N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Vrouwengeschiedenis Bij toeval stuitte Jutta Chorus op vijf bijzondere vrouwen uit één familie. Ze laat zien hoe zij probeerden hun dromen na te streven in een tijd waarin dat voor vrouwen niet vanzelfsprekend was.
Het begon met een koffertje. Een blauw Air-Francekoffertje propvol dagboeken, brieven en foto’s van drie generaties vrouwen uit dezelfde familie. Een koffertje dat lange tijd verloren was gewaand. Tot schrijver en journalist Jutta Chorus het in de zomer van 2021 vond, verborgen onderin een kast achter enkele stoffige archiefdozen.
‘Als het koffertje er niet meer was geweest, had niemand het gemist’, schrijft Chorus in de proloog van Alma’s dochters, want de vrouwen, wier levens de bronnen in het koffertje documenteren, leefden ‘in de schaduw van de geschiedenis’. Hoewel Alma Bimmermann in de jaren negentig van de negentiende eeuw meerdere succesvolle Indische romans publiceerde, en haar kleindochter Sylvia Brandts Buys, ruim een halve eeuw later, als redacteur van de Haagse Post haar stempel drukte op de Nederlandse journalistiek, hebben geen van beiden een Wikipediapagina.
Zelfs de 92-jarige Lili Veenman, de eigenaar van het koffertje en de achterkleindochter van de eerdergenoemde Alma, realiseerde zich aanvankelijk niet hoe noemenswaardig de levens van haar voormoeders waren. Zij was het die Chorus benaderde, maar dan met de vraag of ze iets kon met het levensverhaal van haar overgrootvader, Anton Berkhout. Zijn memoires waren in haar ogen ‘geknipt voor een filmscenario’.
Maar toen stuitte Chorus op het koffertje, en meteen begreep ze dat ze ‘een verborgen schat van vrouwengeschiedenissen’ in handen had. Een film over Anton kwam er niet, wel een aangrijpende groepsbiografie van Lili en haar voormoeders.
Vrouwelijke pioniers
In Alma’s dochters zet Jutta Chorus een voor een vijf markante vrouwen in de schijnwerpers. Het is het verhaal van vrouwen die zich bewust waren van hun talenten en niets liever wilden dan die benutten. ‘Alma en haar dochters wilden de wereld niet veranderen’, schrijft Chorus, ‘ze probeerden een plaats te verwerven binnen het systeem.’
Lees ook de recensie van De voormoeders
Het eerste verhaal is dat van Alma Bimmermann (1853-1948). Op haar achttiende verliet Alma haar ouderlijk huis in Düsseldorf en trok ze naar Nederland om er te studeren. Met haar diploma van onderwijzer op zak, vertrok ze vier jaar later naar Nederlands-Indië, haar grote liefde achterna. Bij aankomst in Batavia bleek haar verloofde aan een tropische ziekte overleden te zijn.
Het nieuws was een enorme klap voor Alma, maar desondanks besloot ze te blijven. Ze was, zoals Chorus haar treffend karakteriseert, ‘een pionier’. ‘Ze baande haar eigen pad in een wereld die voor haar even onbarmhartig was als voor haar seksegenoten.’ Al snel maakte Alma carrière; eerst als gouvernante van de kinderen van de sultan van Yogyakarta, later als auteur van Indische romans. Daarmee kwam haar grootste droom uit: schrijfster worden.
Ook Alma’s oudste dochter, Elly Berkhout (1882-1943), had grootse plannen. Als jonge twintiger ging het haar op professioneel vlak voor de wind. Ze was de eerste vrouw die afstudeerde aan de Rijkslandbouwschool in Wageningen. Op basis van haar voortreffelijk onderzoek naar fruitboomsoorten bood de directeur van de landbouwschool haar een vaste baan aan. Elly sloeg het aanbod af. Niet omdat ze het werk niet graag deed, maar omdat een van haar collega’s op haar ingepraat had. Volgens hem had een andere tijdelijke collega – een man – meer recht op de positie.
Achteraf gezien was dit de eerste in een reeks van tragische wendingen in Elly’s leven. In 1906 trok ze, net zoals haar moeder destijds had gedaan, naar Nederlands-Indië. In Batavia wachtte Ger Brandts Buys haar op. Hij was een medestudent met wie ze nog voor haar vertrek bij volmacht getrouwd was. Hun huwelijk was ongelukkig. In een van Elly’s dagboeken, die bewaard bleven in het bewuste blauwe koffertje, schreef Elly: ‘Er zijn dagen dat ik ’t juk gewoon niet meer kan dragen.’ Na meerdere affaires van Ger, scheidde ze van haar echtgenoot. Hun vier kinderen bleven bij haar.
Twee van die kinderen, Sylvia (1907-1994) en Elly Brandts Buys (1913-1985), staan centraal in het derde deel van de familiegeschiedenis. De zussen waren allebei creatievelingen: Sylvia werkte als journalist, Elly als professioneel fotograaf en model. Hun financiële onafhankelijkheid was een zegen en liet hen toe in een mannenwereld hun eigen keuzes te maken. Zo reisde Elly in 1938 in haar eentje door heel Europa.
Het verhaal van Sylvia beklijft het meest. Chorus schetst een indringend portret van een vrouw die keer op keer tekortgedaan wordt. Met name Gus Hiltermann, de journalist met wie ze in de jaren veertig een relatie kreeg, maakte haar het leven zuur. Hoewel Sylvia de redactie van de Haagse Post runde, verkondigde Gus overal waar hij kwam dat hij de baas was. Sylvia legde zich erbij neer. Dat deed ze ook toen ze erachter kwam dat hij een schaduwgezin had met haar halfzus. ‘Een mens moet heel wat leren accepteren tijdens zijn leven wil hij niet met het hoofd omlaag uit een raam springen’, verzuchtte Sylvia in 1970 in een brief aan een goede vriendin.
Dicht op de huid
Verderop in het verhaal blijkt dat Sylvia op dat moment al eens geprobeerd had om een einde aan haar leven te maken. Het is jammer dat Chorus dat slechts terloops vermeldt. Die ene passage buiten beschouwing gelaten, slaagt Chorus er uitstekend in de lezer op een open maar serene manier deelgenoot te maken van de dieppersoonlijke gedachten en gevoelens die Lili’s voormoeders neerpenden in hun dagboeken en brieven, niet beseffend dat hun woorden ooit in een boek terecht zouden komen. Chorus zit ontzettend dicht op hun huid, en dat maakt dit boek zo bijzonder. De vrouwen die ze beschrijft zijn geen personages, maar vrouwen van vlees en bloed. Via de vele citaten komen ze tot leven.
Ook Lili, Sylvia’s dochter en de enige van de vijf vrouwen die nog leeft, was onder de indruk van het resultaat. Nadat ze een eerste versie van het manuscript gelezen had, vroeg ze Chorus om haar nog eens op te zoeken. Er was nog iets wat ze aan haar kwijt wilde. ‘Zij hebben alles aan de openbaarheid prijsgegeven’, zei Lili over haar voormoeders. ‘Het is laf tegenover hen als ik niet vertel wat in mijn jeugd is gebeurd.’
Het geheim dat Lili daarop aan Chorus toevertrouwde en dat in het laatste deel onthuld wordt, is schokkend. Het is de verdienste van Chorus dat ze deze gebeurtenis Lili’s opmerkelijke levensverhaal niet laat overschaduwen. Chorus schrijft uitgebreid over Lili’s studententijd aan de filmacademie in Parijs en Rome, haar werk als regieassistent van Federico Fellini en Fons Rademakers (haar echtgenoot), en haar twee eigen films, Menuet (1982) en Dagboek van een oude dwaas (1987).
Met Alma’s dochters heeft Chorus een meeslepende en intieme familiegeschiedenis geschreven. Het boek getuigt van het belang van vrouwelijke rolmodellen. Want zien dromen, doet dromen. Wie enthousiast was over Nino Haratischwili’s Het achtste leven en Suze Zijlstra’s De voormoeders, zal ook dit boek waarderen. Net als die boeken, maakt Alma’s dochters je nieuwsgierig naar de levens van de vrouwen in je eigen familie. Welke talenten en dromen hadden zij? Werden zij gesteund door de mannen in hun leven, of maakten die het hen alleen maar moeilijker? Hadden zij vrouwelijke rolmodellen?