In deze tentoonstelling is diva geen scheldwoord, maar compliment

Recensie Vormgeving

Expositie Ooit was er geen groter compliment denkbaar dan ‘diva’. Dat is intussen wel anders, maar een vrolijke tentoonstelling in Londen poetst de reputatie van diva’s op.

Debbie Harry (Blondie) rond 1982
Debbie Harry (Blondie) rond 1982 Foto Chris Stein

Niemand wil het woord ‘diva’ naar het hoofd geslingerd krijgen. Het roept associaties op met Mariah Carey, die naar verluidt een assistent inhuurde met als enige taak het weggooien van haar oude kauwgom. Met Naomi Campbell, die een telefoon naar het hoofd van haar schoonmaker smeet. En Madonna, die tijdens een wereldtour verwachtte dat elke wc een gloednieuwe, speciaal voor haar geïnstalleerde wc-bril had. Een diva is veeleisend, lastig en tot op het bot verwend.

Ooit was dat wel anders, leer je in de tentoonstelling DIVA, die nog tot april volgend jaar in het Victoria and Albert Museum (V&A) in Londen te zien is. In 1832 was de Franse criticus Théophile Gautier de eerste die het woord diva – afgeleid van het Latijnse woord voor godin – gebruikte om operazangeressen met een volgens hem ‘goddelijk talent’ te beschrijven. Er was geen groter compliment denkbaar.

Op de begane grond – de tentoonstelling is opgesplitst in twee verdiepingen – word je via filmposters, videobeelden en vooral een heleboel kledingstukken voorgesteld aan de eerste generaties diva’s. Sopranen als Jenny Lind (1820-1887) en Adelina Patti (1843-1919) werden verafgood door hun fans. Het succes bracht hun zelfstandigheid en financiële onafhankelijkheid in een tijd waarin een baan voor de meeste vrouwen überhaupt niet weggelegd was. Toch hadden ze aanzienlijk minder status dan hun mannelijke collega’s.

De Italiaanse sopraan Adelina Patti, in 1863 geschilderd door Franz Winterhalter en Rihanna in een door de paus geïnspireerde outfit van Maison Margiela het Met Gala in New York, 2018.
Beeld Harewood House Trust, Dennis Leupold

Eind negentiende eeuw, de eerste feministische golf was net op gang, kwamen steeds meer vrouwelijke podiumartiesten in actie voor gelijke behandeling. Om meer invloed te krijgen, begonnen ze ook functies achter de schermen te bekleden. Iemand als theateractrice Vesta Tilley (1864-1952) gebruikte haar faam om de grenzen te verleggen van hoe een vrouw zich mocht gedragen. Als een van de eerste actrices speelde ze ook mannenrollen – in een tijd waarin alleen een broek dragen al als shockerend werd ervaren. Met succes, aan het einde van de negentiende eeuw was ze de bestverdienende vrouw van Engeland.

De komst van stomme films (1895) maakte actrices nóg beroemder. Maar doordat mannen backstage nog aan de belangrijkste touwtjes trokken, werden vrouwen vaak eendimensionaal afgebeeld. Óf als femme fatale (actrices als Lyda Borelli en Theda Bara werden er wereldberoemd mee) óf als onschuldig en meisjesachtig (Clara Bow, Mary Pickford). Die laatste mocht dan vaak ‘America’s sweetheart’ worden genoemd, ze richtte wél haar eigen filmbedrijf op waardoor ze kon werken zonder de bemoeizucht van grote, door mannen gerunde filmstudio’s uit Hollywood. Want die kregen in die tijd steeds meer macht, zeker toen de stomme films in de jaren dertig plaatsmaakten voor ‘talkies’. Ze bepaalden welke rollen actrices mochten spelen, hoe ze zich moesten kleden, en lekten smeuïge roddels over hun privélevens om meer bioscoopkaartjes te verkopen.

Tegelijkertijd kregen actrices, aldus de informatiebordjes, „supernova levels of star power”. Ze begonnen feller dan ooit te strijden voor autonomie. Bette Davis klaagde filmstudio Warner Bros aan, die voor haar bepaalde welke rollen ze wel en niet mocht spelen. Op een muur valt een quote van haar te lezen: „When a man gives his opinion, he’s a man. When a woman gives her opinion, she’s a bitch.” Toen Elizabeth Taylor in 1963 een miljoen dollar eiste voor haar hoofdrol in Cleopatra, werd dat als schandalig gezien. Zelfs een man had dat bedrag nog nooit durven vragen (ze kreeg het overigens wel). In plaats van ambitieus en getalenteerd, werden deze vrouwen nu gezien als moeilijk en veeleisend.

Het op Lodewijk XIV geïnspireerde kostuum dat Elton John op zijn 50ste verjaardag droeg, in 1997 en een kostuum van Christian Dior, gedragen door Vivian Leigh in theaterstuk Duel of Angels in 1958 in Londen.
Foto’s V&A

Daar eindigt het eerste deel van de tentoonstelling. Via een trap naar boven beland je bij de tweede helft, die begint in de jaren zestig. Waar je beneden door een helder, chronologisch geschiedenisverhaal geloodst wordt, word je hier overdonderd door een veelvoud aan diva’s (v/m) uit allerlei categorieën en tijdperken. Liza Minelli, Billie Eilish, Cher, PJ Harvey, Lil Nas X, Beyoncé, Blondie, Sade, Freddie Mercury, Missy Elliott, Edith Piaf, P!nk, Mariah Carey – het museum lijkt doodsbang iemand te vergeten. Sommige diva’s zijn met een fotootje en een kort bijschrift zó summier aanwezig, dat het weinig toevoegt. En je vraagt je als bezoeker af: wat ís een diva eigenlijk?

Een informatiebordje geeft antwoord: „Revolutionaire artiesten die een drijvende kracht zijn achter maatschappelijke verandering, die hun beroemdheid gebruiken om alles aan de kaak stellen, van institutioneel racisme tot ingebakken normen in de industrie.” Een rooskleurige, haast heroïsche definitie. De negatieve kanten – sterren die alleen M&M’s in een bepaalde kleur eisen (dat was Eddie Van Halen overigens) – komen in de tentoonstelling niet voor. Madonna wordt in het museum uitsluitend bejubeld om haar grensverleggende uiterlijk, optredens en songteksten.

Er is aandacht voor zwarte vrouwen als Nina Simone, Aretha Franklin en Miriam Makeba die als extremist weggezet werden en hun carrières op het spel zetten door zich fel uit te spreken tegen racisme. Vrouwen (Annie Lennox, Grace Jones), maar ook mannen (Prince, Lil Nas X) die met hun uiterlijk traditionele gendernormen uitdagen. Spectaculair is het op Lodewijk XIV geïnspireerde en met veren bezaaide kostuum dat Elton John tijdens zijn vijftigste verjaardag droeg. Zó groot dat John in een verhuiswagen naar zijn feestje gebracht moest worden.

Lizzo in een ontwerp van Viktor & Rolf, 2021 Foto Getty Images

En er is een hoekje gewijd aan vrouwen die bezweken onder de druk die het divaschap met zich meebrengt: Britney Spears, Whitney Houston, Amy Winehouse. Op de begane grond komt het tragische verhaal van Marilyn Monroe aan bod. Toch is het geen zware voorstelling. Curator Kate Bailey wil de diva víéren, valt meermaals te lezen. Het is dan ook vooral een feestelijke parade van rodeloper-outfits. Dat het V&A de grootste modecollectie ter wereld bezit, is te merken. De meest legendarische kledingstukken zijn present. Een met de hand geborduurde cape die Elizabeth Taylor in Cleopatra droeg, de vlammenjurk die Bob Mackie in 1977 voor Tina Turner ontwierp, het kunststof korset van Issey Miyake waarin Grace Jones in 1981 optrad, de leren zwangerschapsoutfit van Alaïa die Rihanna eerder dit jaar naar de Oscars droeg. Ze staan allemaal onder een gigantisch koepelplafond, waarop een sterrenstelsel met bewegende beelden van diva’s als Marilyn Monroe, RuPaul, Janis Joplin en Adele wordt geprojecteerd.

Er doen ook Nederlandse ontwerpers mee. Grandioos is de ‘vulvabroek’ van Duran Lantink die Janelle Monáe droeg in haar videoclip Pynk (2018) – een ode aan het vrouwelijk geslachtsdeel. Van Viktor&Rolf zijn zelfs twee outfits te zien.

Je wordt er al met al vrolijk van. Zoveel vrouwen (en een enkele man) die voor zichzelf en anderen opkwamen en daardoor de status quo veranderden, aangekleed met ronduit spectaculaire mode. Als er een conclusie getrokken kan worden, is het wel dat wie niet uitgebuit of ondergesneeuwd wil worden, wel ‘divagedrag’ móét vertonen. Of zoals Maria Callas, misschien wel de beroemdste operadiva aller tijden, zei: „I will always be as difficult as necessary to achieve the best.”