„Dag, jongen.” Laura Lami geeft de buste van Pantani een liefdevol klapje op de wang. Daarna schuifelen zij en haar echtgenoot de graftombe uit, de felle zon in.
Midden tachtig zijn ze. Zij schilderes, hij gepensioneerd masseur. „Iedere twee à drie weken” komen ze naar het graf van Marco Pantani, vertelt Lami. Vijf kwartier in de auto heen, vijf kwartier terug. Ze kenden Marco goed, hij masseerde hem weleens toen-ie nog amateurwedstrijden reed.
„Twee maanden voor zijn dood was hij nog bij ons op het dorpsfeest”, zegt Lami. „Ik zag al dat het niet goed ging met hem.”
In Pantani’s graftombe staan bloemen, kaarsen, zelfgemaakte schilderijtjes. Aan de muur hangt de afscheidsboodschap die hij in zijn paspoort kladde. Er is een glas-in-loodraam met een piëta: Maria met het dode lichaam van Jezus op haar schoot.
„Hij was altijd een verlegen jongen”, zegt Lami terwijl de tranen opwellen in haar ogen. „Maar na Madonna di Campiglio kon hij helemaal niet meer praten.”
‘Marco, waarom doe je dit allemaal?’
Twee kilometer verderop, het centrum van Cesenatico, de volgende dag. Vittorio Savini heeft twintig minuten onafgebroken zitten praten als hij plotseling stilvalt. „Weet je”, zegt hij, ik denk nog iedere dag aan Marco. En ook weleens ’s nachts. Het plezier in wielrennen dat hij mij gaf, heeft niemand anders me ooit gegeven.”
Een gesprek over Marco Pantani volgt altijd hetzelfde patroon. Eerst gaan de ogen twinkelen en komen de verhalen, onstuitbaar, als een lawine. En dan, na een minuut of twintig, onherroepelijk een stilte – gevolgd door een persoonlijke bekentenis, met een klein stemmetje.
Vittorio Savini, een rijzige, kale man van achter in de zeventig, geldt als de ontdekker van Pantani. Veertien jaar oud was Marco toen Savini hem voor het eerst zag rijden, een klein ielig mannetje met grote ambities. Hij wist meteen: deze jongen is een exceptioneel talent. Later, toen Marco doorbrak als renner, werd hij oprichter en voorzitter van Club Magico Pantani, „de grootste wielerfanclub van Europa”. Ook toen Pantani wereldberoemd was geworden bleef hij diens „halve vertrouwensman”, zoals hij het zelf noemt. „Tot aan het einde toe, helaas.”
Savini zit in het kleine kantoortje van de autogarage die zijn naam draagt – en waar hij nog iedere dag werkt. Hier kwam Pantani regelmatig langs, aan het einde van de dag, na een lange trainingsrit. Altijd onaangekondigd. Met zijn handen, zwart van de smeer, wijst Savini op een stoel. „Daar zat Marco. Dan praatten we. Over van alles. Zijn privéleven. Over hoe hij zich als renner het beste kon gedragen. Soms was-ie boos, soms was-ie vrolijk. De ene keer wilde hij advies, de andere keer wilde hij zijn eigen ideeën testen.”
Hoeveel Savini betekende voor Pantani, blijkt uit een ingelijste brief die aan de muur hangt. Hij kreeg hem van Marco voor zijn vijftigste verjaardag. „Tegen deze man”, staat er geschreven in een verzorgd, gekruld handschrift met perfecte regelafstand, „aan wie ik mijn overwinningen en succes te danken heb, zeg ik: dank je wel!”
Toch heeft ook Vittorio Savini, de trouwe consigliere, Pantani niet kunnen redden. Eindeloos heeft hij op hem ingepraat toen het de verkeerde kant op ging, toen hij foute vrienden kreeg en verslaafd raakte aan de drugs. „Op een gegeven moment heb ik hem bij zijn strot gegrepen en gezegd: Marco, waarom doe je dit allemaal, je weet toch dat het niet goed is?”
Het hielp allemaal niets. Drie maanden liet Pantani niets van zich horen – op één obligaat telefoontje na. Daarna was hij dood.
Savini kijkt naar de brief aan de muur en slaakt een zucht. „Marco’s ondergang”, zegt hij, „was dat hij een te goed karakter had.”
Piazza Pantani
Twintig jaar geleden overleed Marco Pantini, de grootste klimmer van zijn generatie en misschien wel aller tijden. Bijgenaamd Il Pirata, de piraat. Hij werd aangetroffen op een hotelkamer in Rimini, alleen, bezweken aan een overdosis cocaïne. Vierendertig jaar oud was hij.
Nog geen zes jaar daarvoor was hij de beste wielrenner ter wereld.
Dit weekend gaat de tweede etappe van de Tour de France van start in Cesenatico, het voormalige vissersdorpje aan de Adriatische kust waar Pantani zijn hele leven woonde. Het is een eerbetoon aan de renner die de Tour in 1998 won op een manier die nog altijd tot de verbeelding spreekt: aanvallend, impulsief, staand op de pedalen. De Piraat, met zijn oorring en zijn bandana, maakte wielrennen weer romantisch en spannend.
De Piraat, met zijn oorring en zijn bandana, maakte wielrennen weer romantisch en spannend
Twee decennia na zijn dood zit Pantani nog altijd prominent in het collectieve geheugen van Italië. Verspreid over het land staan zeker vijftien monumenten en gedenktekens – ook op plekken waar hij nooit kwam. Straten zijn naar hem vernoemd, bergpassen en wielerparcoursen, van Milaan tot in Calabrië. Tientallen boeken, films en documentaires zijn aan hem gewijd, zeker twintig liedjes over hem geschreven. Wie in Italië op een racefiets een berg oprijdt, maakt nog altijd grote kans om onderweg toegeroepen te krijgen: Vai, Pantani!
„Pantani was de laatste wielrenner op wie de Italianen verliefd zijn geworden”, zegt Marco Pastonesi, een van zijn biografen. „Hij is uitgestegen boven het wielrennen.”
In Cesenatico is Pantani overal. Op de gevel van het stadhuis prijkt een levensgrote beeltenis, gemaakt uit wol. Binnenkort wordt er een plein omgedoopt tot Piazza Pantani. Het plaatselijke Pantani-museum is een bedevaartsoort voor wielerfans uit de hele wereld. Net als zijn graf.
Hij leeft ook voort in de verhalen van zijn oude fietsmakkers en van de bewoners van Cesenatico. Ze vertellen graag over hem: over zijn buitengewone klasse, zijn eigenaardigheden, zijn vriendschap en – als je een beetje aandringt – over de tekortkomingen in zijn karakter.
En ze willen graag getuigen van zijn onschuld. Want ja, Marco stierf eenzaam, verslaafd en paranoïde. Maar dat treurige einde was niet zijn eigen schuld, zeggen ze: hij is kapotgemaakt. Marco werd uit koers gehaald wegens dopinggebruik, zonder dat daar serieus bewijs voor was. Magistraten en politieagenten jaagden op hem, terwijl anderen vrijuit gingen.
De feiten zijn anders, maar dit is wat de mensen geloven.
„Voor Marco Pantani”, staat er op een plaquette bij zijn graf, „een groot kampioen, slachtoffer van de Italiaanse justitie.”
36 minuten en 50 seconden
„Kijk”, zegt Serena Boschetti, „op deze foto heeft hij nog haar.”
In een gebouwtje naast het station van Cesenatico huist museum Spazio Pantani. Hier, in het voormalige goederenmagazijn, zie je in drie volgestouwde zalen zijn carrière aan je voorbij trekken. Het museum wordt geleid door Boschetti, de dertigjarige nicht van Pantani. Er komen zo’n tienduizend mensen per jaar, vertelt ze, vooral in het hoogseizoen.
Foto’s: Massimiliano Donati
Geroutineerd loopt Boschetti langs een eindeloze reeks parafernalia. Pantani’s eerste fietsje toen hij als twaalfjarige begon met koersen bij de lokale wielervereniging Fausto Coppi. De trui waarin hij, derdejaars wielerprof, de grote kampioen Miguel Indurain aan gruzelementen reed op Passo Mortirolo. Krantenknipsels over zijn etappezege in de Tour van 1995 op Alpe d’Huez, in de nog altijd snelste klimtijd ooit: 36 minuten en 50 seconden.
De volgende zaal is gewijd aan 1998, zijn topjaar, waarin Pantani zowel de Giro als de Tour won. Een prestatie die sindsdien niet geëvenaard is – misschien dit jaar, nu de Sloveen Tadej Pogacar het gaat proberen. De rit over de Col du Galibier waarin Pantani in de stromende regen het geel veroverde op Jan Ullrich geldt als een legendarische etappe uit de Tourgeschiedenis.
Op een tv’tje in de zaal zie je beelden van de meer dan vijftigduizend mensen die naar Cesenatico kwamen om Pantani’s Tourzege te vieren, onder wie de toenmalige premier Romano Prodi. Het waren de mooiste jaren in het Italiaanse wielrennen sinds Coppi en Bartali. Het land stond op z’n kop.
Afdalen deed hij met doodsverachting, hangend achter het zadel, zijn billen centimeters boven het achterwiel
Al die overwinningen behaalde Pantani in dezelfde, voor hem kenmerkende stijl: bergop, in de aanval, versnellend en nog eens versnellend, totdat zijn concurrenten een voor een gesloopt waren. Geen renner die zo mooi kon lijden op de fiets als hij, geen renner ook die zo gelukzalig de armen kon spreiden onder het finishdoek na een overwinning.
Afdalen deed hij met doodsverachting, hangend achter het zadel, zijn billen centimeters boven het achterwiel. Pantani, 1 meter 72 lang en 58 kilo licht, reed op gevoel. Hij bracht de bezieling en het avontuur terug in het wielrennen, in een tijd dat saaie tijdrijders als Indurain de grote rondes naar hun hand zetten. Hij was, zoals hij het zelf graag zei , „een ambachtsman onder de multinationals”.
Vijf uur trainen op een lege maag
In die jaren van Italiaans wielergeluk reed Marcello Siboni aan Pantani’s zijde. Hij was zijn knecht in koers en vaste trainingsmaat tijdens lange ritten in de Apennijnen. Tegenwoordig heeft Siboni (59), een grote vriendelijke reus met een stevige bos grijs haar, een kleine fietsenzaak in Cesena, op vijftien kilometer van Cesenatico. In de werkplaats hangen foto’s van hemzelf met Pantani.
Siboni haalt net een aftandse damesfiets uit de beugels. Zijn ogen lichten op als hij, na enige aarzeling, herinneringen begint op te halen aan zijn oude vriend. „Ik wist nooit hoe laat ik thuis zou komen als we gingen trainen. Dan dacht ik: een uurtje of drie, en dan werden het er vijf of zes. Of Marco zei: we gaan één zware beklimming doen en dan deden we er drie of vier.” Pantani, zegt Siboni, was altijd bezig zichzelf te testen – tot in het extreme. „Als het warm was, probeerde hij geen water te drinken. Of hij ging zonder eten van huis, vijf uur trainen zonder voeding.”
Nog altijd spreekt Siboni, die vijf jaar ouder was, op een haast vaderlijke manier over zijn vriend. Na afloop van een trainingsrit bracht hij hem naar huis, ook al betekende dat een omweg van dertig kilometer. „Dan voelde Marco zich beschermd.” Op de weg zorgde hij er altijd voor dat hij aan de linkerkant van Pantani reed. „Als er dan iets gebeurde met een auto, zou ik als eerste geraakt worden.”
Of ze veel spraken tijdens die ritten door de Apennijnen, hing af van Pantani. „Je zag meteen aan zijn gezicht of hij die dag zin had om te kletsen of niet.” Áls hij in een praatgrage bui was, ging het over vissen, jagen, auto’s, voetbal – de passies die hij koesterde buiten het wielrennen. Bedanken deed Pantani „op geheel eigen wijze”, zegt Siboni. „Hij gaf je een schouderklopje terwijl hij de andere kant opkeek. Maar voor mij was dat genoeg.”
Ongeschoren, op pantoffels
Aan die gelukkige tijd kwam in één klap een einde op 5 juni 1999, de dag van de op een na laatste etappe van de Giro d’Italia. In het skioord Madonna di Campiglio in de Dolomieten werd Pantani die ochtend onderworpen aan een onaangekondigde bloedwaardetest. Hij reed al een week in het roze, de dag ervoor had hij zijn concurrenten voor de vierde keer bergop verpletterd. Zijn tweede Girozege op rij kon hem niet meer ontgaan.
Het resultaat van Pantani’s test: een hematocrietwaarde van 52 procent – te hoog volgens de regels van wielerbond UCI. Het wees op het gebruik van epo, het verboden middel dat in die tijd nog niet direct kon worden opgespoord. Pantani werd per direct uit koers genomen en voor vijftien dagen geschorst.
Hevig geëmotioneerd verliet hij de Giro-karavaan – gestrand in het zicht van de overwinning.
„In Madonna di Campiglio is Marco gestorven” – die zin komt vroeger of later voorbij in ieder gesprek met zijn oude vrienden en collega’s. Zijn exit uit de Giro was een klap die hij nooit meer te boven zou komen, vertellen ze. Sindsdien zagen niet meer de oude Marco, maar een boze, in zijn trots gekrenkte man die bleef volhouden dat hij onschuldig was.
„Vier dagen na Madonna di Campiglio ging ik thuis bij Marco langs”, vertelt Vittorio Savini vanachter het bureau in zijn autogarage. „Ik belde aan en hij liet me binnen. Hij was ongeschoren, liep op pantoffels en had een appel in zijn hand. Ik zei: ‘Marco, neem een douche en kleed je aan, we gaan ergens een hapje eten.’ Hij weigerde, we kregen een woordenwisseling. ‘Zeggen ze dat ik dope heb gebruikt?’, zei hij. ‘Dan zal ik ze eens laten zien wat dat is, dope gebruiken!’” Savini buigt zich voorover. „Met die woorden is hij het verkeerde pad op gegaan. Daar ben ik van overtuigd.”
Onvoorspelbaar en onhandelbaar
Een paar weken na zijn uitsluiting van de Giro begon Pantani cocaïne te gebruiken, later ook crack. Hij ging door met wielrennen, bij vlagen toonde hij zijn oude brille nog. In de Tour van 2000 klopte hij de nieuwe kampioen Lance Armstrong bergop in Courchevel – een etappe die Armstrong later „de moeilijkste dag uit mijn carrière” zou noemen.
Maar de neergang was ingezet. Foute vrienden en het uitgaansleven trokken hem steeds verder naar beneden. In de Giro van 2001 deed de politie een inval in zijn hotel in San Remo waarbij verboden middelen werden gevonden. Er volgde een lange reeks juridische procedures.
De paranoia sloeg toe, Pantani werd onvoorspelbaar en onhandelbaar. Steeds vaker sloot hij zich dagenlang alleen op in de twee-onder-een-kapvilla vlak buiten Cesenatico die hij samen met zijn ouders bewoonde, de rolluiken omlaag, een zak coke binnen handbereik.
Zijn wielermaten probeerden van alles om Pantani weer op het rechte pad te krijgen, maar ook zij konden niet meer tot hem doordringen. „Hij wilde niet om hulp vragen, zijn trots zat hem in de weg”, zegt Marcello Siboni in zijn fietsenzaak. „Ik heb hem eindeloos vaak gebeld, maar hij nam z’n telefoon niet meer op.” De laatste keer dat Siboni hem zag, was bij een etentje in Rimini met oude ploegmakkers. „Eén voor één zeiden we tegen hem: ‘Kom, Marco, laten we zorgen dat het weer zo wordt als vroeger.’”
Op 9 februari 2004 boekte Marco Pantani een kamer in Residence Le Rose, een sjofel hotel vlak bij de boulevard van Rimini, twintig kilometer van Cesenatico. Alleen.
In de dagen die volgden, kwam hij niet meer buiten. Op zaterdag 14 februari, Valentijnsdag, belde Pantani herhaaldelijk naar de receptie om te klagen over geluidsoverlast. ’s Avonds ging de receptionist toch maar eens een kijkje nemen. De deur van de kamer was gebarricadeerd met meubels. Toen hij eindelijk binnen was geraakt, trof hij Pantani aan naast het bed, levenloos. De kamer was overhoop gehaald. Op het nachtkastje lagen doosjes medicijnen en een dun laagje wit poeder. De doodsoorzaak volgens het autopsierapport van de politie: acute cocaïnevergiftiging.
Na Pantani’s dood was Italië in rouw. Tienduizenden mensen kwamen naar zijn begrafenis, een bloemenzee omgaf zijn kist.
„Toen ik hoorde van Marco’s overlijden, heb ik van ellende koorts gekregen”, vertelt Marcello Siboni. „Ik heb alles op alles moeten zetten om zijn begrafenis bij te kunnen wonen, aspirines geslikt bij de vleet. Toen we met de kist de kerk uit kwamen, was er een stoet van wel een kilometer lang. Het was net alsof Marco een wedstrijd reed.”
Nooit verhuisd naar Monaco
Matteo Gozzoli moet even slikken als het over de begrafenis van Pantani gaat. „Een moeilijke tijd om over te praten”, zegt hij zacht.
Achttien jaar oud was Gozzoli toen Pantani overleed. Nu, op zijn achtendertigste, is hij burgemeester van Cesenatico. Hij zit in zijn werkkamer in het gemeentehuis aan de oude haven – schuin tegenover de kerk waar Pantani aan zijn laatste reis begon.
Gozzoli ziet er afgetraind uit. Hij is gek van wielrennen, al van jongs af aan – en Pantani was zijn idool. Eén keer heeft hij met hem gepraat, vertelt hij. „Bij een etentje op een sportvereniging. Ik was negen, hij was al een beroemde renner.” Op zijn telefoon laat de burgemeester een foto zien die destijds werd gemaakt: Pantani in een wollen trui, de negenjarige Gozzoli met een verrukte blik op het gelaat. „Ik herinner me dat hij zei: ‘Matteo, als je een echte wielrenner wil worden, moet je veel trainen en ook een beetje afvallen.’”
Pantani, vertelt Gozzoli, was in Cesenatico altijd „een van ons”. Nooit kapsones gekregen, nooit verhuisd naar Monaco of een ander belastingparadijs. „Je zag hem terugkomen op zijn fiets van lange trainingsritten. Je kon gewoon een praatje met hem maken op straat.”
Sinds Gozzoli burgemeester is, doet hij alles wat hij kan om zijn held te eren. Vijf jaar geleden nam hij het initiatief om het plein waar sinds 2005 al een standbeeld staat om te dopen tot Piazza Pantani. Na de nodige bureaucratische hordes gaat dat „binnen een jaar gebeuren”. Vorig jaar is ook de Monte Carpegna, Pantani’s favoriete beklimming in de heuvels achter Cesenatico, naar hem vernoemd. Gozzoli laat een andere foto zien: hijzelf, in wieleroutfit, voor een bord met de tekst: „Passo Marco Pantani – 1.370 meter boven zeeniveau”.
„Hoe langer hij dood is,” zegt de burgemeester, „hoe meer we hem herdenken.”
Het allergrootste eerbetoon aan Pantani, zegt Gozzoli, is de start van de tweede Touretappe, komende zondag. Heel Cesenatico zal geel kleuren. De week ervoor is er een groot feest op het plein waar Pantani in 1998 werd gehuldigd voor zijn Tourzege. Grote namen hebben toegezegd te komen, onder wie zijn oude rivalen Ivan Gotti en Jan Ullrich. „Marco’s moeder wilde ook Lance Armstrong uitnodigen, maar dat vonden we toch niet zo’n goed idee. Die is iets te omstreden.”
Hoogtijdagen van de epo
Armstrong. Via die naam belanden we bij het onderwerp dat onherroepelijk verweven is met de herinnering aan Pantani: doping. De Piraat koerste in de hoogtijdagen van de epo, het verboden middel dat de aanmaak van rode bloedcellen bevorderde. Al zijn grote rivalen werden, tijdens hun carrière of daarna, ontmaskerd en geschorst. De Tour de France die hij won, in 1998, zou wegens de vele politie-invallen de geschiedenis ingaan als de ‘Tour Dopage’.
Doping? Hij is erin geluisd, zeggen vrienden en familie. Sommigen gaan nog verder. Pantani, zo beweren ze, is vermoord
Ook Pantani gebruikte epo, al werd hij in koers nooit positief bevonden. Zijn geopenbaarde bloedwaardes over meerdere jaren, zo toonde Matt Rendell al overtuigend aan in zijn biografie The Death Of Marco Pantani (2006), kunnen maar tot één conclusie leiden. En sinds het verschijnen van Rendells boek is er alleen maar méér bewijsmateriaal bijgekomen voor Pantani’s epo-gebruik, zoals een rapport van de Franse senaat waarvoor urinemonsters uit de Tour van 1998 opnieuw onderzocht werden.
Toch gebeurt er in Cesenatico iets opmerkelijks als het over doping gaat. Zodra het woord valt, gaat de blik op oneindig en volgen lange betogen vol excuses en relativering. Pantani’s oude vrienden willen er niets van weten.
„Hij heeft nooit iets gedaan”, zegt zijn oude knecht Marcello Siboni. „Niente di niente.”
„Ik denk”, zegt burgemeester Gozzoli, „dat hij de sterkste bergop was van iedereen, ondanks alles.”
„Hij had het niet nodig”, zegt Vittorio Savini. „Hij hoefde maar weinig te trainen en kon ontzettend goed herstellen. Dat is Moeder Natuur.”
In de Spazio Pantani, het museum bij het station, zijn hele vitrines gewijd aan Marco’s passies buiten het wielrennen. Zijn sporthengel, zijn jachtgeweer, zijn gitaar, zijn shirt van AC Milan. Eén hele wand wordt bedekt door de schilderijen die hij maakte, kinderlijk aandoende olieverfdoeken van bomen, vissen en paarden. Maar aan doping wordt niet één woord gewijd: de schandalen, schorsingen en rechtszaken die hem in de laatste vijf jaar van zijn leven teisterden, zijn volledig afwezig. „We beperken ons hier tot Marco’s sportieve bestaan”, zegt zijn nicht Serena. „Die kwesties hebben niets te maken met Marco de wielrenner.”
Maar hij koerste toch in het epo-tijdperk? Een geschokte blik. „Marco is nooit positief bevonden! De kranten schreven erover, ja. Maar er bestaat niet één document waarin letterlijk staat: Marco is positief getest. Hij is uit de Giro gehaald vanwege bloedwaardes. En die, zo weten we, waren gemanipuleerd.”
Dat verhaal keert telkens terug, in alle gesprekken: in Madonna die Campiglio is Pantani erin geluisd. Het is het verhaal dat hij zelf bleef vertellen, tot aan het einde van zijn leven aan toe: hij was onschuldig, het was een valstrik, er was gerommeld met de staaltjes. Die lezing is volledig omarmd door familie, vrienden en bewonderaars – inclusief burgemeester Gozzoli: wat destijds in de Dolomieten is gebeurd, klopte niet.
Die theorie heeft aan kracht gewonnen sinds tien jaar geleden verhalen opdoken over betrokkenheid van de georganiseerde misdaad. De Napolitaanse maffia, de Camorra, zou hebben gezorgd voor zijn te hoge hematocrietwaarde. Illegale goksyndicaten hadden enorme bedragen ingezet op zijn nederlaag, en dus mocht Pantani de Giro niet winnen.
Sommigen gaan nog verder. Pantani, zo beweren ze, is vermoord. Hij stond op het punt erachter te komen welke duistere machten er achter zijn uitsluiting op Madonna di Campiglio zaten – en dus moest hij uit de weg worden geruimd. Er was op die fatale dag iemand bij hem in de hotelkamer, die hem gedwongen heeft de dodelijke overdosis cocaïne te nemen.
De belangrijkste verkondigers van deze theorie zijn Pantani’s ouders, die nog altijd in de andere helft van de villa buiten Cesenatico wonen. Zijn moeder Tonina heeft de afgelopen twintig jaar onvermoeibaar gestreden om „de waarheid boven tafel te krijgen”, zoals Serena het noemt. Ze schakelde een privé-detective in en op haar aandringen is het politieonderzoek naar Pantani’s dood de afgelopen jaren tot twee keer toe heropend.
„Ze heeft zichzelf een gelofte gedaan”, zegt Serena over mamma Tonina. „Ze wil gerechtigheid voor Marco.”
Bewijs is er nooit gevonden, noch voor de betrokkenheid van de Camorra, noch voor de ‘moord’ op Pantani. Het derde politieonderzoek is in februari dit jaar gesloten, tot groot verdriet van Tonina. Toch hebben de ideeën zich vastgezet in het hoofd van Pantani’s vrienden. „Ik denk”, zegt Marcello Siboni in zijn fietsenwinkel in Cesena, „dat Marco niet alleen was toen hij stierf”.
Erachterzoekologie
Twintig jaar na zijn dood geldt Pantani in Italië bovenal als „een symbool van kwetsbaarheid”, zegt zijn biograaf Matt Rendell. „Met dat magere lichaam, die grote ogen en dat kale hoofd bleef hij altijd iets kinderlijks houden.”
Pantani’s imago van „knuffelbeer” verklaart volgens Rendell ook de ontkenning van diens dopinggebruik, alle bewijzen ten spijt. „Als je moet kiezen tussen Pantani de drugsverslaafde die doping gebruikte en de kwetsbare, kinderlijke Pantani, dan is de keuze snel gemaakt.” Willen we onze jonggestorven helden niet gewoon blijven zien als onschuldige slachtoffers?
Uiteindelijk, zegt Pantani’s andere biograaf Marco Pastonesi, willen fans en journalisten „die donkere kant” liever vergeten. „Niet alleen bij Pantani. In al die jaren is er door Italiaanse tv-commentatoren bij de Giro nog nooit gepraat over doping. Vroeger niet en nu niet.”
De publieke herinnering aan Pantani is volgens Rendell kenmerkend voor hoe Italië omgaat met dubieuze kwesties uit het verleden: achterdochtig, blind voor de feiten, op het paranoïde af. „In Italië bestaat een lange geschiedenis van wantrouwen in publieke instituties, zoals de politie en de rechterlijke macht. Mensen zeggen: let op, het is allemaal niet wat je denkt, er spelen andere belangen.” Voor die hang naar complotdenken kent het Italiaans zelfs een speciaal woord: dietrologia, vrij vertaald ‘erachterzoekologie’. Rendell: „De herinnering aan Pantani past daar perfect in.”
Knalgele Fiat Croma
Na zijn moment van stilte heeft Vittorio Savini zich herpakt. In het kantoortje van de autogarage duikelen de herinneringen aan Pantani weer over elkaar heen. Over hoe Savini hem als jongeling adviseerde om bergop uit het zadel te komen („sinds die dag heeft hij niet anders gedaan”). Over hoe Marco soms in de remmen moest knijpen tijdens een beklimming – zó hard ging hij. En over de vele uren die hij, Savini, in de fanclub stak („Honderd brieven met lidmaatschapskaarten per avond dichtlikken”).
Als hij is uitgesproken, wandelt hij naar buiten, zijn kantoortje uit. Op het parkeerterrein voor zijn garage staat een knalgele, hoekige Fiat Croma. Dit was een van de auto’s van Pantani’s ploeg Mercatone Uno in de Tour van 1998. „We hebben hem gebruikt om alle bloemen mee terug te nemen naar Italië.”
Morgen, zegt Savini, gaat hij de wagen verplaatsen, naar een plek die beter in het zicht staat. Hij lacht. „De Tour komt eraan, de mensen komen naar Cesenatico. We moeten Marco een beetje eren!”