Ik wil geen voicebericht, ik wil je horen

Communicatie Daan Heerma van Voss ziet tragiek in de opgerukte voice message: we willen wel praten, maar op strikte voorwaarden. „Een echte stem kan iets zeggen wat ons niet aanstaat.”

Illustratie Jarre Venderbosch

Mijn geliefde heeft een terugkerend verzoek. Of ik bij ontwaken een voice message wil inspreken, die ze als ze zes uur later in New York wakker wordt, kan beluisteren – dat vindt ze een fijne manier om de dag te beginnen. Maar om de een of andere reden heb ik moeite met die specifieke liefdesuiting. (Mijn aanzienlijke algemenere amoureuze onvermogens vallen buiten dit stuk.) Met liefde stuur ik een WhatsApp-berichtje, of een sms of iMessage, en ik ben best bereid wat te strooien met emoji waarvan ik de betekenis net wel of net niet begrijp. Een voice message inspreken doe ik daarentegen alleen met de grootst mogelijke tegenzin, en zo min mogelijk. Nu ze op het punt staat weer naar New York af te reizen en we een tijd gescheiden zullen zijn, is het hoog tijd om erachter te komen wat me precies zo tegenstaat.

In 2016 maakte ik kennis met de voice message, die toen als fenomeen nog niet was doorgedrongen tot de westerse wereld. Dat was in de voorbereiding op mijn eerste schrijversreis naar China, waar ik een maand zou gaan verblijven. Ter voorbereiding op een reis naar China is het, ontdekte ik, noodzakelijk om een lange reeks onbegrijpelijke bureaucratische rituelen te doorstaan, met formulieren en stempels en toestemmingen en formulieren die de fouten op de eerdere formulieren moeten rechtzetten. Een professor aan de Universiteit van Guangzhou (Kanton) loodste me door dit tergende proces heen, middels ingesproken berichtjes. Die waren concreet en waren nooit langer dan dertig seconden. Niettemin had ik geschreven berichtjes handiger gevonden, omdat je die gedeeltelijk kan herlezen, of kunt scannen, zonder het integrale bericht nogmaals te hoeven doorstaan. Ik vergaf het haar, want zo ben ik.

Cultureel verschijnsel

Maar dat het hier niet ging om een specifiek hulpmiddel maar om een grootschalig cultureel verschijnsel, ontdekte ik pas nadat ik in China gearriveerd was. Mijn Chinese collega’s, de professoren en de studenten, ze communiceerden goeddeels met elkaar via voice messages. Velen deden dat al, vertelden ze, sinds de Chinese app WeChat de functie in 2011 mogelijk had gemaakt. (Apple volgde in 2014.) De onderwerpen varieerden van concreet (‘laten we vanavond om 20:30 naar de film gaan’) tot anekdotisch (‘weet je wie ik net tegenkwam?’) tot belijdend (‘het gaat niet zo goed met me’). Met andere woorden, interessant genoeg combineerde de voice message functies van de sms met die van het telefoongesprek.

Voor mij was dit allemaal nieuw. Ik was opgegroeid met antwoordapparaat-boodschappen en voicemails – ik herinner me woordelijk het welkomstbericht van mijn vaders antwoordapparaat: Dit is het antwoordapparaat van Arend Jan Heerma van Voss, spreek luid en duidelijk uw boodschap in en u zult er meer van horen – en had niet zonder melancholie aangezien hoe deze verschijnselen eerst wegzakten uit het dagelijks leven en toen, parallel aan de verbanning van de vaste telefoon, geheel en al afstierven. Toen iedereen eenmaal een mobiele telefoon had, was het volstrekt onnodig om in te spreken wie had gebeld, dat kon je gewoon op je schermpje zien. Een van de weinige stervelingen die tot op de dag van vandaag vasthoudt aan de combinatie vaste telefoon + antwoordapparaat is bij mijn weten de New Yorkse schrijver en stadschroniqueur Fran Lebowitz, dit omdat ze (terecht) aannam dat men de moeite niet neemt om het nummer in te spreken, waardoor Leibowitz het perfecte verweer verwierf: ik kon je niet terugbellen want ik had je nummer niet. Splendid isolation.

Thee met druipkaas

In het vliegtuig terug naar Nederland dacht ik zeker te weten dat het voice-message-fenomeen een Chinese aangelegenheid zou blijven, net als bijvoorbeeld thee met druipkaas erin. Zoals met de meeste belangrijke zaken in het leven zat ik er faliekant naast. Tegenwoordig worden er volgens de toonaangevende Amerikaanse technologiewebsite The Verge wereldwijd zo’n zeven miljard voice messages per dag gestuurd. Volgens het Amerikaanse marktonderzoeksbureau YouGov communiceert 30 procent van de Amerikanen wekelijks of dagelijks of meermaals per dag via dit medium. Onder 18- tot 29-jarigen bedraagt dit percentage 43 procent. Precieze statistieken voor Nederland heb ik niet kunnen vinden, maar aangezien wij doorgaans de Amerikaanse communicatietrends volgen, zullen onze gemiddelden niet veel afwijken van de hunne.

Mijn ex

De eerste keer dat ik een voice message ontving, was in 2018, van mijn ex. (Dit was weliswaar niet de reden van de breuk maar, zoals mijn vader zou zeggen, het heeft ook niet geholpen.) Ze liep door de supermarkt en praatte over hoe haar dag was geweest, terwijl ze, als was het een tweede verhaallijn, de producten die ze uit de schappen pakte van commentaar voorzag. Dit was een nieuwe communicatievorm voor me. Het aloude babbelgesprekje kende ik natuurlijk, het beurtelings keuvelen en je verliezen in beschrijvingen van anekdotes en niet wezenlijk belangrijke voorvallen die je dag hebben gekenmerkt, en je ingebed voelen door die kneuterige uitwisseling. Ik verwelkom ze, en kan ervan genieten. Ook omdat je zo’n gesprek elk moment kan beëindigen, als de jeu eruit is, of je ineens beseft dat je al een uur aan het praten bent.

Maar dat was bij deze voice message van mijn ex onmogelijk: hij duurde zes minuten en ik wachtte vergeefs op het moment van de openbaring, het belangrijke feit dat was omzwachteld met gekeuvel. Maar dat feit bestond niet. In de daaropvolgende weken en maanden bleef ze me audioberichten sturen, die ik dan enigszins gedesoriënteerd beluisterde – telkens op zoek naar een kern die er niet was. Maar het bericht niet of gedeeltelijk beluisteren zou me zonder twijfel kwalijk genomen worden en worden uitgelegd als een teken van desinteresse.

Navelstaarderig

Dat was mijn eerste grote bezwaar tegen dit prozaïsche gebruik van de voice message: ik ervoer het als een verbale gijzeling. Daarbij vond ik het ook tamelijk hautain om aan te nemen dat jouw dagelijkse ongefilterde ramblings andermans tijd waard zijn. Waar een goed geschreven appje mij duidelijk maakte dat er zorg was besteed aan de tekst, en dus aan jou als afzender, vatte ik de impliciete boodschap van de voice message op als: ik heb geen zin om speciaal voor jou te gaan zitten typen, om woorden te wegen, jij krijgt het soort bericht dat ik net zo goed zittend op de wc ingesproken zou kunnen hebben, en toch zul je luisteren, je zult luisteren! Maar ik bleek in de minderheid.

Die minderheid werd in Nederland zelden vocaal. Ik kreeg wel bijval uit andere hoeken en windrichtingen. In andere landen wel. De techwebsite TNW noemde de voice message in 2018 ‘het giftigste stukje audio dat ooit megabytes heeft ingenomen op de telefoon’. De Britse krant, The Guardian noemde de uitvinding ‘self-indulgent’, of navelstaarderig. De Amerikaanse onlinekrant The Huffington Post ging het verst en raadde elke gebruiker van de voice message aan om maar gewoon een podcast te beginnen, zodat de mensheid er tenminste voor kon kiezen je te negeren. In Nederland leek ik evenwel alleen te staan. Het gebruik van de voice message nam toe. Niet alleen mijn ex stuurde ze, ook vrienden waagden zich eraan. Ik stuurde altijd een tamelijk summier tekstbericht terug. Een protest, voor wie het zag. En dat was niemand.

Mute-generation

Inmiddels is de voice message uitgegroeid tot een centraal medium in de onderlinge communicatie van de westerling, en dus ook van de Nederlander. De twee meest genoemde voordelen: het is gemakkelijk (waarmee dus wordt bedoeld: gemakkelijk voor de afzender) en het is fijn om een stem te horen. Het succes van de voice message kan wat mij betreft volledig door deze factoren worden verklaard. Ten eerste is de moderne mens verzot op comfort. Ten tweede zit hij/zij gevangen in een paradox: hij wil contact met anderen, maar is bang voor verbinding, omdat die ook confronterend en pijnlijk kan zijn.

Dat laatste punt wordt geïllustreerd door de massale afname in belverkeer, vooral onder millennials en Gen Z’ers. „Elke generatie heeft zijn eigenaardigheden, zo ook de millennials”, schreef Forbes Magazine al in 2019. „Belangrijke etiquette onder hen: vermijd telefoongesprekken. Ten koste van alles.” In andere onderzoeken wordt de millennial-generatie de ‘mute generation’ genoemd, de stomme generatie, omdat we niet meer spreken. De meest aangevoerde redenen: telefoneren kost veel tijd en kan leiden tot stress, tot anxiety. De Gen Z’ers, nog dieper geworteld in het digitale leven, lijken een nog grotere afkeer van telefoongesprekken te hebben dan hun voorgangers. Tijd voor een bekentenis: ik ben bovengemiddeld mute. De microfoon van mijn telefoon is nu al bijna een vol jaar stuk. Ik kan alleen bellen met een headset, en aangezien ik die zelden bij me heb, ontvang ik inmiddels vrijwel geen telefoontjes meer. Niettemin staar ik soms minutenlang naar mijn telefoon, hopend dat iemand van zich laat horen.

Sociale behoeftes

Als gezegd wil de mute generation nog wel contact: het liefst via een echte stem. „Er is maar één manier van communiceren die mensen en hun sociale behoeftes verbindt, en dat is het horen van een stem”, zei Amit Kumar, assistent-hoogleraar marketing en psychologie aan de University van Texas, onlangs tegen de Amerikaanse NPR. Hij onderzocht verschillende vormen van tech-communicatie. Daaruit bleek dat interacties waarbij een stem een rol speelde, leiden tot sterkere sociale banden dan interacties zonder stem (tekstberichten). Maar hij plaatste een kanttekening: wederkerige ‘synchrone’ communicatie, waarbij de een op de ander kan reageren, scoort in dit opzicht aanzienlijk beter dan ‘asynchrone’ communicatie, waarbij je langs elkaar heen praat. Er is kortgezegd geen substituut voor een echt gesprek.

De opmars van de voice message leert ons dat we nog altijd een stem willen horen, maar dat we ons niet direct tot die stem willen verhouden. We willen wat in academische literatuur ‘social presence’ wordt genoemd: het idee van een nabije ander, zonder dat deze ander helemaal echt en tastbaar wordt, zonder dat deze presence een person wordt.

Natuurlijk is het naïef om te denken dat dit onze werkelijke verlangens zijn, waar technologische vondsten als de voice message dan toevallig een pasklare oplossing voor aandragen. Filosoof Herbert Marcuse en andere aanhangers van de Frankfurter Schule hebben overtuigend betoogd dat deze dynamiek vermoedelijk eerder andersom werkt: technologieën praten ons behoeftes aan waarvoor ze vervolgens zelf de oplossing aandragen. In die zienswijze is het kapitalisme een generator van begeertes die we zonder het kapitalisme hoogstwaarschijnlijk niet zouden ervaren. In concreto: dankzij de technologische mogelijkheid van de voice message hebben we het idee gekregen dat deze vondst precies is waar we op zaten te wachten.

Onbegrip

Ik ben ervan overtuigd dat we niet zitten te wachten op de voice message. Maar inmiddels, zeven jaar na mijn kennismaking ermee in China, heb ik eerst het stadium van onbegrip verlaten, en vervolgens dat van de ergernis. Nu zie ik vooral de tragiek in van de voice message, van ons verlangen om een stem te horen, maar dan wel op een omslachtige manier. We willen praten, maar op onze strikte voorwaarden. We kiezen en masse voor de veiligheid van indirecte conversaties. Als gezegd ben ik geen uitzondering op deze regel, met mijn achterlijke headset.

Maar als we echt een stem willen horen, moeten we durven tolereren dat die stem iets zegt wat ons niet aanstaat, wat ons verrast, wat ons van ons stuk brengt. De directe interactie kan leiden tot stress, omdat hij spontaan is, en dus onvoorspelbaar. Maar die spontaniteit is de kern van waarlijk menselijk contact: de ander laat zich zien op een voor ons verrassende manier, daarin komt zijn anders-zijn tot uiting, en zo kunnen we hem differentiëren van onszelf, en hem uiteindelijk des te meer waarderen. Met het risico te klinken als een boomer – in deze tijden is er nauwelijks een vernietigender vonnis denkbaar –: er is geen substituut voor een echt gesprek.

Een dag na het vertrek van mijn geliefde vraag ik haar of ik haar niet gewoon kan bellen, zodra ze wakker wordt. „Met je lijpe headset?”, vraagt ze. Diezelfde middag fiets ik naar de winkel om een nieuwe telefoon te kopen. Op de stoep bel ik haar. De telefoon gaat over. Ze neemt op en ik begin te keuvelen, ik verlies me in beschrijvingen van anekdotes en niet wezenlijk belangrijke voorvallen die mijn dag hebben gekenmerkt. De microfoon werkt – anders had ik haar niet horen lachen.