Rondom 4 en 5 mei is altijd wel wat te doen, maar door de oorlog in Gaza was de reuring dit jaar bijzonder stevig. NIOD-directeur Martijn Eickhoff bezocht deze week de Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam en vierde Bevrijdingsdag aan de Amstel, vertelt hij. „Ik zie de herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog in eerste instantie als een ritueel waarbij deelnemers met elkaar bepaalde waarden benoemen – en die ook actief uitdragen. Ik heb er geen last van als iemand dan kort iets schreeuwt, maar dat kunnen andere mensen natuurlijk wel als onaangenaam ervaren. Een herdenking is naast een ritueel echter ook een dialoog – en daar horen tegenstemmen bij. Het is eigenlijk wel goed dat die ruimte er is.”
Maar is zo’n verstoring niet vervelend voor de veteranen die bij een herdenking aanwezig zijn?
„U heeft het nu over Wageningen. Daar was ik niet bij, maar ik kan me goed voorstellen dat zij heel slecht begrepen wat er aan de hand was. Als de actievoerders mij om advies hadden gevraagd, had ik gezegd: organiseer ergens iets anders, waarmee je je visie uitdraagt zonder dat je daarmee mensen kwetst. En die rookbom vind ik pijnlijk; het is symbolisch geweld, maar leidt toch tot schrik.”
Het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, zoals de instelling sinds 2010 officieel heet, bestaat deze woensdag tachtig jaar. Op 8 mei 1945, drie dagen na de bevrijding, zette de Nederlandse regering een bureau op dat bekend zou worden onder de naam Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD). De eerste directeur was Loe de Jong, onder wiens auspiciën tussen 1969 en 1991 de monumentale reeks Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog verscheen. Sindsdien produceerde het NIOD onder meer studies naar de val van Srebrenica (2002) en de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië (2022). Momenteel werkt het instituut aan een onderzoek naar de Nederlandse inzet in Afghanistan.
Eickhoff ontvangt in zijn werkkamer in het statige NIOD-pand aan de Amsterdamse Herengracht, waar na De Jong onder meer Hans Blom, Marjan Schwegman en Frank van Vree als directeur zetelden. Het gesprek gaat over het verleden van het instituut, maar ook over het heden en oorlogen die nu gevoerd worden.
„Aanvankelijk bestond het idee dat het werk van het RIOD moest bijdragen aan de karaktervorming van het Nederlandse volk”, vertelt Eickhoff. „Dat heeft geleid tot een verhaal over de Tweede Wereldoorlog waarin consequent het ‘goede’ en het ‘slechte’ benoemd werden. In het werk van Loe de Jong zie je dat duidelijk terug.”
Hoe kon iemand zichzelf als ‘goed’ zien in een samenleving die ook deel uitmaakte van een koloniale wereldorde?
Die aanpak had zijn beperkingen, zegt Eickhoff. „Het mooie van de fase na De Jong is dat we daar kritisch naar zijn gaan kijken. Dat heeft ertoe geleid dat er niet langer sprake is van consensus: er vindt debat plaats over de oorlog, over wat er gebeurde en wat we daarvan vinden.”
Het morele ankerpunt dat de Tweede Wereldoorlog een tijd lang probleemloos was, is daarmee verdwenen, zegt Eickhoff. „Door onderzoek naar zaken als kolonialisme en slavernij zijn er dingen gaan schuiven: hoe kon iemand zichzelf als ‘goed’ zien in een samenleving die ook deel uitmaakte van een koloniale wereldorde? Dat zijn wezenlijke vragen die nu gesteld worden.”
De oorlog stopte namelijk niet op 5 mei 1945, zegt Eickhoff. „Nederland was een koloniaal land, en wat er na de bevrijding gebeurde in Indonesië had veel te maken met ervaringen die Nederlanders hadden opgedaan tijdens de bezetting. De sterke band die zij ervoeren met hun natie uitte zich in Indonesië in onderdrukkend geweld tegen de plaatselijke bevolking. Deze twee oorlogen zijn door historici lange tijd als gescheiden gezien, maar dat was onterecht.”
Is er rondom ander onderzoek van het NIOD ook zulk voortschrijdend inzicht, bijvoorbeeld als het gaat om Srebrenica?
„Ons rapport over de val van de enclave geldt internationaal gezien nog steeds als een standaardwerk als het gaat om politieke, diplomatieke en militaire zaken, maar je ziet dat er de afgelopen jaren – ook door de inspanningen van nabestaanden – meer aandacht is gekomen voor de humanitaire kant van het verhaal. Hierin willen we graag een rol spelen. Geleefde realiteit is langzaam geschiedenis aan het worden en daar kan het NIOD over schrijven.”
Er is meer aandacht is gekomen voor de humanitaire kant van het verhaal. Hierin willen we graag een rol spelen
De onderzoeken naar Srebrenica en nu Afghanistan betreffen het zeer recente verleden. Kan je dan eigenlijk wel met voldoende distantie wetenschap bedrijven?
„Dat speelde in 1945 natuurlijk ook al –- de oorlog was toen net voorbij. Wij verzamelen documenten, doen onderzoek en delen de uitkomsten ervan met de maatschappij. Voor dat soort contemporaine geschiedschrijving is het RIOD een wegbereider geweest.”
Na de fusie in 2010 met het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies is de afstand in de tijd tot uw onderzoeksonderwerp helemaal verdwenen. Nu behoren ook de oorlogen in Oekraïne en Gaza tot het aandachtsgebied van het instituut.
„Dat klopt. En mensen willen van ons weten wat wij daarvan vinden. Ik zie daarin een soort heimwee naar Loe de Jong: een besluit van het NIOD over wat ‘goed’ en ‘fout’ is. Maar zo’n consensusoordeel geven we dus niet meer. Onze wetenschappers leveren slechts informatie aan.”
Wat is dan uw mening als wetenschapper over wat er gebeurt in Gaza?
„Dit is natuurlijk een vraag waarmee we geworsteld hebben. Er is een maatschappelijk debat gaande over de vraag of er in Gaza sprake is van genocide, en het internationaal gerechtshof zal daarover uiteindelijk een juridisch oordeel vellen op basis van de genocideconventie. Als je hier als historicus nu iets over zegt, kan je het verwijt krijgen dat je op de stoel van de rechter gaat zitten, of dat je taal gebruikt uit de activistische hoek.
„Daarom gaan we ook niet over één nacht ijs. Dat gezegd hebbende: we hebben eerder vormen van massaal geweld geanalyseerd waarbij we elementen tegenkwamen uit de genocideconventie. Daarvan concludeerden we: dit vinden wij genocidaal geweld. Dat zou ik nu, in het geval van Gaza, ook zeggen. Daar is sprake van genocidaal geweld.
„Voor de duidelijkheid: daarmee ga ik niet op de stoel van de rechter zitten en wil ik me ook niet in het maatschappelijke en politieke debat mengen. Deze conclusie is louter gebaseerd op een wetenschappelijke inschatting van de situatie.
„Het NIOD kijkt nu hoe we aan deze oorlog verder wetenschappelijk onderzoek kunnen koppelen. Dan denken we bijvoorbeeld aan Nederlandse discussies over bezettingspolitiek, waarbij de link gelegd wordt tussen de Nederlandse ervaring met bezetting en hoe men hier aankeek tegen de oprichting van de staat Israël. Dat zijn gevoelige thema’s, maar daar moeten we niet bang voor zijn.”
Door 20 jaar holocaust- en genocidestudies hebben we een model om verschillende vormen van massaal geweld naast elkaar te bestuderen en verbanden te benoemen
Zijn ze niet extra gevoelig voor een instituut dat is opgericht om de Tweede Wereldoorlog te onderzoeken – een oorlog die leidde tot de moord op zes miljoen Joden?
„Natuurlijk voelen wij een enorme verantwoordelijkheid naar de Joodse gemeenschap. Dat heeft in Nederland ook tot een bijna onvoorwaardelijke steun aan de staat Israël geleid. Maar dat neemt niet weg dat je naar wat er nu gebeurt heel kritisch moet kunnen kijken. Wij hebben, omdat we al bijna twintig jaar holocaust- en genocidestudies doen, een model ontwikkeld om verschillende vormen van massaal geweld naast elkaar te bestuderen en verbanden te benoemen.”
In de meidagen klinkt vaak het geluid dat enkel herdenken geen zin heeft: van de geschiedenis moet ook geleerd worden, om zo herhaling te voorkomen. Biedt het verleden zulke lessen?
„Informeer je als burger over de feiten. Ga niet in wat de Duitsers ‘innerliche Immigration’ noemen, waarin je je terugtrekt in je eigen leventje en de buitenwereld buiten houdt. Raak niet afgestompt.
„Ik begrijp heel goed dat mensen nu parallellen aanwijzen met de jaren dertig: de internationale rechtsorde brokkelt af, democratieën staan onder druk, er is behoefte aan sterk leiderschap. Maar het is ook belangrijk om de verschillen te signaleren.
„Ik zie het verleden meer als een reservoir van ervaringen, waarin je levenswijsheid kan opdoen, dan dat het lessen bevat over het zich wel of niet herhalen van de geschiedenis. Dat lijkt me een te beperkte opvatting van de complexiteit van onze wereld.”
Lees ook
Grote opkomst op de Dam en onverwachte drukte bij de alternatieve herdenking: dit is hoe Nederland op 4 mei herdacht
