Inheemse Amerikanen, of ‘indianen’, staan weer volop in de belangstelling, mede door de klimaatcrisis en de opkomst van door de Inheemse culturen geïnspireerd ecologisch denken. Maar wat weten we van hun geschiedenis? Veel Nederlanders zullen niet verder zijn gekomen dan Bury My Heart at Wounded Knee (1970) van de niet-indiaan Dee Brown, een activistische aanklacht vol versimpelingen en clichés.
Met De herontdekking van Amerika wil historicus Ned Blackhawk, hoogleraar aan Yale en zelf van het Shoshone volk, laten zien dat de geschiedenis van de Verenigde Staten niet kan worden verteld zonder de rol van de honderden indiaanse volken daarin –iets wat steeds maar al te vaak gebeurt.
Het boek leverde Blackhawk vorig jaar de Amerikaanse National Book Award op en is nu, waarschijnlijk mede door die prijs, in vertaling verschenen. Voor Nederlandse lezers is dat vooral een kans om bijgepraat te worden over de meer recente geschiedenis van inheems Amerika. Belangrijke thema’s zijn het verzet van indiaanse volken tegen gedwongen assimilatie, hun strijd voor het naleven van verdragen met de federale overheid en hun wens om juist géén deel te willen zijn van de VS, maar autonome naties.
In ruim vijfhonderd pagina’s volgt Blackhawk gedetailleerd de inheemse geschiedenis van Noord-Amerika, inclusief de grote opstand in 1680 van Pueblo indianen tegen de Spanjaarden in het huidige Nieuw-Mexico, de indiaanse rol in Amerikaanse Onafhankelijkheidsstrijd en latere Burgeroorlog tot en met de kolonisatie van het Westen, de genocide op de Californische inheemse bevolking en de juridische strijd van moderne indiaanse naties voor behoud van hun zelfstandigheid en in verdragen vastgelegde rechten. De mate van detail van het boek is, zeker voor Nederlandse lezers, tegelijk een beetje een probleem: hoe haal je de grote lijnen eruit?
Blackhawk is niet de eerste met de ambitie een ‘inheemse geschiedenis van Amerika’ te schrijven, al is hij wel een van de weinige auteurs die zelf inheems zijn. Al sinds ruim een kwart eeuw geleden is een nieuwe historiografie van Noord- en Zuid-Amerika opgekomen die het accent legt op de inheemse bewoners. Dat is het gevolg van een indiaanse culturele ‘renaissance’ sinds de jaren zeventig, maar ook van de ontdekking van niet eerder bestudeerde inheemse bronnen en nieuwe archeologische vondsten. Aan Blackhawk vooraf gingen onder meer An Indigenous Peoples’ History of the United States van Dunbar-Ortiz (2014) en Indigenous Continent: The Epic Contest for North America van de Fin Pekka Hämäläinen .
Wat voegt hij aan die boeken toe? Blackhawk wil ,,een nieuwe theorie van de Amerikaanse geschiedenis ontwikkelen.’’ Die nieuwe visie moet laten zien dat inheemse volken niet alleen bepaald wérden door de koloniale economie, nederzettingen en politiek, maar die zelf ook vormgaven.
Raciale veranderingen
Vreemd is bezien vanuit dit uitgangspunt dat zijn boek begint met een lange uiteenzetting over de Spaanse aanwezigheid in Noord-Amerika, die onder meer de import van paarden en vee met zich meebracht. Op zichzelf nuttig, want dit aspect van de Amerikaanse geschiedenis wordt vaak kort afgedaan, maar je zou toch verwachten dat een boek als dit begint met de periode van duizenden jaren daarvóór, toen Amerika al door talloze volken werd bewoond en in cultuur gebracht. Ook de Fransen en Engelsen komen vervolgens uitgebreid aan bod.
Gelukkig komt Blackhawk gaandeweg wel met opmerkelijke, minder bekende feiten. Zoals de verwevenheid van inheems Amerika met slavernij en slavenhandel. De Amerikaanse slavenhandel begon niet met mensen uit Afrika, maar met inheemse Amerikanen. In de havenstad Charleston werden rond 1710 meer indianen verhandeld dan Afrikanen. Het kolonialisme bevorderde ,,drie onderling verbonden raciale veranderingen’’, schrijft Blackhawk: verdrijving van de inheemse volken; uitbouw van de constitutionele democratie (voor witte mannen) en uitbreiding van de zwarte slavernij. Grondgebied dat van indianen was afgenomen, kon worden gebruikt voor de plantage-economie.
Blackhawk laat goed zien wat de expansie van de jonge Verenigde Staten betekende voor de indiaanse bevolking, zoals de aankoop van Frankrijk in 1803 van het enorme ‘Louisiana Territorium’ ten westen van de Mississippi. Voor president Thomas Jefferson was duidelijk dat het gebied ook goed gebruikt kon worden om indianen uit het oosten naartoe te deporteren. Het raciale denken klinkt overal in door: Europeanen in de nieuw verworven gebieden konden eenvoudig staatsburger worden van de nieuwe VS, voor de oorspronkelijke bewoners lag dat anders.
Interessant is dat Blackhawk juist in deze periode, die hier nog steeds ‘het Wilde Westen’ heet, minder bekende indiaanse personen centraal plaatst. Gewone mensen die ieder op hun eigen manier de strijd aanbonden met de idee dat hun volk, ‘de Roodhuid’, gedoemd was te verdwijnen in het zicht van de oprukkende beschaving. Een voorbeeld is Laura Cornelius Kellogg, een Oneida-vrouw uit het reservaat in Wisconsin, die protesteerde tegen het assimilatie-beleid van het ‘Bureau of Indian Affairs’ en in boeken en pamfletten streed voor de naleving van verdragsrechten.
Die federale ‘indianenpolitiek’ kende ook een hevig wisselende conjunctuur. Na een periode van gedwongen assimilatie volgde de New Deal van de democraat Roosevelt, die indiaanse volken meer zelfbeschikking gaf. Onder zijn opvolger Truman kwam assimilatie weer in zwang, vanaf de jaren zeventig kwam het accent weer te liggen op culturele bescherming en grotere autonomie. Dat is nog steeds het beleid, maar de verworvenheden staan onder druk en moeten door inheemse naties telkens weer juridisch worden verdedigd.
Blackhawk biedt zo veel nuttige informatie voor de Nederlandse lezer. Helaas is op de vertaling wel het een en ander aan te merken. Zoals het eigenaardige en inconsequente gebruik van indiaanse namen. Zo komen we de ,,Pequoten’’ tegen en maken we kennis met de ,,Cherokezen’’ (correct zou zijn ‘Pequots’ en ‘Cherokee’).
En dan natuurlijk ‘indianen’ zelf. In de vertaling is, aldus de inleiding, gekozen voor ‘inheems’, maar ook het woord ‘indianen’ komt ten minste achthonderd keer voor. Op zich is daar niets mis mee – Noord-Amerikaanse inheemse volken gebruiken de aanduiding zelf meestal ook – maar het is toch opmerkelijk.
Al met al is De herontdekking van Amerika een interessant en grondig boek, zij het niet het eerste in zijn soort. Tegelijk is die grondigheid voor een algemeen Nederlands publiek ook de zwakte van dit werk. Je kunt je afvragen of lezers in het Nederlands taalgebied raad weten met deze honderden pagina’s secure en gedetailleerde tekst. Maar wie doorzet, kan zich er goed mee bevrijden uit de houdgreep van Dee Brown.