, een belangrijk onderdeel van de winti-religie in Suriname én van rituelen in West-Afrika, bedoeld om met voorouders in contact te komen. „Onze broeders en zusters, wij staan op jullie schouders. Dat besef is diep”, zegt Starke snikkend, terwijl ze een scheut jenever op de grond schenkt. „Dat we de tekenen mogen zien van dat wat wij moeten voortzetten.”

Omdat veel van de cultuur, taal en identiteit van slaafgemaakten verloren is gegaan, is het voor nazaten moeilijk om te achterhalen waar hun voorouders precies vandaan komen. „Misschien kom ik daar wel nooit achter”, zegt Starke. Een dna-test heeft ze niet gedaan. „Het gaat erom dat ik connectie maak met het Afrikaanse continent.” De zwarte bladzijden van het verleden zijn pijnlijk, maar de hereniging en herkenning zijn voor beide vrouwen ook helend, vertellen zij.

Wijzend naar een foto van een botenwedstrijd in Ghana zegt Starke: „Dit herken ik van het binnenland van Suriname.” Het is haar eerste keer in Ghana en ook in eten en klederdracht ziet zij overeenkomsten met haar geboorteland. Hoewel het fort zo’n 150 jaar geleden werd overgenomen door de Britten, zijn er nog Nederlandse invloeden in namen en taal. Zo komt in het Fanti, een van de dialecten die gesproken worden in de centrale en westelijke Ghanese kustregio’s, het woord brodo van het Nederlandse brood.

Een overdekking van de slavenmarkt waar slaven werden verhandeld in het James Fort in Accra, Ghana Misper Apawu

Malcolm X

Al sinds de Ghanese onafhankelijkheid, in 1957, voert het land een pan-Afrikaans beleid, dat als uitgangspunt heeft dat alle Afrikaanse landen en de Afrikanen buiten het continent zich moeten verenigen om hun belangen in de rest van de wereld te behartigen. Dat vertelt de Ghanese hoogleraar culturele migratie Emmanuel Adu-Ampong van Wageningen University & Research. De zwarte Amerikaanse burgerrechtenactivist Martin Luther King was aanwezig bij de onafhankelijkheidsviering; in diezelfde tijd bracht zijn collega Malcolm X een bezoek aan het West-Afrikaanse land.

In 2019 haalde de Ghanese president Nano Akufo-Addo opnieuw de banden met de diaspora aan en riep dat jaar uit tot ‘Jaar van terugkeer’. Inmiddels is die campagne een tweede fase ingegaan, genaamd ‘Voorbij de terugkeer’, gestoeld op cultureel-erfgoedtoerisme en het makkelijker maken voor nazaten om visa en werk- en verblijfsvergunningen te krijgen. Van de diaspora hoopt men dat ze vanuit Afrikaans perspectief over Ghana vertellen en het land aanprijzen als ‘centrum van de Afrikaanse renaissance’.

De hoop is dat hun komst eveneens een impuls geeft aan de economie. Maar door hun vestiging in hoofdstad Accra zijn de huizenprijzen juist toegenomen en minder betaalbaar voor de lokale Ghanees, zegt James Dzansi, een econoom verbonden aan de Universiteit van Ghana. Maar alles heeft een prijs, zegt hij, „en over de hele linie is hun komst absoluut nuttig voor de economie”.

Dzansi: „Zelfs als zij de winst van de bedrijven die ze hier opzetten meenemen naar hun herkomstland, moeten ze hier wel inkomstenbelasting en omzetbelasting betalen. Ook creëren ze werkgelegenheid voor Ghanezen.” En de belangrijkste bijdrage aan de economie is volgens Dzansi de kennis en ervaringen die zij uit het Westen meenemen. „Dat is belangrijk om de braindrain tegen te gaat in ons land.”

Iets teruggeven doet ook de oom van Irene Agyeman Hin, George Afful (65). Hij woont met twee tantes van Irene in Winneba, een vissersstad circa zeventig kilometer ten zuidwesten van Accra. Op de compound van hun moeder, Efua Beatrice Oyiemam, is ook Agyeman Hin geboren. Afful bouwde iets verderop een luxehotel van twee verdiepingen. In de groene tuin staan witte pilaren, het zwembad wordt nog gebouwd. „Deze accommodatie is bedoeld voor leden van de diaspora, zodat zij een safe space hebben om naar terug te komen”, vertelt hij, terwijl tien bouwvakkers de parkeerplaats aanleggen.

Sabrina Starke op de Afrikaanse markt die elke laatste zaterdag van de maand open is voor de diaspora in Accra.

Misper Apawu

Makola markt in Accra, Ghana. Makola is een van de grootste markten in West-Afrika. Foto Misper Apawu

Toch gaapt er een grote kloof tussen de Ghanese bevolking en de zwarte westerlingen. „Sommige Ghanezen zien hen vooral als mensen met veel geld, anderen vinden hen denigrerend”, zegt Marie Sam (28), een nichtje van Agyeman Hin dat al haar hele leven in Ghana woont. Vooral het verschil tussen Ghanezen en zwarte Amerikanen is groot, legt zij uit. „Ghanezen stellen zich over het algemeen onderdanig op, ze zeggen overal please achter. Amerikanen kunnen daarentegen luid zijn en nemen veel ruimte in. Dat is een mismatch.”

Dat ziet ook voormalig onderwijs- en justitieminister Betty Mould-Iddrisu (70), tevens voormalig hoofd juridische en constitutionele zaken bij het Gemenebest-secretariaat in Londen. De Ghanezen hebben volgens haar vaak een andere ervaring dan de diaspora. „Voor hen is de komst van de nazaten niet emotioneel, ze hebben wel wat anders aan hun hoofd. Maar ze zijn wel verwelkomend, dat zit in hun natuur.”

Ghana wordt geteisterd door een economische crisis met hoge inflatie en afwaardering van de Ghanese cedi. Vooral voedsel is erg duur. Ondanks de terugkeercampagne van de president, die de nationale trots zou moeten aanwakkeren, lonkt voor veel Ghanezen juist het Westen. Vooral de Verenigde Staten, waar meer economische kansen liggen.

Maar, voegt hoogleraar Adu-Ampong toe, de komst van de diaspora wakkert ook bij de lokale bevolking de interesse in hun slavernijverleden aan. Velen vermijden tot nu toe plekken die daarmee te maken hebben. „We durfden nooit naar de slavenforten te gaan, daar zijn zoveel mensen gestorven. Je zou daar geluiden van de voorouders horen”, zegt de oom van Agyeman Hin.

Wat de slavernijgeschiedenis voor Ghanezen wellicht ook minder pijnlijk maakt, legt Adu-Ampong uit, is dat het een „meerderheidsland” is. In Nederland is vooral een minderheid, de nazaten, met slavernij bezig. „Niemand probeert de geschiedenis te verdoezelen, het is een gegeven. Daardoor hoeven ze minder te vechten om het onderwerp op de kaart te zetten, waardoor ze er minder mee bezig zijn dan de nazaten in Nederland.”

Irene Agyeman Hin en Sabrina Starke bij de buste van W.E.B Du Bios in Accra.

Foto Misper Apawu

Ashanti

Ook jegens de Ashanti voelen Ghanezen over het algemeen geen wrok. Deze groep veroverde andere stammen om haar koninkrijk uit te breiden en heeft daarbij slaven verkocht aan de Europeaanse kolonisten. Maar in het Westen is weinig aandacht voor het Ghanese verzet tegen slavenhandel, bijvoorbeeld door de Builsa in Noord-Ghana, zegt hoogleraar Afrikaanse studies Samuel Ntewusu van de Universiteit van Ghana. Het verhaal dat alle chiefs hun eigen mensen hebben verkocht blijft hardnekkig. Maar de Ashanti maken geen geheim van hun betrokkenheid. In 1992 al boden de traditionele leiders van Ghana excuses aan voor hun bijdrage aan de slavernij.

Dat helpt ook de Ghanese bevolking om die geschiedenis een plek te geven, zegt Adu-Ampong. „Het is frustrerend als de pijn van slavernij niet wordt erkend, zoals lang in Nederland het geval was. Juist door erkenning kunnen mensen door met hun leven.” Agyeman Hin hoorde tijdens haar bezoek aan de centraal gelegen regio Ashanti dat de gelijknamige groep het van groot belang vindt om de juiste informatie te krijgen van de diaspora. „Ze willen graag recht doen aan de geschiedenis, de verbinding herstellen. Ashanti-koning Otumfuo Nana Osei Tutu II is betrokken bij wereldwijde gesprekken over slavernij.”

Wat ook helpt bij de acceptatie van het verleden, zegt Adu-Ampong, is dat de eerste president van Ghana, Kwame Nkrumah, na de kolonisatie het door de Britten sterk verdeelde land weer kon herenigen en de gesegregeerde volken liet samenleven. „Zo introduceerde hij het beleid waar middelbare scholieren naar scholen door het hele land worden gestuurd. Zo komen kinderen al op jonge leeftijd in aanraking met andere volken. Dat vormt een soort gemeenschappelijke kijk op het verleden.”

Behalve over de kolonisatiegeschiedenis willen Starke en Agyeman Hin bovenal meer weten over de periode daarvóór. Agyeman Hin: „Ghana’s geschiedenis is niet begonnen met kolonisatie. Het land is niet ‘ontdekt’, het was er al.” Starke: „Ik weet mijn Afrikaanse naam niet. Namen zijn heel belangrijk hier. Die worden bepaald door onder meer je clan, je volk, je plek in je familiesysteem. En dragen een levensmissie in zich mee.” Zo is Irenes volledige naam Irene Efua Agyeman Hin, die betekent: de bevrijder die haar land opnieuw opeist.

Het Nederlandse kabinet wil dat afstammelingen van slaafgemaakten vanaf 2024 hun naam kunnen veranderen in een naam die meer aansluit bij hun Afrikaanse afkomst. „Het ontbreken van die naam is voor de diaspora een groot gemis”, zegt Starke. Bij een volgend bezoek wil ze een traditionele naamceremonie doen, waarbij ze haar ‘oorspronkelijke naam’ terugkrijgt.

De vrouwen bezoeken in Accra het W.E.B. Du Bois Memorial Centre for Pan African Culture, genoemd naar de Amerikaanse ‘vader van het panAfrikanisme’ (1868-1963), die zijn laatste levensjaren in Ghana doorbracht. Op de terugweg zegt Starke dat haar zoektocht nog niet voorbij is. „Ik heb op deze reis geleerd dat een groot deel van de diaspora uit het noorden van Ghana komt. Een mooie aanleiding om de volgende keer dat gebied te bezoeken en verder te zoeken.”

Irene Agyeman Hin en Sabrina Starke in het Du Bois Museum in Accra. Misper Apawu

Standbeeld van Kwame Nkrumah bij het Mausoleum in Accra, Ghana. Misper Apawu