N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Publieksfilosofie De populariteit van filosofie zit de laatste jaren in Nederland flink in de lift. Hoe komt dat? ,,In deze tijd kun je niet aan existentiële vragen ontsnappen.”
Op 15 april 1980 begeleidden zo’n vijftigduizend mensen de Franse filosoof Jean-Paul Sartre naar zijn laatste rustplaats. De drie kilometer lange, spontaan ontstane stoet trok dwars door Parijs, van het ziekenhuis Broussais naar de begraafplaats van Montparnasse. Sartre was een filosoof met een rockster-achtige status, die samen met zijn partner Simone de Beauvoir het publieke domein met zijn reusachtige intellect en charisma decennialang begeesterde. Na Sartre genoot geen westerse filosoof nog een dergelijke mate van publieke adoratie. Dat wil echter niet zeggen dat de filosofie minder populair is geworden.
Integendeel, in Nederland is de populariteit van filosofie de laatste jaren zelfs opvallend hard gestegen. Uit cijfers van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap blijkt dat in 2023 zo’n dertig procent meer studenten filosofie zijn ingeschreven dan in 2018. Aan bijvoorbeeld de Erasmus Universiteit Rotterdam is het aantal aanmeldingen voor de opleiding filosofie in tien jaar verdubbeld en de opleiding ‘Wijsbegeerte van een Bepaald Wetenschapsgebied’ groeide zelfs van tachtig naar driehonderd studenten. Die stijging heeft ook te maken met de sterke aanwezigheid van filosofie buiten de universiteiten. De opmars ving aan in de jaren negentig. Het meest in het oog springende voorbeeld is Filosofie Magazine dat in 1992 door door Roeland Dobbelaer werd opgericht en daarna onder voormalig Denker des Vaderlands wijlen René Gude verder groeide. Gude maakte zich daarnaast zijn leven lang, samen met filosoof en middelbare schooldocent Dick Oosthoek, hard voor het vak filosofie in het middelbaar onderwijs. Die inzet bleek vruchtbaar: waar er rond de eeuwwisseling nog zo’n zeshonderd leerlingen eindexamen deden in de filosofie, zijn dat er tegenwoordig bijna vijfduizend.
De groeiende belangstelling voor filosofie laat ook de boekenmarkt niet ongeroerd. Het aantal boeken onder de noemer ‘Algemene Filosofie’ dat boekhandels die zijn aangesloten bij Libris en Blz. de afgelopen vijf jaar verkocht steeg met 25 procent. Het CPNB en KVB Boekwerk merken eveneens een opmerkelijke toename in de verkoop van filosofieboeken. Buiten de boekenmarkt is dezelfde trend merkbaar: de Amsterdamse afdeling van het Britse cursusinstituut The School of Life (van filosoof Alain de Botton) beleeft naar eigen zeggen een ‘recordzomer’ en het aantal deelnemers aan cursussen van de Internationale School voor de Wijsbegeerte (ISVW) is in vijftien jaar verdubbeld. Daarnaast zijn evenementen als de Maand en de Nacht van de Filosofie tegenwoordig binnen een mum van tijd uitverkocht.
Filosofische traditie
Dat blijft niet onopgemerkt: het buitenland kijkt met jaloezie naar onze filosofische traditie, aldus Stine Jensen, hoogleraar publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit. „Vooral de hoeveelheid filosofische festivals, de positie van Denker des Vaderlands en de leerstoel publieksfilosofie zijn uniek.”
Volgens Daan Roovers, voormalig Denker des Vaderlands, Eerste Kamerlid (GroenLinks) en oud-hoofdredacteur van Filosofie Magazine, zou je de recente opleving van de filosofie tweeledig kunnen duiden. Aan de ene kant speelt de secularisering van onze maatschappij een rol. Vorig jaar bleek uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau SCP dat er in Nederland voor het eerst meer mensen niet dan wel gelovig zijn. Religie vervulde in de verzuilde maatschappij een betekenis- en zingevende rol. Religie bood houvast. Na de dood van God zoeken mensen nu toevlucht in de filosofie.
Maar belangrijker nog dan secularisering is volgens Roovers de manier waarop we informatie tot ons nemen. Die is de afgelopen jaren flink gefragmenteerd geraakt. „We hebben niet één publieke omroep maar wel twintig. En niet twee of drie politieke partijen, maar ook wel twintig. Dan komen daar ook nog eens de sociale media overheen. Die democratisering van informatietoegang betekent ook een enorme versnippering van de informatievoorziening.” Mensen hebben daardoor een sterke behoefte aan een consistent wereldbeeld. Versnippering van informatie brengt onrust, zeker in tijden van crises en maatschappelijke omwentelingen. Als poging om orde in de chaos te scheppen trekken we naar de filosofie. Roovers: „In chaotische tijden voelen we de behoefte om uit te zoomen, om van een afstandje te kijken. Om te proberen één verhaal te maken waarin alle elementen van een gebeurtenis een logische plek krijgen. Neem de coronacrisis: om al die biologische, politieke en ethische dimensies van zo’n enorme crisis een plek te geven, vragen we filosofen om duiding.”
Complottheorieën
Dit lijkt op de dynamiek die ook geldt voor de aantrekkingskracht van complottheorieën. Roovers meent echter dat er een belangrijk verschil is: complotten ordenen de chaotische realiteit door simpele antwoorden met grote zekerheid te poneren, terwijl filosofie de realiteit ordent door er meer diepgang aan te geven, waar weer méér vragen uit voortkomen. „Filosofie is in die zin eerlijker”, zo stelt Roovers. En aan die vragende eerlijkheid blijken steeds meer behoefte te hebben.
Het blijft lastig te bepalen of de behoefte aan publieksfilosofie, dus buiten de universiteiten, daadwerkelijk behoefte is aan de filosofie zelf, of eerder aan duiding van de thema’s die filosofen aansnijden. Stine Jensen stelt dat de thema’s die in het huidige publieke debat de revue passeren, dermate existentieel van aard zijn dat mensen willen horen wat filosofen erover te zeggen hebben: „Van corona, kunstmatige intelligentie en klimaatverandering tot de invloed van smartphones, identiteit en het einde van de mensheid – stuk voor stuk zijn dat thema’s die ons dwingen na te denken over ons bestaan, die nopen tot existentiële vragen. Die worden bij uitstek in de filosofie behandeld.”
De filosofie is door die thematisering steeds minder een groots, universeel systeemdenken (zoals Sartre’s existentialisme), maar wordt eerder aangewend als een bepaalde manier van kijken naar de actualiteit.
Ook is het tegenwoordig van belang om meer te zijn dan ‘slechts’ een denker of schrijver om succesvol te zijn als filosoof. Stephan Debouille, adjunct-uitgever van Boom Filosofie, noemt de jonge filosoof Martha Claeys als voorbeeld. „Zij is pas net gedebuteerd met haar boek Trots, maar maakte voor haar debuut al podcasts, hield lezingen en schoof aan bij talkshowtafels. Dan zie je dat haar debuut beter verkoopt dan van iemand die die andere media niet aanspreekt.” Filosofen eigenen zich inderdaad steeds vaker een thema toe en uiten zich daarover op verschillende manieren en via verschillende media. Denk bijvoorbeeld aan de optredens van Marli Huijer tijdens de coronacrisis, van Miriam Rasch over de invloed van algoritmes en aan de Vlaamse psychiaters Dirk de Wachter en Paul Verhaeghe, die door de lens van patiënten vanuit hun behandelkamer onze cultuur bekritiseren.
Donald Trump
Aan de andere kant: er worden ook meer boeken verkocht als een bepaald thema ‘in’ is. Zo merkte Boom Filosofie na de presidentsverkiezing van Donald Trump in 2016 dat het boek Totalitarisme van Hannah Arendt opnieuw sterk in trek raakte.
De opkomst van deze thematische, meer gefragmenteerde rol van filosofie kan worden toegeschreven aan de individualisering van de maatschappij, oppert Leo van de Wetering, directeur van Boekhandel Donner in Rotterdam en medeoprichter van de Maand van de Filosofie. De blik die filosofie op grote thema’s biedt, richten we misschien nog wel liever op onszelf. „We willen steeds meer van de filosofie weten hoe we ons leven moeten leiden.”
Van de Wetering noemt het voorbeeld van de Stoïcijnen. De sobere, gedisciplineerde leefwijze van de stoïcijnen lijkt zich goed te lenen voor de uitdagingen van onze tijd: „Neem Seneca. De wijze waarop je je volgens hem tegenover de werkelijkheid zou moeten verhouden verpakt hij op een leesbare, heldere manier, waardoor zijn teksten relatief makkelijk toe te passen zijn op het heden.”
Het nieuw leven inblazen van de Stoïcijnen gebeurt dan ook voortdurend. „Als je aan de ene kant echte zelfhulpboeken hebt, en aan de andere kant ‘harde’ filosofie zoals de Kritieken van Kant, dan zouden bestsellers als Socrates op Sneakers (van Elke Wiss) en de boeken van Ryan Holiday (De dagelijkse stoïcijn, Discipline is het doel, en nog veel meer) daar tussenin vallen. Of dat echte filosofie is, kan je je afvragen.”
Je hoeft misschien niet eens filosoof te zijn om succes als filosoof te hebben. Neem Mark Tuitert, voormalig topschaatser en sinds 2021 ook schrijver van het boek Drive. Train je stoïcijnse mindset. Een oude stoïcijn (waarschijnlijk Seneca) siert de kaft van het boek, evenals een citaat van Arie Boomsma: „Laten we de schrijver voortaan Marcus Aurelius Tuitert noemen.” Door zich expliciet te relateren aan de Stoïcijnen plaatst Tuitert zich in een eeuwenoude filosofische traditie waar hij zich verder niet expliciet toe verhoudt. „Dat zou ik geen filosofie noemen”, zegt Stephan Debouille van Boom Filosofie. „Maar het verkoopt wel goed en zorgt ervoor dat mensen in aanraking komen met filosofie. Hopelijk gaan die lezers daarna door naar volgende boeken.”
Kan filosofie die zich vooral roert in het publieke debat en zich niet per se wil verhouden tot de filosofische canon, überhaupt wel echte filosofie genoemd worden? Als het aan Menno Lievers ligt, docent aan de Universiteit van Utrecht, niet. „Publieksfilosofie is een op zichzelf staand subgenre van non-fictie geworden, dat weinig te maken heeft met de academische filosofie.” Ter verduidelijking: academische filosofie is de filosofie die aan universiteiten wordt gedoceerd, op basis van de canon van de geschiedenis van de wijsbebeerte. De academische filosofie richt zich dus vooral op zichzelf, terwijl publieksfilosofie zich richt op ‘het’ publieke debat en zich daadwerkelijk met de maatschappij moeit.
Popularisering
Lievers keurt publieksfilosofie niet af, want de popularisering van de filosofie heeft gezorgd voor meer studenten en voor een grotere invloed van filosofen op het publieke debat. En die ontwikkeling was broodnodig. Lievers neemt het de academische filosofie kwalijk dat ze zich teveel heeft teruggetrokken uit maatschappelijke debatten. „Door de sterk toenemende specialisering en de internationalisering van de universiteit heeft de academische filosofie de verbinding met Nederland verloren.” Dat komt volgens Lievers vooral doordat de academische filosofie zichzelf te veel is gaan zien als een wetenschap, terwijl de filosofie dat per definitie niet is. „De band tussen het filosofisch essay en het literaire essay, zoals in de tijd van Sartre, is helemaal doorgesneden: academische filosofen publiceren nu in wetenschappelijke tijdschriften en voor wetenschappelijke conferenties. We schrijven stukken vol voetnoten en verantwoordingen in een academische taal.” Iedere filosoof zit vast in z’n eigen specialisme en gaat exclusief in debat met andere filosofen binnen hetzelfde specialisme, in plaats van levendige filosofisch debatten te entameren over fundamentele filosofische vragen die voor een breder publiek boeiend kunnen zijn. Lievers: „De verwondering, waar filosofie altijd mee begint, zijn we uit het oog verloren.”
Daarbij is de universiteit volgens Lievers een internationale onderwijs- en onderzoeksfabriek geworden, waar nauwelijks Nederlands meer wordt gesproken en waar vooral buitenlanders werken. „Dat heeft voordelen voor de wetenschap, maar voor de aansluiting met de samenleving is dat echt een zorgelijke ontwikkeling. De academische filosofie staat daardoor niet meer met haar voeten in de Nederlandse aarde. En in dat vacuüm is de publieksfilosofie gesprongen.” Daan Roovers deelt de zorg. „Die internationaliseringstrend zie je bij iedere discipline, niet alleen in de filosofie. Dat is echt een zorgelijke ontwikkeling. Neem de wetenschappelijke bureaus van politieke partijen: vroeger droegen filosofen, sociologen en historici van universiteiten daar relatief laagdrempelig aan bij, omdat zij toch al in het Nederlands publiceerden. Tegenwoordig schrijven ze allemaal in het Engels, het academische denken over de specifieke uitdagingen waar de Nederlandse maatschappij voor staat loopt echt hard terug.”
De toenemende aandacht voor publieksfilosofie zou hier tegenwicht aan kunnen bieden. Maar de geringe maatschappelijke weerslag van de academische filosofie lijkt voorlopig niet beter te worden. Filosofen als Daan Roovers en Stine Jensen doceren beiden bewust in het Nederlands om tegenwicht te bieden. Maar dat er vijftigduizend mensen af zullen komen op de begrafenis van een filosoof, lijkt definitief iets van een andere tijd.