Wat staat ons te wachten? Hoe erg gaat het worden? De herverkiezing van Donald Trump tot president van Verenigde Staten heeft zelfs de allersloomsten onder ons ervan doordrongen dat er iets blijvend is veranderd, maar duiding van waar de nieuwe wereldwanorde toe leidt, gebeurt vooral op de tast. De Zwitsers-Franse schrijver en politicoloog Giuliano da Empoli, in ons land vooral bekend door zijn internationale bestseller De Kremlinfluisteraar (2022), windt er geen doekjes om: het gaat heel erg worden. „Vooralsnog lijken onze democratieën solide. Maar niemand twijfelt eraan dat het ergste nog moet komen. De nieuwe Amerikaanse president loopt voorop in een kakelbonte carnavalsstoet van ongeremde autocraten, techmagnaten, reactionairen en complotdenkers die popelen om de confrontatie aan te gaan. Een tijdperk in het teken van grenzeloos geweld breekt aan voor onze ogen.”
En alsof dat nog niet ernstig genoeg is, de mensen die pal voor onze vrijheden zouden moeten staan, zijn – aldus Da Empoli – „buitengewoon slecht voorbereid op de opgave die hun wacht”. Hij vergelijkt hen met de Azteken die in de vroege zestiende eeuw volkomen tandeloos bleken tegenover de brute conquistadores van Hernán Cortés, omdat ze eenvoudig geen idee hadden waar ze mee te maken hadden.
Angstaanjagend! En Da Empoli kan het weten. Hoewel zijn cv niet in details treedt, bevindt hij zich al jaren als politiek adviseur in Italië en Frankrijk in de coulissen van de macht. Zijn nieuwste essay is opgebouwd uit een aantal scènes van politieke en tech-bijeenkomsten die hij bijwoonde, meestal zonder precies te vermelden in welke hoedanigheid. Door middel van afwisselende taferelen wil hij de grote verschuivingen in kaart brengen. Hij ziet zichzelf in de rol van „Azteekse klerk”, die de ondergang van een oude orde in „beelden, en niet zozeer in begrippen” probeert te vangen, evenals „de ijskoude greep” van de nieuwe orde.
Onverbloemd nepotisme
Dat doet hij in pakkend, beeldend proza. De strekking van Het uur van de wolven is gemakkelijk samen te vatten: de tijd van het geloof in een wereld van internationale betrekkingen volgens vaste spelregels is voorbij. In de politiek heersen nu opnieuw de nazaten van de Florentijnse autocraat Cesare Borgia, van wie wordt gezegd dat hij model stond voor Machiavelli’s calculerende, amorele De heerser. Impulsiviteit, wreedheid en bruut machtsvertoon zijn het nieuwe normaal. Waar voorheen autocratische regimes in de periferie van de wereldpolitiek lippendienst bewezen aan de geloofsartikelen van de liberale democratie, die door het Westen werd uitgedragen, daar zijn de rollen nu omgedraaid. Westerse leiders beginnen, aldus Da Empoli, „uitheemse” trekken te vertonen – neem het onverbloemde nepotisme van Donald Trump. Glimlachende autocraten zoals de Saoedische kroonprins Mohammed bin Salman en de Salvadoriaanse president Nayib Bukele (naar eigen zeggen „the coolest dictator in the world”) hebben niet langer te lijden onder westers dédain, ze geven brutaal de toon aan.
Een terugkerend refrein in Het uur van de wolven is hoe slecht de gevestigde orde op deze omslag was voorbereid. Bijna tastbaar is de ergernis van Da Empoli over de zelfgenoegzame, wereldvreemde houding van zijn eigen klasse, die stijf staat van de progressieve goede bedoelingen, maar blind is voor wat haar wil vernietigen.
Hij beschrijft een bijeenkomst in Chicago in 2017, vlak na de eerste verkiezing van Trump en de Britse stem voor Brexit, waar hij meehelpt een denktank rondom Obama op te richten. Tijdens een bijeenkomst worden ze getrakteerd op een betoog van de oude chefkok van het Witte Huis, die uitlegt hoe groot de symbolische waarde van de biologische moestuin van Michelle Obama is. Het tafelgesprek daarna staat onder de strenge regie van een transpersoon van kleur, die louter identiteitsvragen op de agenda heeft staan: „Waarom heet ik zoals ik heet? Wie zijn de mijnen? Wie heeft de meeste invloed op mij gehad? Wie zou ik willen zijn? In welke mate voel ik dat ik deel uitmaak van mijn gemeenschap?”
Wat de dagen erna nog op het programma staat is onder andere een meditatiesessie om zeven uur ’s ochtends, een interview met de Britse prins Harry over jongeren als aanjagers van sociale transformatie en een dialoog tussen Michelle Obama en een populaire dichteres over „inspiratiebronnen”.
Je kunt de ergernis over zoveel blinde zelfgenoegzaamheid goed navoelen, vooral ook omdat die bepaald niet nieuw is. Gaandeweg begin je je af te vragen wat Da Empoli deed op al die bijeenkomsten, en waarom hij pas zijn geamuseerde afkeer ervan etaleert, nu dit soort elitekritiek allang gemeengoed is. Omdat hij zichzelf als een eenvoudige „klerk” afficheert, die slechts notuleert, ontsnapt hij aan de kritiek die zijn zwijgende volgzaamheid als politiek ambtenaar ten deel zou kunnen vallen.
Monsterlijk verbond
Hetzelfde verwijt zou je hem kunnen maken over het tweede grote punt van kritiek in zijn essay. Omdat de leden van de politieke elite – wéér Obama – aanvankelijk tijdens hun verkiezingscampagnes handig gebruik maakten van de technische revolutie en de techbazen, hebben ze op fatale wijze verzuimd paal en perk te stellen aan de mateloze machtshonger van diezelfde bazen. Nu die een monsterlijk verbond zijn aangegaan met de Borgias van onze tijd, ligt de wereld voor het grijpen. De hedendaagse mens is overgeleverd aan de optimaliseringsdrang van de techindustrie; steeds meer in onze levens wordt erdoor bepaald, zonder dat we verhaal kunnen halen als er iets misgaat. Da Empoli haalt er Het kasteel van Kafka bij, waar een allesbepalende autoriteit even aanwezig als ongrijpbaar is.
Om die metafoor handen en voeten te geven, vertelt Da Empoli aan het slot van Het uur van de wolven het verhaal van de burgemeester van de Franse gemeente Lieusaint, waar het dagelijkse leven ernstig ontregeld wordt omdat de Google-verkeersapp Waze – die als enig doel heeft automobilisten tijd te laten besparen – het snelwegverkeer door zijn woonwijken omleidt, met chaos tot gevolg.
Omdat het verhaal de pers haalt, stuurt het hoofdkantoor van Waze een groepje werknemers dat aanpassing belooft – en vervolgens niets meer laat horen.
In dit soort wrange anekdotes is Da Empoli op zijn best. Zijn essay ontbeert echter een werkelijke analyse van de fenomenen die hij beschrijft, waardoor al die pregnante observaties ook iets vrijblijvends houden. Het zijn, zoals hijzelf zegt, „beelden”. Pijnlijke, absurdistische, angstaanjagende beelden. Hoe het allemaal zo gekomen is, waarom de nieuwe wanorde op zoveel enthousiasme bij burgers kan rekenen, en vooral wat we ermee aan moeten, dat vermeldt deze klerk niet.
