Kun je na een trauma in je kindertijd nog steeds je verdere leven zelf vormgeven, of is je lot dan wel bepaald? Dat wilde de Britse schrijver Chris Whitaker (1981) onderzoeken in zijn nieuwe roman De kleuren van het donker (All the Colours of the Dark). En in een videogesprek wordt al snel duidelijk dat die vraag over hemzelf gaat, al heeft hij niet exact meegemaakt wat hij zijn hoofdpersoon Patch (geboren met één oog) laat doorstaan.
Whitaker begon aan de roman, zijn vijfde na drie succesvolle misdaadromans en een young adult-roman, met wat hij zelf een heel simpel idee noemt. Twee ontvoerde tieners worden verliefd op elkaar in de pikdonkere kelder waar ze samen opgesloten zitten; ze hebben elkaar nog nooit gezien. De jongen ontsnapt. Daarna kan hij het meisje niet meer terugvinden.
De kleuren van het donker werd een thriller van zeshonderd pagina’s waarin het verhaal zich over decennia uitstrekt. Mensen in de omgeving van de ontvoerde jongen Patch geloven niet dat het meisje ooit heeft bestaan, maar Patch blijft haar zoeken. En zijn jeugdvriendin Saint, net als Patch een buitenstaander in het (fictieve) stadje Monta Clare, Missouri, blijft hem erbij helpen, jarenlang. Een tv-serie is in de maak.
Zelf vindt Whitaker dit boek trouwens geen misdaadroman, al raken er, net als in zijn eerdere misdaadromans, weer kinderen in vermist. Met die eerdere boeken won hij thrillerprijzen als de CWA New Blood Dagger voor zijn debuut Tall Oaks (2016) en de CWA Gold Dagger en de Ned Kelly Award voor We Begin At The End (2020). „Maar ik vind de misdaad altijd het minst interessante in mijn boeken”, zegt hij. „Zeker in dit boek.”
Zijn vorige boek We Begin At The End volgt een meisje, Duchess, op haar 13de en 14de. „Daarna vroegen veel mensen: wat gebeurt er verder met Duchess, komt het goed met haar? Ik wist dat ik, om zo’n soort vraag te beantwoorden, een stel kinderen tot in hun volwassen leven moest volgen. Daarmee wordt de misdaad minder belangrijk en wordt het meer een verhaal over vriendschap, trauma en volwassen worden.”
En daarmee wordt het dus zijn eigen verhaal – maar dan anders. Want als ik hem vraag waarom dit boek, net als zijn vorige misdaadromans, weer in small-town America speelt, terwijl hij in Londen geboren is en woont, geeft hij antwoord met een enorme omweg, die voert langs zijn eigen traumatische jeugd. „Ik kwam tot schrijven door therapie”, begint hij.
Als tiener ging hij diplomaloos van school. Toen hij 19 was, bezorgde hij folders. Op een dag vroeg iemand in een stille straat of hij Whitakers telefoon even kon lenen. „Ik wist meteen dat ik beroofd zou worden.” Het werd een gevecht. „En toen trok hij een mes en stak me drie keer in mijn zij. Daarna wilde hij me in de borst steken. Hij zou me vermoord hebben om mijn telefoon”, zegt Whitaker, nog steeds verbijsterd. „Maar ik greep het mes, het sneed in mijn hand, ik liet mijn telefoon vallen en hij rende ermee weg.”
Er was niemand op straat, dus reed Whitaker zichzelf, zwaar bloedend, in zijn auto naar het ziekenhuis, waar zijn wonden werden gehecht. Fysiek ging het verder goed. „Maar mentaal was ik niet voorbereid op wat er kwam. Ik wist niets over de posttraumatische stressstoornis. Ik had vrienden die dat typisch toxisch mannelijke ding deden: je op de rug slaan en verwachten dat je doorgaat met je leven. Maar dat kon ik niet. Ik at niet meer, ik sliep niet meer, ik kon niet meer tv kijken, niet meer lezen. Ik begon te drinken en drugs te gebruiken om me te helpen slapen en ontsnappen. En ik ging naar de bibliotheek.”
De bibliotheek was al een veilige plek voor hem toen hij klein was, vertelt hij. Zijn ouders waren gescheiden, zijn moeder werkte (in winkels), en hij ging vaak, als hij niet alleen thuis wilde zijn, naar de bibliotheek. Nu leende hij er een zelfhulpboek over schrijven als therapie. „Dat paste bij me, want ik wilde niet praten over wat me was overkomen.”
Hij heeft het boek later niet meer kunnen terugvinden. „Het ging over een techniek waarbij je schrijft over een traumatische gebeurtenis, zoals de steekpartij, maar je verandert de betrokkenen in fictieve personages, je verandert de uitkomst in iets waar je controle over hebt en je verandert de locatie in de laatste plek waar je gelukkig was.”
Daarmee komen we bij het antwoord op mijn vraag over small-town America: „Toen we klein waren nam mijn vader mijn broer en mij mee naar het Amerikaanse Disneyland. Heel fijn, want ik had een hechte band met mijn vader en toen mijn ouders uit elkaar gingen zag ik hem niet zo vaak meer. In Disneyland spraken we een gezin uit Montana. Zij beschreven Montana als de mooiste plek op aarde. En dat zat in mijn hoofd toen ik begon te schrijven. In de grote stad Londen ging mijn leven kapot, maar in gedachten reisde ik zevenduizend kilometer naar een dorpje in de Verenigde Staten en daar was alles helderder, en kon ik erover vertellen. Het werkte echt. En nu, vierentwintig jaar later, als ik ga schrijven, ontsnap ik nog steeds mentaal naar Amerika en daar situeer ik het verhaal.”
Hij schrijft met drie beeldschermen voor zijn neus: links en rechts grote foto’s van de Verenigde Staten en een tekstverwerker in het midden. „Dat komt nog door de beurs. Ik heb in Londen in the city gewerkt aan de handelsdesk. Ik ben gewend aan heel veel beeldschermen.”
Hoe kon je daar gaan werken zonder schooldiploma – nee wacht, eerst: hoe kwam het dat je zonder diploma van school ging?
„Ja, dat is weer een ander deel van het verhaal. Ik heb een heel moeilijke jeugd gehad. Mijn moeder kreeg na de scheiding een relatie met een heel gewelddadige man. Ik heb een litteken op mijn dij waar hij zijn sigaret ertegenaan heeft geduwd. Op een keer trok hij me ’s nachts uit bed en brak mijn arm – we hoorden allebei het bot breken. Hij zei dat ik moest blijven liggen en de volgende ochtend moest ik vertellen dat het bij voetbal was gebeurd, zodat hij niet in de problemen zou komen. Ik was zo bang voor hem dat ik dat deed. Ik heb mijn vader er pas een paar jaar geleden over verteld.
„Maar na die nacht kreeg ik slaapproblemen en ging ik niet meer naar school. Ik heb mijn examens verprutst door de avond ervoor heel dronken te worden en daarmee mijn kans om naar de universiteit te gaan verruïneerd.
„Op een gegeven moment wilde ik op de beurs gaan werken omdat ik een foto in de krant had gezien van een beurshandelaar. Hij had een Ferrari en hij zag eruit of hij zijn leven onder controle had. Dat was wat ik wilde.”
Had je daar dan geen opleiding voor nodig?
„Jawel, je moet zogeheten FSA-examens doen. Ik heb er zes maanden voor gestudeerd, ervoor betaald met mijn creditcard en ze meteen gehaald. Mijn werk was eerst vooral uitgaan met klanten: drinken en drugs gebruiken. Daar was ik goed in, omdat ik gewend was weinig te slapen. Maar ik wilde ook graag handelen op de beurs. Mijn baas zei: als je tienduizend pond verliest, stop je ermee. En ik verloor een miljoen. Op mijn eerste ochtend.
„Maar omdat ik had geleerd om niet te praten als er iets ergs gebeurt, vertelde ik het aan niemand. Wat illegaal is. Na drie maanden kwamen ze erachter en toen lieten de bazen en de advocaten me een contract tekenen om de helft uit eigen zak terug te betalen, anders zouden ze naar de politie gaan. Ik was vierentwintig, ik ging net trouwen. Ik vertelde het weer aan niemand. Iedereen dacht dat ik succesvol was. In die tijd ging ik weer schrijven als therapie.
„Ik heb het geld de jaren erna afbetaald, van mijn salaris en mijn bonussen. Toen ik bijna dertig was, begon ik pas echt te verdienen. We hadden een mooi huis, een mooie auto, mijn oudste zoon was geboren, en ik was totaal ongelukkig.”
Hoe kwam dat?
„Dat is moeilijk uit te leggen. Oppervlakkig gezien had ik alles… Maar toen las ik een boek dat me heel erg raakte: The Last Child van John Hart.” Een thriller uit 2016 waarin ook al een kind verdwijnt: de tweelingzus van de hoofdpersoon. „Daarna las ik een interview met John Hart en ik voelde echt een connectie met hem, hoewel ik hem nooit had ontmoet. Hij werkte als advocaat in de financiële wereld en had ontslag genomen om dit boek te gaan schrijven. Het was zo’n eye opening moment. Want waardoor voelde ik me telkens beter als ik in de problemen was gekomen? Schrijven. De dag erna nam ik ontslag. We moesten ons huis en de auto verkopen.”
Wat zei je vrouw?
„Ze was heel begripvol. Ik had haar nooit over het geld en het schrijven verteld, of hoe erg de steekpartij was, maar ze wist dat er een deel van mij was waar ze niet bij kon. Ik ben heel erg wat dat betreft: als ik een probleem heb, vertel ik dat niemand.”
Nu doe je dat wel.
„Ja, en als je me dat tien jaar geleden had verteld, had ik het niet geloofd. Maar ik ben helemaal de andere kant op gegaan. Deels was ik het zat om me te schamen voor mijn verleden. Zelfs al is het belachelijk om te denken dat je de dingen verdient die je als kind overkomen, toch voel je dat zo. En daarnaast wist ik dat delen van het personage Patch uit mijn eigen verleden kwamen.” Ook Patch moest veel te jong volwassen worden, voelt zich een buitenstaander, en komt steeds weer in de problemen. „Toen ik interviews over dit boek ging doen, wist ik dat het makkelijker zou zijn om de waarheid over mezelf te vertellen dan er steeds weer over te liegen. In het begin vond ik het moeilijk om over mijn jeugd te praten. Maar nu, maanden later, na een paar honderd keer, heeft het zijn kracht verloren. Dus dat is goed.” Zijn volgende boek, vertelt hij, The Time Keeper, wordt een liefdesverhaal.
