N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ellen en Hans Marks waren hun gejaagde leven in de Randstad zat en verhuisden naar een dorp bij Deventer. Ellen werkt fulltime, Hans zorgt voor het huishouden. „Het geeft mij rust om het allemaal op mijn manier te kunnen doen.”
Ellen: „We komen allebei uit het westen. Hans is een geboren ‘Leienaar ’ en ik ben een kind van de zee – geboren in Castricum. We woonden samen in Nieuw-Vennep, maar daar waren we op een gegeven moment hélemaal klaar mee. De gejaagdheid, de files, de herrie van Schiphol. We snakten naar rust en meer natuur om ons heen.”
Hans: „Ik had destijds een seniorfunctie bij een internationale verzekeringsmakelaar in Rotterdam. Altijd in de auto, altijd targets, targets, targets halen. Nu ik erop terugkijk, was ik eigenlijk een soort werkmachine.”
Ellen: „In zijn vrije tijd was Hans al bezig met het schrijven van een boek over het beleg en ontzet van Leiden, maar dat schoot maar niet op. Op een onbewaakt moment aan de keukentafel heb ik toen gezegd: waarom doen we het niet gewoon? We verhuizen naar de andere kant van het land, ik verdien het geld en jij kunt aan je boek werken.”
Hans: „Mijn eerste reactie was: dat gaan we niet doen. Nicht im frage. Van jongs af aan heb ik meegekregen dat je na school je eigen brood verdient, dus je gaat niet op andermans zak lopen teren. Geen klaploperij, zeiden we dan. Het vergde anderhalf jaar praten en discussiëren met Ellen voor ik overstag ging.”
Ellen: „Ik heb vanaf het begin gezegd: doe nou maar gewoon waar je hart naar uitgaat. Als ik dat niet op mijn charmante doch dominante wijze had doorgedrukt, was het denk ik niet gebeurd.”
Hans: „Toen ik eenmaal het besluit had genomen, was het voor mij vanzelfsprekend dat ik dan ook voor Ellen en het huishouden ging zorgen. Ik was toch altijd al meer het opgeruimde type van ons twee.”
Ellen: „Ik ben nu de kostwinner, maar daar sta ik geen seconde bij stil. Wij doen dit gewoon samen. Dat Hans thuis is, biedt mij ontzettend veel rust en ruimte. Ik hoef niet na te denken over wat we gaan eten, wie de boodschappen doet. Dat is heerlijk.”
Hans: „Mij geeft het rust om het allemaal op mijn manier te kunnen doen. Maandag en dinsdag doe ik standaard de grote dingen in huis – wassen draaien, het sanitair een grote beurt, het hele huis afnemen – en dan heb ik de rest van de week vrij om wat meer losse klussen op te pakken. Het boek is ondertussen af; dat is in 2018 verschenen. Nu ben ik bezig met wat losse onderzoeksopzetjes, maar ook met het trapgat verven en tuinmeubels maken. Ik hobbel zo’n beetje de dag door.”
Ellen: „Op mijn werk reageren mensen weleens: jeetje, voel je je niet schuldig tegenover je man? Dan zeg ik: schuldig? Ik werk toch gewoon fulltime? Ja, thuis heb ik een leven als een luis op een zeer hoofd, maar zo hebben wij het nu eenmaal verdeeld. Naar tevredenheid van ons allebei.”
Medisch wonder
Hans: „Toen we net hier in Diepenveen woonden, heb ik me veelvuldig bemoeid met het lokale verenigingsleven. Ik meldde me aan voor de Koningsdagorganisatie, zat bij de ijsbaanvereniging en de rugbyclub. Dat is na mijn ziekte helemaal verdwenen.”
Ellen: „Dat Hans hier nog zit, is een medisch wonder.”
Hans: „In 2020 kwamen we erachter dat ik een uitgezaaid melanoom had. De kanker zat all over the place.”
Ellen: „De dokters zeiden tegen Hans: we kunnen een experimentele immunotherapie doen, maar als dat niet werkt, ben je binnen twee maanden dood. Het wonder is geweest dat die immuno belachelijk goed aansloeg.”
Hans: „In een paar weken tijd heeft de therapie alle foute cellen opgeruimd. Nu moet ik eens per drie maanden een scanapparaat in ter controle. Dat is altijd weer spannend.”
Ellen: „Het heeft wel wat zaken veranderd. Hans maakt zich minder druk om de wereld, de politiek, voetbal. Hoewel: vorige week zaten hond Sepp en ik nog tegen het plafond omdat Go Ahead Eagles had verloren. Nou, werkelijk. Ik was blij dat we vrijstaand wonen, zeg maar.”
Hans: „Neeeee, nu overdrijf je.”
Ellen: „Oké, ik geef toe: vroeger ging je op álles in en zocht je al die prikkels op. Dat is nu wel voorbij.”
Een aandachtvragertje
Hans: „We hebben altijd honden gehad en altijd met Bijbelse namen. De eerste jack russel was Sam, van Samuel. Toen kwam Moos, van Mozes – dat hadden de kinderen gekozen.”
Ellen: „Dat zijn de twee dochters uit het eerdere huwelijk van Hans. Wij kregen een relatie toen zij twee en vier jaar oud waren. Dus ze zijn niet van mij, maar ze horen wel bij mij, na al die jaren.”
Hans: „Onze huidige hond heet Sepp, de verkorting van Joseph. Het is een aandachtvragertje hoor. Of een aandachtkrijger, kan ik misschien beter zeggen.”
Ellen: „Sepp is een verbindende factor tussen ons. Wij hebben allebei een heel ander leven, dan is het belangrijk om ook dingen samen te hebben. Als we met Sepp op vakantie zijn, zorgt Hans in een restaurant voor een kleedje onder tafel en regel ik een bakje water. En we leren ’m allerlei trucjes. Als ik ‘kusje!’ zeg, dan springt hij op en drukt zijn snuit tegen mijn neus. Heel grappig. Maar Hans en ik volgen ook samen een wijncursus, gaan naar het theater of filmhuis en hebben een culinaire vriendengroep.”
Hans: „Van nature houd ik dat soort dingen een beetje af. Ik ben wat meer een eigenheimer. Ook omdat ik op een gegeven moment weleens vermoeid raak van…”
Ellen: „Gebabbel.”
Hans: „Gebabbel, ja.”
Ellen: „Als ik daar wél zin in heb, moet ik leren om zelf naar vrienden of het theater te gaan. Zo ben ik laatst in mijn eentje naar Paulien Cornelisse geweest. Ook helemaal oké!”
Hans: „Tegenwoordig heb ik wat minder behoefte aan dat soort uitjes.”
Ellen: „Het heeft er denk ik ook mee te maken dat we ons hier, op deze plek, geworteld voelen. Vroeger gingen we in de zomer standaard drie weken op vakantie. Nu denk ik: waarom? Ik wil gewoon hier lekker in mijn tuin en rond mijn huis zijn. Hier laadt mijn batterij op.”