In de sportschool is er altijd iets dat je wél kunt

„Jij bent een enorme perfectionist”, zegt de trainer. Een half uur eerder heb ik deze man voor het eerst ontmoet. Sindsdien heb ik wat stoten en hoeken uitgedeeld op zijn pads en – met wisselend succes – een paar van zijn hoeken en stoten ontweken. Ging ik niet naar deze boksles om eens gewoon los te gaan en niet ergens mijn best voor te doen?

„Gozer”, zegt de trainer ook nog, „je staat stil. Je moet bewegen.”

Dit is precies wat me aanspreekt aan de sportschool: wat je in het leven te leren hebt, komt ook daar aan de oppervlakte. Dat is onvermijdelijk. Maar de confrontaties met én oplossingen voor je eigen patronen zijn er veel overzichtelijker dan bijvoorbeeld in je werk of relatie. Zo is de sportschool de ideale plek om te oefenen. Met van alles. En met een beetje mazzel word je er ook fitter, sterker en leniger.

In mijn vriendenkring – hoogopgeleid, kritisch, type NRC-lezer – heeft de sportschool niet per se een goede naam. Het is een plek voor zelfingenomen ijdeltuiten en doelloos individualistisch afzien. Er lijkt plek voor maar twee genders, in hun uitvergrote, of juist uitgemergelde, stereotiepe vorm: vrouwen lopen er rond in croptops en leggings die hun billen scheiden én optillen, en mannen kunnen er maar met moeite hun shirt aanhouden.

Achter hun kritische houding ten aanzien van de sportschool blijken, bij doorvragen, vaak gevoelens van angst en intimidatie schuil te gaan. Daarin zijn mijn vrienden niet uniek. Uit een enquête onder 2.000 Amerikanen bleek dat de helft van de ondervraagden een vorm van angst ervoer bij de sportschool.

Illustratie Lotte Dijkstra

Sportscholen doen weinig om je op je gemak te stellen. Hun reclames richten zich op mooie, gezonde mensen. Eenmaal binnen is het door een overvloed aan spiegels veelal onmogelijk om je evenbeeld of de blik van de ander te vermijden. En dan is er nog die snoeiharde muziek.

Toen ik voor het eerst m’n huidige sportschool betrad, deed ik dat met enige aarzeling. Vanuit een zwarte kelder kwam luide hiphop me tegemoet. Ik dacht dat ik in een nachtclub beland was – wat natuurlijk vooral veel zegt over mijn non-existente nachtleven. In deze kelder ervoer ik lange tijd veel ongemak (‘Iedereen kan zien dat ik niet weet wat ik aan het doen ben’) en schaamte (‘Ik lijk niet op een croptop-vrouw’). Maar toch bleef ik gaan, want het leken me thema’s waar ik sowieso eens iets mee moest.

De sportschool werd een van m’n lievelingsplekken. En nu ben ik zo iemand die iedereen aan het sporten probeert te krijgen. Dus geheel in lijn daarmee hier een poging om wat vooroordelen te weerleggen en weerstand weg te werken.

1
Ik moet al fit zijn

Ik kom niet uit een bijzonder sportieve familie. Op het categoriale gymnasium, waar de basis gelegd had kunnen worden voor een Olympische levenshouding, begon onze uitgebluste gymleraar de meeste lessen met de oproep ‘Jooooooo, pak maar een bal’, om vervolgens weer te verdwijnen. ’s Zomers deden we sporadisch aan speerwerpen, vermoedelijk omdat de oude Grieken, in wier taal en cultuur we ons in andere lessen verdiepten, dat ook hadden gedaan. Maar die Grieken deden dat echt niet maar eens per jaar – dan waren ze er wel mee gestopt. Verder zat je óf op hockey, óf was je een alto en beschouwde je fysieke inspanning als iets voor oppervlakkige mensen. Ik was dat laatste, want bij hockey moest je een rokje aan. Mij niet gezien.

Als je nog geen dertig kilo kunt bankdrukken, begin je met vijftien

Maar om naar de sportschool te gaan hoef je echt niet al fit of een enorme sporter te zijn. Dat hoeft zelfs minder dan bij andere sporten. Neem maar eens ongetraind deel aan een voetbaltraining. Dat gaat je niet lukken. In de sportschool is daarentegen altijd iets dat je wél lukt. Als je nog geen dertig kilo kunt bankdrukken, begin je met vijftien.

2
Ik ben daar niet op mijn plek

Omdat er te veel prikkels zijn, wegens een gebrek aan diversiteit, of omdat sommige mensen er zo onnodig veel ruimte innemen: er zijn voldoende redenen om je niet op je gemak te voelen in de sportschool. In Rotterdam en Amsterdam zijn inmiddels queer gyms en sportscholen zonder spiegels, ingewikkelde apparaten of harde muziek. En er zijn natuurlijk ook al langer sportscholen uitsluitend voor vrouwen. De sportschool waar ik train besteedt aandacht aan inclusie met evenementen en speciale lessen voor non-binaire, queer en 60+-leden. Er is ruimte voor allerlei mensen en lijven.

Kies, om te beginnen, dus een sportschool die bij je past. Niet overal hangt dezelfde sfeer. Zolang je je niet helemaal op je gemak voelt, kun je kiezen voor de antropologische blik: ‘Wat doen al die mensen hier gekke dingen!’ Want dat doen ze. Daar kunnen we niet omheen. Maar uiteindelijk is elke menselijke activiteit even absurd.

3
Ik zie op tegen al die apparaten

Illustratie Lotte Dijkstra

„Nothing can make you believe we harbor nostalgia for factory work but a modern gym”, schrijft auteur en cultuurcriticus Mark Greif in zijn essay Against Excercise (2004). Omdat we niet meer aan hendels trekken in de fabriek, trekken we nu maar aan de apparaten in de sportschool. In de afgelopen eeuwen werd ons leven steeds gemakkelijker. De sportschool is als een straf voor deze bevrijding, aldus Greif. Maar wie zegt dat een leven waaruit fysieke moeite haast verbannen is, een bevrijding is?

Neemt niet weg dat sommige van de apparaten in de sportschool er ronduit beangstigend uitzien, of je in ongemakkelijke houdingen dwingen. Bij de leg curl machine lig je bijvoorbeeld op je buik, met je billen omhoog.

Bij angst heb je twee opties. Blootstelling: begin met een apparaat dat vriendelijk oogt (en werk naar een gecompliceerder apparaat toe). Vermijding: doe het zonder apparaten. Je hebt ze namelijk helemaal niet nodig.

Met alleen je lijf en wat gewichten kom je een heel eind. Er zijn sportscholen waar apparaten minder prominent aanwezig zijn en ruimte is om gewoon wat aan te rommelen. In zo’n omgeving kan een sportschoolbezoek veel weg hebben van een speelkwartier. Trek je schoenen uit en maak een koprol. Doe een handstand. Balanceer op één been.

4
Iedereen is met mij bezig

‘Gymtimidation’, ofwel het gevoel van intimidatie dat de blik van de ander op jouw bewegende lichaam teweeg kan brengen, kan enorme proporties aannemen. Maar het steekt echt niet alleen in de sportschool de kop op. Wat ziet iemand die naar mij kijkt? In deze vraag ligt een wereld aan existentieel leed besloten. Het helpt om te bedenken dat de meeste mensen vooral met zichzelf bezig zijn en/of helemaal niet zo opmerkzaam zijn. Deze gedachte helpt je niet alleen in de gym, maar ook in de kantoortuin, op het strand, en op een druk terras. Het is de geruststellende keerzijde van het treurige gegeven dat je huilend door een stad kunt lopen zonder dat iemand aanbiedt je even vast te houden. In de sportschool verzoen je je zo met je zichtbaarheid én onzichtbaarheid tegelijk.

5
Iedereen is met zichzelf bezig

Als iedereen met zichzelf bezig is, ben je daar dus allemaal ongeveer met hetzelfde bezig. Dat schept een band! Doe je oortjes uit en spreek de ander aan. ‘Ook zo lekker met jezelf bezig?’

Dit is geen vrijbrief voor ongevraagd advies. Bemoei je nooit zomaar met andermans work-out. Je hebt zelf genoeg te doen. Zit je niet op smalltalk te wachten? Ook goed.

Je hóéft niet met een ander bezig te zijn. Je hoeft geen bardiensten te draaien. Je hoeft er niet met teamgenoten in matchende, polyester shirts waar je de zweetgeur nooit meer helemaal uit gewassen krijgt, deel te nemen aan wedstrijden. Je hoeft niet op gezette tijden te verschijnen. Je hoeft er eigenlijk echt heel weinig.

6
De sportschool is voor ijdele mensen

Illustratie Lotte Dijkstra

Wie onlangs in het tv-programma Boerderij van Dorst de confrontatie tussen sporthater Midas Dekkers en sportschooleigenaar Arie Boomsma heeft gezien, weet: de sporthatende intellectueel is vele malen ijdeler dan de sportschoolganger. Die ijdelheid betreft alleen niet zijn lijf, maar zijn standpunten.

Uiteraard zijn er in de sportschool mensen die net iets te enthousiast bezig zijn met hun booty of hun pecs. Vind ik zeker wat van. Maar de sportschool is oprecht: er wordt niet gepretendeerd dat het er om iets anders gaat dan om het lijf. Dit in tegenstelling tot sommige yogascholen waar een soort openheid en spiritualisme wordt gecommuniceerd terwijl iedereen er strak in zijn vel en peperdure legging zit.

De meeste mensen die ik in de sportschool spreek, zijn daar overigens vooral in gevecht met hun demonen: ze komen er om hun piekerende, drukke hoofden te stillen. Ze maken zich zorgen om een dierbare, rouwen, of zijn herstellende van zwangerschap of blessure. Anderen zijn er in gevecht met hun zelfbeeld of onzekerheid. Als je goed kijkt en zo nu en dan een praatje maakt, blijkt het een ruimte vol kwetsbaarheid. Aandoenlijk, eigenlijk.

7
Naar de sportschool gaan is saai

Er worden je geen ballen toegespeeld en je verdrinkt niet als je niets doet zoals bij zwemmen. Ofwel: in de sportschool moet je het uit jezelf halen. Daar moet je maar zin in hebben.

Je kunt je sportieve lot aan dat van anderen verbinden en groepslessen volgen. Dat is ook gelijk een goede manier om meer te leren over verschillende oefeningen. Train je liever alleen? Stel jezelf dan een realistisch doel en breng met behulp van iemand met verstand van zaken variatie aan in je trainingen – vraag advies bij de sportschool.

De kunst is vervolgens je doel na te streven, zonder je er in vast te bijten. Of, zoals mijn aikidoleraar zei: „Je moet je best doen, zonder het te proberen.” Nou, probeer dat maar eens. Zodra je dat gaat doen, kom je natuurlijk jezelf tegen. Geef je jezelf op je kop als het niet lukt, of denk je: ‘Ik heb het mooi wel geprobeerd!’?

Ben je een perfectionist? Gooi er in de sportschool eens een week of twee met de pet naar. Je zult zien dat er helemaal niets misgaat. Of ga eens iets heel anders doen, waar je nog helemaal niet goed in bent. Boksen bijvoorbeeld. Een oefening in nederigheid.