Ik houd van afval

Gemma Venhuizen

De dag voor Perzisch Nieuwjaar trok ik eropuit om een pratende prullenbak te bezoeken. De nieuwste high-tech-aanwinst van de gemeente Heemstede, bedoeld om zwerfafval tegen te gaan, was eerder deze maand feestelijk geopend door de wethouder op het pleintje naast Albert Heijn. Mijn moeder had het er al weken over. Uiteindelijk won mijn journalistieke instinct het van mijn onverschilligheid, klein nieuws was óók nieuws. Voor de vorm stak ik een leeg, driedubbelgevouwen karnemelkliterpak bij me.

Op de fiets ernaartoe kreeg ik er steeds meer zin in. Ik herinnerde me uitstapjes naar de Efteling, Holle Bolle Gijs die met zijn wijdopengesperde mond „papier hier” galmde. Wie weet had deze bak de vorm van Irene Moors, Floortje Dessing, Boudewijn de Groot of desnoods Thierry Baudet; stuk voor stuk Heemsteedse BN’ers. Maar bij de supermarkt zag ik uitsluitend een saaigrijze vuilnisbak waarnaast twee rokende mannen over de lokale politiek ouwehoerden. Op de stoep waren voetstappen geschilderd. Een aanwijzing?

Ik gooide het karnemelkpak in de prullenbak, en net op dat moment bulderde de ene man van het lachen. Elke mogelijke reactie van de bak werd overstemd. Verslagen droop ik af.

Minutenlang posteerde ik op afstand, wachtend tot een betrokken Heemsteedse burger iets zou weggooien. Tevergeefs. Uiteindelijk raapte ik mijn moed bijeen en liep op de rokers af. Of zij wisten of deze prullenbak kon praten? „Je hebt zeker te veel gedronken”, riep de één. Weer gebulder. De ander, die zich voorstelde als Virgil, nam me goddank serieus, en was niet te beroerd om zijn fraai getatoeëerde hand in de bak te steken. „Huub, stil effe, volgens mij hóór ik iets!” Gedrieën leunden we dichter naar de bak toe, en verdomd, op zachte toon klonken kinderstemmen. „Bedankt voor het weggooien. Ik houd van afval. Jij houdt Heemstede schoon!” Minutenlang staken we beurtelings onze hand in de bak – het gemompel vormde een meditatieve ervaring. „Dit is góéd”, zei Virgil. Uiteindelijk namen we als hechte vrienden afscheid. „Fiets voorzichtig, schat!” riep Huub me na.

’s Avonds in bed kreeg ik een bericht van een Iraanse kennis, die me Happy Nowruz wenste, en me in één moeite door een link stuurde naar een persbericht van Amnesty International: of ik al had gehoord dat er in Iran ook kinderen in detentie worden gemarteld? En of we in Nederland hadden meekregen dat activiste Sepideh Qolian – nadat ze na vier jaar gevangenschap eíndelijk was vrijgelaten – direct wéér is opgepakt? Op mijn nachtkastje lag het boek Citroeninkt, van oud-NRC-collega Maral Noshad Sharifi, die als kind met haar hoogzwangere moeder vanuit Iran naar Nederland vluchtte, op een leeftijd waarop ik Holle Bolle Gijs bezocht. „Wie zijn land noodgedwongen verlaat, verliest een deel van zichzelf”, schrijft ze.

Ik stuurde de Iraanse kennis een hartje terug, en besefte eens te meer wat een vrijheid het is: leven in een land waar iederéén van zich mag laten horen. Zelfs de prullenbakken.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.