N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Hulpactie Giro 555 Elke ramp is anders, elke inzamelingsactie van Giro555 ook, maar altijd klinkt dezelfde vraag: wordt het geld goed besteed?
Michiel Servaes, voormalig Tweede Kamerlid voor de PvdA, had al vaker moeilijke landen bezocht die heftige situaties doormaakten. Maar wat de voorman van Giro555 vorige week in Zuid-Turkije zag, was „het heftigste” dat hij ooit meemaakte, zegt hij na terugkeer in Nederland. „De diepte van de ellende, de verwoesting, het verdriet, de wanhoop, en de schaal daarvan – dat was ongekend.” Op het eerste oog leek het in miljoenenstad Gaziantep nog mee te vallen. Veel gebouwen stonden nog overeind, onder meer doordat de stad op een plateau ligt, zegt Servaes. „Maar toen het donker was, brandde er in geen enkel huis licht.”
Servaes is directeur van Oxfam Novib, één van de elf hulporganisaties die samen geld inzamelen om noodhulp te kunnen leveren aan de slachtoffers van de zware aardbevingen in Turkije en Syrië vorige week. Inmiddels is er op Giro555 al ruim 25 miljoen euro binnengekomen. „En het geld dat binnenkomt”, zegt Servaes, „is inmiddels deels al gestort aan de hulporganisaties.” Woensdag volgt een landelijke actiedag, die wordt afgesloten met een grote tv-show vanuit Hilversum. Het is de tiende landelijke hulpactie die Giro555 organiseert in tien jaar tijd.
Hoewel elke ramp anders is, zal woensdag veel hetzelfde zijn als bij eerdere acties. Kinderen bakken koekjes. BN’ers nemen de telefoon op. Eredivisie-spelers veilen hun gedragen wedstrijdshirts. En net als boven andere hulpacties, hangt ook hier de vraag: helpt het hulpgeld?
‘Uitrijden die spullen’
De naschokken van de aardbeving waren nog voelbaar toen lokale hulpverleners in het rampgebied aan het werk gingen. Vlakbij het vliegveld van Adana beheert Unicef bijvoorbeeld een grote opslagloods voor de hele regio. Servaes: „Die hebben meteen gezegd: deuren open, uitrijden die spullen. Hulpverleners wachten niet. Van een hulpverlener van World Vision, die actief is in Syrië, hoorde ik dat ze direct voedselpakketten en brandstof hebben gedistribueerd.”
Lees ook: Woede op Turkse bouwsector groeit: ‘Het probleem is dat iedereen winst wil maken’
Toch is de noodhulp nu nog geïmproviseerd. Vanuit Gaziantep reed Servaes naar Antakya, een Turkse stad ter hoogte van het Syrische Aleppo. „Je rijdt de hel binnen. In de dorpjes en steden die je passeert is alles ingestort. In de vrieskou zijn tentenkampjes opgezet waar mensen zich bij vuurtjes warm proberen te houden.” Provinciehoofdstad Antakya was „een absolute ravage”.
Op één plek na: een park langs de rivier die de stad doormidden snijdt. „Daar zijn geen hoge gebouwen met instortingsgevaar.” Hulporganisaties hebben zich er verzameld om de stroom aan water, brood, dekens en tenten die de stad bereikt te verdelen over de bevolking. Ze doen dat onder meer met een app die vraag en aanbod aan elkaar koppelt, zag Servaes. Het park „geeft het aanzicht van een soort geïmproviseerde buitenmarkt. Heel rommelig. Maar voor de eerste dagen is het belangrijk dat het er is.”
Na noodhulp pas wederopbouw
Het geld dat nu in Nederland wordt ingezameld, wordt onder meer gebruikt voor voedselhulp, onderdak in tenten en het bieden van psychosociale hulp. Uiteindelijk, als de acuutste nood is gelenigd, gaat het naar wederopbouw. Soms bestaat hulp uit goederen, soms krijgen gezinnen letterlijk geld gestort.
De Nederlandse hulporganisaties dienen daarbij vooral als vehikels voor fondsenwerving. Ze zijn allemaal onderdeel van internationale hulpkoepels die het geld bij hun lokale vestigingen in Syrië en Turkije inzetten, doorgaans door lokaal personeel. De tijd dat „vliegtuigen vol Nederlandse hulpverleners werden ingevlogen is voorbij”, zegt Servaes.
Komt het geld goed terecht? Met de hulpacties van de afgelopen tien jaar werd zo’n 350 miljoen euro ingezameld. De vraag wat er precies met die Nederlandse euro’s gebeurt werd steeds vaker gesteld, nadat hulpgeld van eerdere acties op verkeerde plekken terecht was gekomen. Zo bleek in 2005 uit onderzoek van NRC dat geld dat bedoeld was voor hulp en wederopbouw in Kosovo deels in handen van de lokale maffia was gekomen. Ook hadden hulporganisaties fouten gemaakt bij de besteding van geld dat via 555 was opgehaald.
Verdeelsleutel
De verdeling van het geld dat Giro555 ophaalt is niet onomstreden. Organisaties die in ‘normale tijden’ het meeste geld ophalen in Nederland én die wereldwijd het meeste betrokken zijn bij noodhulp, zoals Unicef, Oxfam Novib en het Rode Kruis, ontvangen via een vaste verdeelsleutel bij elke hulpactie het meeste geld.
Dat was „geen houdbare werkwijze”, concludeerde een kritisch rapport al in 2014. Elke ramp is anders, elke noodhulpactie daarom ook, maar de vaste verdeelsleutel houdt geen rekening met de specifieke expertise van hulporganisaties over de ramp van dat moment. Bovendien deelden ook organisaties die niet actief waren in een rampgebied mee in de opbrengsten. Zo ging in 2013 slechts 40 procent van het 555-geld dat voor Syrië werd opgehaald naar de drie organisaties die in dat land al noodhulp verleenden aan oorlogsslachtoffers; andere organisaties moesten die hulp nog opbouwen. Een vaste verdeling kan effectieve hulpverlening in de weg staan.
Het geld dat binnenkomt is al deels gestort aan de hulporganisaties ter plekke
Die verdeelsleutel is sindsdien niet veranderd. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee organisaties meedelen in de opbrengsten is wel verdwenen. Zo zien Plan International en Terres des Hommes dit keer af van ‘hun’ geld. „Andere partners zijn beter toegerust dan wij om noodhulp te leveren”, aldus een woordvoerder van Plan International. De ruim zeven procent die de twee organisaties toekomt wordt verdeeld over de andere organisaties. En als organisaties meer geld krijgen dan ze in noodhulp kunnen omzetten, wordt het teruggestort en herverdeeld over organisaties die dat wél kunnen.
Organisaties moeten bovendien nadrukkelijker verantwoorden wat ze met het geld gedaan hebben. Maximaal 7 procent mag aan organisatie besteed worden, minimaal de helft van het geld moet binnen een half jaar aan noodhulp uitgegeven worden. Elke paar maanden moeten organisaties duidelijk maken met welk geld hoeveel mensen geholpen zijn en na twee jaar wordt elke hulpactie geëvalueerd. Dan blijkt bijvoorbeeld dat dankzij de 111 miljoen euro die in 2010 werd gedoneerd na de aardbeving op Haïti 8.000 gezinnen huisvesting kregen, 250.000 mensen toegang tot schoon drinkwater en 55 scholen aardbevingsbestendig werden gebouwd.
Effect van de hulp staat niet vast
Maar dat zijn soms schattingen, gebaseerd op het deel dat Nederlands geld uitmaakte van een grotere, internationale pot. Verantwoordingen maken wel duidelijk hoeveel geld het getroffen land heeft bereikt, maar niet altijd hoeveel geld precies waaraan is uitgegeven. Niet van elke ‘Nederlandse’ euro is vast te stellen of die zo effectief mogelijk is uitgegeven, en of die zo goed mogelijk terecht is gekomen.
De mensen die hulp het hardst nodig hebben zijn soms het lastigst te bereiken, bleek onder meer uit een reportage van NRC in het door hongersnood getroffen Zuid-Soedan in 2017. En na de aardbeving in Haïti, een van de armste landen ter wereld, kwam hulp moeilijk op gang door onder meer een gebrek aan coördinatie tussen de vele hulporganisaties.
Lees ook: Visa voor aardbevingsslachtoffers: wat is het verschil met de opvang van Oekraïners?
Dit keer zijn vooral de gebieden in Noordwest-Syrië, die toch al zwaar getroffen zijn door de aanhoudende burgeroorlog, moeilijk te bereiken voor hulporganisaties. Het gebied is deels in handen van rebellen en deels van het Syrische regime. Bovendien was de grensovergang met Turkije dagenlang gesloten. Sinds eind vorige week gaan hulpgoederen wel naar de getroffen gebieden in Syrië, maar volgens 555 zijn „overheidsgebieden slechts heel beperkt toegankelijk”.
Zijn de inzamelingen van Turks-Nederlandse en Syrische gemeenschappen vanwege de directe lijnen niet effectiever? Servaes: „Als je weet dat de hulp direct naar families of dorpen gaat, zijn het prima initiatieven. Maar dat blijkt helaas niet altijd het geval. Veel van die ladingen komen op centrale plekken terecht, waar het niet te doen is om alles uit te zoeken. Dan helpt het als er professionele, ervaren organisaties zijn.”
Hij ziet wel een lichtpuntje in Syrië. „De oorlog duurt inmiddels zo lang dat hulporganisaties goede contacten hebben met lokale autoriteiten en rebellengroepen. Iedereen kent elkaar.”