In deze speeltuin is het de bedoeling dat kinderen een beetje gevaar lopen

Het grassige terreintje onder hoge bomen is bezaaid met troep. Hier een strijkplank, daar een barkruk, daar een winkelwagen met een fietsband erin. Plastic vaten, bowlingballen, skilatten, krukken, rollators en pallets, veel pallets. Ertussen spelen kinderen. Ze klimmen op het dak van een blauwgroen geverfd caravanwrak. Ze slingeren heen en weer op autobanden aan boomtakken. Ze glijden vanaf het dak van een zeecontainer langs een lantaarnpaal naar beneden, of springen eraf met een paraplu als parachute. Au, dat doet even pijn.

En dat is precies de bedoeling.

De avonturenspeeltuin in Utrecht, gratis voor kinderen van vier tot en met twaalf jaar, is open sinds april en sluit 25 september. Vier middagen per week komen er twintig à veertig kinderen spelen. Hij ligt in een omheinde hoek van 200 vierkante meter in een meer traditionele speeltuin. Het is tijdelijk en klein, maar wel bijzonder: de eerste ‘rommelspeeltuin’ in Nederland. En ook de eerste speeltuin waar ouders nadrukkelijk niet welkom zijn. ‘Alleen voor kinderen. Niet voor ouders’, staat op een briefje bij de ingang, waar een badkuip aan touwen tussen twee zeecontainers hangt.

Net als in natuur- en bouwspeeltuinen kunnen kinderen hutten bouwen en in bomen klimmen. Daarnaast ligt er ‘speelzooi’. „We zeggen tegen de kinderen: kijk maar wat je ermee doet”, zegt initiatiefnemer Martin van Rooijen. Twee ‘speelwerkers’ houden toezicht. Voor ouders is er een klein terrasje, zonder zicht op de speeltuin. Als ze willen, kunnen ze af en toe naar het hek lopen om hun kind te zien. Dat helpt voor de acceptatie, zegt Van Rooijen. Van de ouders, wel te verstaan, niet van de kinderen. „Die hebben het niet nodig dat de ouders erbij zijn.”

Chelsea (9) en Kenza (6) zijn een fikkie aan het stoken in de vuurplaats, een halfronde bank van opgestapelde stoeptegels. Ze wonen vlakbij en mogen zonder begeleiding samen naar de speeltuin. „Ik heb wel een telefoon bij me”, zegt Chelsea, wijzend op het zwarte handtasje dat ze om heeft. Ze gooien takjes en wattenschijfjes in de vuurschaal. Chelsea strijkt drie lucifers tegelijk af en gooit ze gauw van zich af. Kenza, in een wijde bruine zomerjurk, pakt een boomblaadje uit het vuur. „Nee nee, doe dat niet”, zegt een ander meisje tegen haar. „Kom we gaan koken”, zegt Chelsea. Ze vullen een bakpan met gebruikte lucifers en stukjes hout.

Foto Dieuwertje Bravenboer

Vallen en opstaan

Het lijkt spontaan, wild, hippie-achtig: een berg troep waarin kinderen naar hartenlust mogen spelen. Dat is schijn. Er zit planning, organisatie en wetenschap achter. Initiatiefnemer Van Rooijen promoveerde begin juli aan de Universiteit voor Humanistiek op ‘risicovol spelen’, zoals stoeien, spelen op hoogte, spelen met snelheid, spelen buiten het zicht. Hij heeft ook een bedrijf in methodieken voor ‘vrij spelen’, dat een deel van de spullen leverde, en hij trainde de ‘speelwerkers’.

„Het zit ingebakken in het kind om uitdagingen te zoeken op de toppen van hun kunnen”, zegt hij. „Soms gaat het fout, dat weten kinderen. Vallen vinden ze niet erg, dan staan ze op en gaan ze weer verder. Maar een kind moet dat wel kunnen ervaren. Daar moeten wij voor zorgen.” Uit onderzoek blijkt dat risicovol spelen positief effect heeft op de gezondheid van kinderen, zowel fysiek als mentaal. „De huidige generatie groeit overbeschermd op”, zegt Zeina Bassa, expert ‘risicovol spelen’ bij VeiligheidNL, het kenniscentrum letselpreventie. „Dat kan ertoe leiden dat ze op latere leeftijd verkeerde beslissingen nemen in risicovolle situaties, bijvoorbeeld in het verkeer. Of dat ze fobieën en angststoornissen ontwikkelen.”

VeiligheidNL is gericht op het voorkomen van ernstig letsel. „Niet alleen door kinderen te beschermen tegen grote risico’s, maar ook door hen met risico’s te leren omgaan”, zegt Bassa. „Er moet bij het spelen een kans zijn dat er iets fout gaat. Pijn, schrik, een fysieke verwonding. Het leven bestaat uit risico’s. Je moet daar als kind mee kunnen oefenen op je eigen niveau. Dat is geen luxe, dat is noodzakelijk.”

Foto Dieuwertje Bravenboer

Matrasje neerleggen

In de speeltuin komt speelwerker (en projectleider) Bart Snijders (33) bij het vuurtje staan. Hij kijkt in de vuurschaal, zegt niets, loopt weer weg. Hij en de andere speelwerker, te herkennen aan een witte zonneklep, zijn verantwoordelijk voor de veiligheid, maar hebben ook de opdracht de kinderen zo min mogelijk te storen. „Ik grijp alleen in als ik het gevoel heb dat er een gevaarlijke situatie is. Kinderen houden elkaar in balans, spreken elkaar aan. Zij weten: dit is heet, dit is hoog, er is een risico. Wij zijn backup. Observerend.” Per situatie maakt hij een afweging. „De containers zijn 2,6 meter hoog. Als ze eraf willen springen, zeg ik: een matrasje neerleggen is wel handig. Bij de vuurplaats is de sfeer nu rustig. Soms gaan kinderen fakkels rondzwaaien, dan blijf ik er even bij.”

De speelwerkers beheren ook de Rommelshop, waar de kinderen om gereedschap, spijkers, lucifers kunnen vragen. „De shop mogen ze zelf niet in”, zegt Brian van Hilten (26). „We willen zicht houden op hamers, spijkers, zaag, en we willen weten wanneer er een vuurtje wordt gemaakt.” Snijders: „Wat kinderen zelf niet door hebben is of iets stevig genoeg is om op te staan. Dat testen we elke dag.” In de zelfgemaakte hutten slaan ze uitstekende spijkers krom.

„Er zijn ook kinderen die dit niks vinden”, zegt Brian van Hilten. „Die in de war raken van zonder begeleiding alles mogen doen, of liever zitten te tekenen.” In het begin was er een jongen „die niet wist wat hij met zichzelf aan moest” en de ramen van de caravan kapotsloeg. „Slopen mag. Maar we proberen dan iets aan te reiken waarbij geen glas in het rond vliegt, zoals dat” – hij wijst op een onttakelde bureaustoel.

Alle vaste objecten staan in het ‘werkdocument risico-voordeel- afweging’

Martin van Rooijen vertelt dat de spullen in de speeltuin vooraf worden bekeken op veiligheid en ‘speelwaarde’. Alle vaste objecten (de caravan, de vuurplaats) staan beschreven in het ‘werkdocument risico-voordeelafweging’. „Dit is een soort pilot. Als anderen er ook iets mee willen, hebben ze daar misschien wat aan.” Hij ziet het daarnaast als vrijwillige verantwoording. „We mogen er een chaos van maken, maar we moeten wel bewust handelen. Als we een touw in een boom hangen, moeten we bedenken hoe we dat doen.” Voor de klimtouwen heeft hij dat afgekeken bij de scouting.

Hij laat ook een speeltuinexpert meekijken die alle wettelijke regels kent. Het is in deze tijd niet zonder risico om kinderen risicovol te laten spelen. „Spelen is gejuridiseerd. Het gaat altijd om wie er aansprakelijk is als er iets gebeurt.” Voor speeltoestellen gelden strenge veiligheidseisen. Maar in de Europese normen komt de term ‘avonturenspeelplaats’ voor, zegt hij, voor een plek waar kinderen zelf dingen maken. „Wat kinderen zelf bouwen hoeft niet gekeurd te worden.” In het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zijn al veel meer junk playgrounds. „Die samenlevingen zijn nog veel meer gejuridiseerd. Dus het kan wel.”

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Bovenop een zeecontainer

Baadel Bahadoer (35) komt zijn kinderen Katey (4) en Kenji (6) ophalen om naar huis te gaan. Met Katey op zijn schouders staat hij net buiten de speeltuin bij een zeecontainer, bovenop timmeren kinderen aan een hut. „Een beetje naar achter”, zegt hij tegen Kenji, „anders valt er een hamer op je hoofd.” Bahadoer zegt dat hij deze speeltuin geweldig had gevonden toen hij klein was. „Ik begrijp dat er geen ouders in mogen, je hebt die begeleiders al.” In het begin ging hij steeds kijken naar zijn kinderen, nu minder vaak.

Een paar bedenkingen heeft hij wel. „Van mij mag Kenji niet in die boom klimmen”, wijst hij. Het klimtouw aan de boom reikt vijf, zes meter hoog. „Als je met je achterhoofd op een boomstam valt ben je dood.” Achter het hek is een jongetje met een grotemensenzaag onderweg naar het dak van een container. „Ook gevaarlijk”, zegt Bahadoer, „dat hij met die scherpe handzaag omhoog klimt. Als het mijn zoon was zou ik zeggen: de zaag breng ik wel.” Het jongetje, dat hem niet kan horen, houdt de zaag eerst in één hand vast, maar heeft beide handen nodig om via een plank met dwarslatjes omhoog te klimmen. Dan legt hij hem steeds een ‘treetje’ hoger en klimt erachteraan.

Thuis mag Morris niet aan de zaag komen. Hier loopt hij er gewoon mee rond

Hanny Mouris (71)
oma van Morris (5)

Het jongetje met de zaag is Morris van vijf. Zijn oma, Hanny Mouris (71), zit op enige afstand in een luie stoel op een grasveld. Het is de tweede keer dat ze Morris en zijn zus Juna (4) meeneemt naar deze speeltuin, met hun ouders zijn ze er al vaker geweest. „Thuis mag Morris niet aan de zaag komen, hier loopt hij er gewoon mee rond”, zegt ze. Vindt ze dat spannend? „Ik dacht heel even: hij zal zijn vinger er toch niet af zagen”, geeft ze toe. „Maar ik wil niet te bezorgd zijn. Kinderen moeten kunnen experimenteren. Er zouden veel meer van dit soort speeltuinen moeten zijn.” Morris en Juna hebben haar bij het spelen helemaal niet nodig, merkt ze. „Ze komen alleen naar me toe als ze honger hebben.”

Bij de vuurplaats wordt het drukker. Bart Snijders brengt nog wat houtjes, de meisjes gooien ze op het vuur. Boris (9), in oranje T-shirt: „Niet te veel, anders krijgt het geen lucht meer.” Chelsea pakt haar telefoon uit haar tasje en voert een kort gesprek. „Mijn moeder zegt dat we naar huis moeten.” Kenza: „We wachten nog even tot de marshmallows er zijn.” Iemand is die thuis gaan halen.

Aan de andere kant van de speeltuin ligt Damian (8) plat op het dak van een van de containers, met één arm over de rand. Daaraan bungelt een ijzeren vaatje, hij laat het nog net niet vallen. Snijders beent ernaartoe. „Wacht, ik pak hem even aan.” Waarom grijpt hij hier in? Twijfelgevalletje, zegt hij. „Het zijn oude olievaatjes, we willen niet dat die open gaan.” Morris zit op het dak van een container. „Is Juna bij jou?”, roept zijn oma vanaf de grond. Verstoord kijkt hij op: „Jij mag hier niet komen.”

Foto Dieuwertje Bravenboer

Arm breken mag

Hoe ver mag het speelrisico gaan? Mag een kind een arm breken in de avontuurlijke speeltuin? „Dat mag”, zegt Martin van Rooijen. „Dat hoort bij een kinderleven. Als een kind uit een boom valt is dat niet erg.” Is hij niet bang dat er een kind zwaargewond raakt? „Dat kan een keer gebeuren. Ook in een gewone speeltuin of in de achtertuin. Dat kunnen wij niet voorkomen.” Erg ongerust is hij niet. Uit statistieken blijkt, zegt hij, dat kinderen zelden gewond raken tijdens het spelen. En in avontuurlijke speeltuinen misschien nog wel minder. „Omdat ze daar beter uitkijken. Ze zien: het is hier een rommel, ik moet opletten. In een reguliere speeltuin denken ze: er liggen toch rubberen tegels onder.”

Het tot dusver zwaarste letsel in de avonturenspeeltuin is volgens hem een spijker in een voet. Van de zeecontainers is nog niemand naar beneden gevallen. „Er is een kind van een pallet gevallen op 1,20 meter hoogte. Die had een flinke bult op zijn hoofd.”

Van Rooijen hoopt dat er meer speeltuinen komen als deze. Hij legt op ouderavonden uit hoe goed risicovol spelen is voor de veerkracht, weerbaarheid, autonomie en het zelfvertrouwen van een kind. Of de Utrechtse avonturenspeeltuin na september open blijft in schoolvakanties, en volgend jaar weer langere tijd, hangt ervan af of de financiering rondkomt. De aanwezigheid van twee betaalde, speciaal getrainde speelwerkers maakt hem relatief duur.

Het loopt tegen sluitingstijd, de speelwerkers beginnen met opruimen. Dat is hier niet ingewikkeld: gereedschap verzamelen, kleden en kussens in een container en verder alles laten liggen waar het ligt.

En dan loopt er, als een vreemde diersoort, opeens toch een vader in het verboden gebied. Tim Staudt (42) is meegelokt door Lidewij (4), die hij kwam ophalen bij een naastgelegen buitenschoolse opvang. Lidewij, type watervlug, klimt via opgestapelde palletdelen naar het dak van de caravan, om er via de glijbaan aan de achterkant weer af te glijden in de matrassenkuil. „Kijk uit voor de brandnetels!”, roept haar vader. Hij had nog niet gezien dat ouders hier niet gewenst zijn. Weifelend zegt hij dat hij zijn dochter hier wel alleen zou laten spelen. „Al denk ik dat ze dingen gaat doen waarvan ik niet wil dat ze ze doet.” Ze is alweer uit het zicht verdwenen. Hij snelt achter haar aan.