Ze durven er niks van te zeggen. De vieze toiletten, kapotte keukenapparatuur, de verveling en de kleine kamers. De bewoners van de crisisnoodopvang van het COA in Leeuwarden weten van de huizencrisis, en de politieke overwinning van de PVV. „We komen allemaal uit dictaturen”, vertelt de Koerdisch-Syrische Rizan Ibrahim (25). „Ze denken: als je praat, kom je in de problemen.”
In een jaar dat de VVD het kabinet liet vallen over migratie bleef een oplossing voor asielzoekers en statushouders in de opvang uit. Voor hen veranderde niks. Ruim een derde van alle mensen die het COA opvangt, zo’n 24.000, verblijft in crisisnoodopvang. Er wonen zowel statushouders die wachten op een huis (woningtekort) als vluchtelingen die nog niet begonnen zijn met een asielprocedure (wachtlijsten bij de Immigratie en Naturalisatiedienst IND).
„Het is lawaaiig, en je hebt geen privacy”, zegt Ibrahim over de noodopvang aan de Heliconweg in Leeuwarden. „We delen zes toiletten met honderd mensen.” Zelf verblijft hij, met drie anderen, in een kamer van drie bij vier meter. Aan de stapelbedden hangen jassen en truien. Op de koelkast staat een waterkoker. Ibrahim stuurt foto’s mee van kale, met tl-buizen verlichte gangen. Het washok telt zes douches en zes wasbakken, bij gebruik staat de vloer blank. „Het is alsof je in de trein leeft.”
Geen vertrouwen meer
Het gebouw aan de Heliconweg is niet geschikt om lang in te verblijven, vindt Ibrahim. Hij woont daar nu dertien maanden, samen met zijn zestienjarige broertje. „Toen ik aankwam, was ik optimistisch.” Hij ziet dat zijn medebewoners – vooral gezinnen en minderjarigen – geen vertrouwen hebben dat de situatie nog gaat veranderen. Zij durven ook niet met media te praten, uit angst dat een interview hun asielprocedure belemmert.
Deze noodopvanglocaties, zegt het COA op zijn website, voldoen niet aan de eigen maatstaven van „kwaliteits- en voorzieningenstandaarden”. In het nieuwe jaar sluit een deel van de 150 opvanglocaties. De nood om nieuwe plekken te vinden is hoog: voor ruim de helft van de verwachte mensen in de asielopvang volgend jaar, 53.000, heeft het COA nog geen plek.
Zeven dagen per week op een kamer
Iedereen verdrijft de tijd op zijn eigen manier, ziet Ibrahim. Zelf probeert hij ’s avonds te studeren. Anderen doen zwart werk, zoals schoonmaken in restaurants of supermarkten, om wat bij te verdienen. Sommigen hebben „de motivatie” verloren om iets te ondernemen. „Ze blijven zeven dagen per week op hun kamer en verlaten het pand niet. Ze eten en slapen alleen nog maar.”
Ibrahim zit liever niet stil. Hij heeft zich opgeworpen als belangenbehartiger van de noodopvang. Hij spreekt het COA aan op de leefomstandigheden en organiseerde in augustus een protest voor het Leeuwardense stadhuis. Vijftig medebewoners, waaronder kinderen, kwamen opdagen. Nu krijgt hij die bewoners niet meer mee. „Ze zijn teleurgesteld. Er is niks veranderd.”
Wel kreeg Ibrahim de Leeuwardense gemeenteraad onlangs zover om langs te komen. Hij gaf ze een rondleiding en pleitte voor meer groen en speelruimte voor de kinderen, extra douches en wc’s, en een ontmoetingsplek voor volwassenen. Het liefste, zegt Ibrahim, moet een opvanglocatie niet langs een weg met veel auto’s liggen, zodat ouders hun kinderen naar buiten durven laten om te spelen.
Dat hij zich wél uitspreekt, komt door zijn familie, zegt Ibrahim. „Wij zijn Koerden.” Hij vertelt over zijn kindertijd. Op de basisschool mocht hij geen Koerdisch spreken. Hij deed het toch. „Mijn vader heeft me geleerd om niet stil te blijven. Ik ken het belang van de democratie en rechtstaat. Die geven me het recht om me te uiten.”
Ook hebben zijn ouders veel opgegeven om hem een nieuwe kans te geven. Toen de oorlog in Syrië uitbrak, week de familie uit naar Irak waar ze jaren verbleven. Zijn ouders verkochten uiteindelijk hun huis in Aleppo om de overtocht naar Europa voor Ibrahim en zijn broer te betalen. Dat bracht hen naar Egypte en Algerije, en vervolgens met een „klein bootje” naar Spanje. „We hebben tien jaar van ons leven verloren in Irak. We werkten enkel om te kunnen eten. Niks meer. Dat was niet het leven dat ik wilde.”
Als het gesprek gaat over de verkiezingswinst van de PVV, is Ibrahim nuchter. Hij vermoedt dat Nederlanders om andere redenen dan een anti-migratiestandpunt op Wilders hebben gestemd, zoals de huizencrisis. Dát kan hij begrijpen. „Ik wil ook niet dat Nederlanders geen huis kunnen vinden. Wij willen de Nederlanders niet in de weg zitten. Zij hebben de prioriteit, dat snap ik.” Ook ziet hij begrip voor vluchtelingen bij Nederlanders die de situatie op de noodopvang kennen. Volgens Ibrahim zijn zowel Nederlanders als vluchtelingen slachtoffer van ontwikkelingen waar zij geen invloed op hebben. „Er was voor ons geen andere optie dan te vluchten.”
De noodopvang waar Ibrahim en zijn zestienjarige broer verblijven, is nog enkele maanden open. Waar hij daarna heengaat, weet hij nog niet. Intussen probeert Ibrahim zijn broertje „weg te houden” van de onzekerheid en frustratie. Als een mantra herhaalt hij: verbeter je talen, richt je op schoolwerk, haal goede cijfers, maak onze ouders trots. „Het is een kwestie van tijd, dan hebben we een beter leven.”
De genoemde kritiek is bekend, laat het COA in een schriftelijke reactie weten. „Wij bespreken in de bewonersraad regelmatig zaken die onze bewoners bezighouden.” Volgens het COA is er bij velen begrip voor het feit dat „een noodopvang niet de gewenste opvang biedt die het COA in de regel voorstaat”. Het COA erkent dat het lange verblijf in de noodopvang „niet makkelijk” is voor bewoners, en verwijst naar een recente vergunningsaanvraag voor een nieuwe locatie in Leeuwarden, met woningen waar 450 vluchtelingen langdurig kunnen verblijven.