N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
WK Rugby In l’Ovalie, in de zuidwestelijke hoek van Frankrijk, is rugby een belangrijk onderdeel van de lokale identeit. „Als je aankomt op de rugbyclub, laat je je beroep achter bij de ingang.”
Voor de rugbyclub van Grenade-sur-l’Adour, gevestigd in een oude boerderij, staan vrijwilligers Jean-Pierre Bernadet (63), André Lavie (65) en Michel Vazquez (69) in de ochtendzon te klussen. Lavie en Vazquez – twee kleine, brede mannen met zilvergrijs haar – staan gebogen over een rechthoekig bord. Zachtjes overleggen ze in een zangerig Frans met een zwaar zuidelijk accent. Eén voor één vullen ze de juiste letters van een mal met helderblauwe verf.
Het resultaat mag er zijn, en wordt gevierd met een glaasje pastis: een wit bord met kaarsrechte blauwe letters. Daarmee zal binnenkort aan de hoofdstraat worden aangekondigd dat op 1 oktober mosselen met friet op tafel zullen staan bij de Union Sportive Grenadoise (USG), als afsluiter van een wedstrijd tegen de club van het plaatsje Herm, zo’n 60 kilometer verderop. „Er zijn al 180 aanmeldingen”, zegt Bernadet, glunderend.
We zijn midden in l’Ovalie, de zuidwestelijke hoek van Frankrijk waar de ovaalvormige rugbybal nooit ver weg is. Nergens in Frankrijk is het percentage rugbyspelers zo hoog als in de zuidwestelijke regio’s Nouvelle-Aquitaine en Occitanie. Op sommige plekken speelt één op de tien mensen de sport. Rugby is hier overal: in ieder dorp kom je vroeg of laat een rugbyveld met zijn herkenbare doelposten tegen. Vitrines van boekwinkels zijn gevuld met biografieën van rugby-sterren als Antoine Dupont. ’s Avonds op straat trappen jongeren geen voetbal, maar werpen ze een rugbybal over en weer. En in de heuse rugby-kapel in het dorpje Larrivière-Saint-Savin kan men trouwen omringd door glas-in-lood-ramen van kindeke Jezus met een rugbybal in de hand.
Lees ook: Hier werd rugby geboren
WK Rugby
Veel mensen denken bij rugby vooral aan bakermat Engeland, maar ook Frankrijk is een belangrijk rugbyland – getuige het feit dat het dit jaar het WK mag organiseren, dat van 8 september tot 28 oktober wordt gespeeld in stadions door heel Frankrijk. Het Franse rugbyavontuur begon opvallend genoeg niet in l’Ovalie, zegt de Britse sporthistoricus Tony Collins van de Universiteit De Montfort in het Leicester via een videoverbinding. „Engelse handelslui namen de sport in de jaren zeventig van de negentiende eeuw mee naar Noord-Frankrijk, waarna de eerste Franse rugbyclub werd opgericht in [de Normandische havenstad] Le Havre. Ook Engelse wijnhandelaren in de regio van Bordeaux speelden rugby.”
Destijds was de Frans-Duitse oorlog net achter de rug, waar Frankrijk als verliezer uit was gekomen. „Het zelfvertrouwen van Frankrijk had een enorme klap gekregen en de elites vroegen zich af: hoe kunnen we onze verloren trots terugvinden en de natie versterken”, zegt Collins. De Fransen, vooral in de figuur van Pierre de Coubertin – de gronelegger van de moderne Olympische Spelen – keken hiervoor af bij de Britse buren. „De Coubertin zag dat sport en daarmee rugby een van de hoekstenen was van het Britse rijk en wilde die spirit ook naar Frankrijk brengen. Rugby moest een nieuwe generatie sterke, mannelijke Fransen opvoeden.”
Gehate elites in Parijs
Het Franse rugby professionaliseerde snel, en in 1906 werd het nationale team goed genoeg bevonden om het op mogen nemen tegen Engeland (Frankrijk verloor). Vier jaar later mocht het deelnemen aan de Five Nations (inmiddels Six Nations). „Het maakte dat rugby een enorme rol is gaan spelen van nationale trots: alleen op het rugbyveld kan Frankrijk het ieder jaar opnemen tegen zijn traditionele vijand Engeland.”
Aanvankelijk werd rugby vooral beoefend op elitescholen in de noordelijke helft van Frankrijk, maar al snel daalde de sport af naar zuidelijker departementen. „Daar werd rugby geassocieerd met lokale trots en een manier om te laten zien wie de beste was. Vooral toen zuidelijke clubs de kans kregen om het op te nemen tegen de gehate elites in Parijs.”
De sport verspreidde vervolgens als een olievlek „Overal ontstond het gevoel: ons dorp moet ook een club hebben. Dus werden allerlei spelers aangetrokken: van de elites tot arbeiders en boeren.” Zo werd rugby in Zuidwest-Frankrijk een volkssport. „Heel anders dan in Engeland, waar rugby een sport is voor advocaten, doktoren en bankiers.”
Het Franse rugby is in de loop der jaren geëvolueerd – het is minder gewelddadig geworden, er is ruimte gekomen voor vrouwen. Grote clubs in het zuidwesten hebben een gemengd of een vrouwenteam; kleine clubs als USG sturen hun meisjes en vrouwen naar een overkoepelend regionaal vrouwenteam. Maar nog steeds is rugby een sport van het volk, zegt vrijwilliger Pierre Bernadet – een man met borstelige wenkbrauwen en een gulle lach. „Als je aankomt op de rugbyclub, laat je je beroep achter bij de ingang.”
Gespierde armen
Ook bij de grotere club Stade Montois – gelegen in Mont-de-Marsan, een half uurtje rijden van Grenade-sur-l’Adour – spelen zowel de burgemeesterszoon als de kinderen van boeren en arbeiders. Het geeft de club een veilig gevoel, zegt de 17-jarige speelster Manon Piarrine voorafgaand aan een training. Haar gespierde armen verraden dat ze al jaren speelt. „De trainers, de ouders en de spelers vormen een soort familie.”
Het gemeenschapsgevoel wordt versterkt door de tradities die rugby in l’Ovalie omringen. Zo verzorgt de ontvangende club na een wedstrijd altijd een uitgebreide maaltijd voor beide teams – vaak met lokale specialiteiten als eendenhart of arraignée de porc. Buren en familieleden schuiven hierbij vaak ook aan. „Op het veld zijn we rivalen”, zegt Piarrine. Haar clubgenoot Enzo Spadetto (17) valt haar bij: „Voorafgaand aan de wedstrijd en tijdens de match kan het er hard aan toegaan – we hebben flinke botsingen op het veld.” Maar zodra de wedstrijd is afgefloten, is de rivaliteit verdwenen. „Dan zijn we allemaal vrienden.”
Lees ook: Kunnen de Spelen de geplaagde Parijse buitenwijken transformeren in ‘het nieuwe Brooklyn’?
De liefde voor rugby mag dan vurig zijn in Zuidwest-Frankrijk, dat vertaalt zich niet automatisch in de beste resultaten. Sommige sterke Franse teams komen uit l’Ovalie, zoals Toulouse dat dit jaar de nationale competitie Top 14 won, maar andere topclubs komen uit steden als Parijs of Montpellier. Volgens oud-rugby’er en huidig voorzitter van de rugbykapel Notre-Dame-du-Rugby Michel Rechede (65) komt dit doordat het salaris van rugbyspelers relatief laag is, waardoor zij op jonge leeftijd ook nog andere wegen openhouden. „Jongens die hier vandaan komen, gaan daarom studeren in steden als Toulouse of Parijs en komen bij die clubs terecht.”
Grootste zege ooit: 96-0
Diezelfde jongens vormen nu het nationale elftal dat de Franse eer verdedigt op het WK. „Aanvoerder Antoine Dupont, maar ook andere spelers als Grégory Alldritt, Anthony Jelonch, Pierre Bourgarit komen uit de buurt”, zegt Rechede, trots. Tot dusver weren ze zich kranig op het WK: les Bleues begonnen het toernooi met winst op Nieuw-Zeeland, om vervolgens ook Uruguay en Namibië te verslaan. Dat laatste land werd afgelopen donderdag vernederd: Frankrijk behaalde zijn grootste overwinning ooit: 96-0. Vrijdag speelt Frankrijk nog een laatste poulewedstrijd tegen Italië, waarna het hoogstwaarschijnlijk in de kwartfinales belandt met andere favorieten als Ierland, Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland.
Of Frankrijk echt een WK kan winnen – het zou de eerste keer ooit zijn – daar zijn kenners het niet over eens. Rechede: „In de kwartfinales moeten we tegen Zuid-Afrika of tegen Ierland, de huidige nummer één van de wereld. Dus het wordt erg ingewikkeld.”
Historicus Collins heeft meer vertrouwen. „De Fransen hebben een sterk team en het is een thuiswedstrijd – de sfeer in de stadions ziet er geweldig uit. En veel mensen gunnen het Frankrijk, om als underdog en praktisch het enige niet-Engelstalige rugbyland te winnen.”
Die WK-wedstrijden worden trouw gevolgd in Mont-de-Marsan en Grenade-sur-l’Adour, waar buurtcafés momenteel volhangen met blauw-wit-rode vlaggen en andere merchandise van het WK. Maar toch lijken de meesten zich drukker te maken over de prestaties van hun eigen, lokale teams.
Zo beginnen de ogen van Manon Piarrine en Enzo Spadetto te glimmen als ze praten over de aanstaande derby tegen het nabijgelegen Dax. En de vrijwillige pensionado’s van USG tonen meer enthousiasme als ze verhalen ophalen van vroeger – over hoeveel er werd gedronken, gevochten en hoe zwaar de rugbyballen die toen van leer werden gemaakt werden als het regende – dan wanneer het gaat over het WK. En als het gaat over de moules frites die volgende week geserveerd zullen worden. Bernadet: „Komt u dan ook?”