‘Ik hou van de vrijheid om nieuwe interesses te volgen’

Waarom haperen arbeidsmarktmodellen voor migranten? Volgens Merve Burnazoglu omdat ze de rol van sociale identiteit miskennen.


Foto’s Annabel Oosteweeghel

Merve Burnazoglu staat op het punt haar Turkse paspoort in te leveren. Bij naturalisatie is dat verplicht, als het tenminste mogelijk is je eerste nationaliteit op te geven. Sommige landen van herkomst staan dat niet toe, Turkije wel, zegt ze op een zonnig, maar winderig terras in hartje Den Haag. „Persoonlijk heb ik er niet zo’n moeite mee, maar van identiteit veranderen is institutioneel wel een interessante ervaring. Ook al gezien mijn onderzoek.” Het lastigste, zegt ze, is eigenlijk de taal. „Ik ben nu burger van een land zonder de taal goed te spreken.” Lachend: „Terwijl ik aardig Frans spreek, maar geen Franse burger ben.”

Burnazoglu (33), assistant professor economie aan de Universiteit Utrecht, promoveerde eind maart met Inequalities Beyond the Average Man, een dissertatie over ongelijkheid en uitsluiting, vooral op de arbeidsmarkt, en hoe het begrip ‘sociale identiteit’ die kan helpen verklaren. Onderzoek naar ongelijkheid gaat volgens haar te veel uit van one size fits all-modellen die zijn gebaseerd op de ‘gemiddelde persoon’. Daarin schuilt een impliciete bias, die nadelig kan uitpakken voor migranten. Door de fixatie op ‘vaardigheden’ kan bovendien indirecte of onbedoelde uitsluiting aan het zicht onttrokken blijven.

Haar pleidooi is die modellen, zowel in de dataverzameling als in ontwerp en gebruik, te verbreden met de ‘sociale identiteit’ van migranten. Zo’n ‘multidimensionale’ aanpak houdt oog voor andere dan economische factoren (zoals sociale identiteit, gender, afkomst en religie), en voor de interactie van migranten met de dominante samenleving. „Je moet niet naar mensen kijken als een ‘verzameling vaardigheden’, maar naar de persoon in zijn sociale context. Anders kun je ook niet begrijpen waarom bijvoorbeeld arbeidsmarkt- of integratiebeleid niet werkt.”

Foto’s Annabel Oosteweeghel

Vaardigheden in kaart brengen

Neem de European Skills Profiling Tool van de Europese Unie, een instrument om vaardigheden van migranten in kaart te brengen. „Dat is op zich een goed instrument. Je stelt vragen en de uitkomst is een set van vaardigheden. Alleen zijn de vragen niet neutraal, want gebaseerd op de Europese average man. Het effect kan dan ongunstig zijn voor migranten, want je brengt in kaart wat mensen niet kunnen. Als je vluchtelingen vraagt naar ‘digitale vaardigheden’ en het antwoord is ‘geen’, dan laat je vooral zien wat de persoon mist.”

Zulke tests werken soms ook als een filter, die mensen voorsorteert naar lager betaalde arbeid. „Vragen over vaardigheden als koken of zorgen voor ouderen zijn belangrijk, maar je kunt mensen zo ook te snel indelen, terwijl ze zich anders kunnen ontwikkelen. Dat kan onbedoeld werken als een fuik.” De test is al aangepast, om minder het accent te leggen op ontbrekende vaardigheden. „Dat vind ik goed. Een persoon is meer dan een set data over vaardigheden, dat wil ik laten zien.”

Brengt het accent op de sociale identiteit niet ook een risico met zich mee? „Data verzamelen over sociale identiteit kan leiden tot etnisch profileren of zelfs sociale controle. Dus ja, het is tricky. Daar staat tegenover dat je wilt weten hoe iets werkt, en ongelijkheid en uitsluiting zichtbaar wil maken. Seksediscriminatie begrijp je ook niet als je alleen uitgaat van genderneutrale data. Je moet onderscheid maken, alleen al om de omvang van het probleem te kunnen meten.”

Hoe groot is dat probleem in Nederland, waar nu nieuwe aandacht bestaat voor ‘systemisch’ racisme? „Nederland is, althans op het eerste gezicht, vrij open en aantrekkelijk voor mensen. Je hebt hier veel minder de eis dat je meteen de taal móét spreken, zoals in Frankrijk. Er is hier veel diversiteitsbeleid, ook dat is goed. Maar je moet kritisch blijven. Ook hier werken impliciete of onbedoelde uitsluitingsmechanismen, daar moet je oog voor houden. Niet om mensen verwijten te maken, maar om de zaken te kunnen verbeteren.”

Geen gebruikelijke route

Haar kritiek op de average man als norm sluit aan bij haar eigen loopbaan. Burnazoglu deed haar bachelor studie in Turkije, haalde een master in Frankrijk, studeerde in Duitsland en had scholarships in de VS. „Nee, het was geen gebruikelijke route”, zegt ze. „Ik dacht na mijn master dat ik in Frankrijk zou blijven, maar het bleek niet mogelijk daar mijn promotieonderzoek te doen.” Via een Amerikaanse hoogleraar economie in de VS die in Amsterdam had gewerkt, kwam ze in contact met haar tweede copromotor en kwam ze als buitenpromovendus terecht in Utrecht. Lachend: „Ik had de vrijheid mijn eigen onderzoeksvraag mee te nemen, het geld ontbrak nog.”

Om in haar onderhoud te voorzien werkte ze als financieel analist, tot ze in Utrecht kon worden aangesteld bij de afdeling economie. Het college dat ze nu het liefst geeft, Contemporary Economics in Historical Perspective is een keuzevak, maar „ik vind eigenlijk dat iedere student economie het zou moeten volgen”. Verder doceert ze in het interdisciplinaire programma Philosophy, Politics and Economics. „Ik hou er erg van om vakgebieden te combineren, dat vind ik een must om maatschappelijke kwesties te begrijpen en aan te pakken.”

En ná Nederland? „Ik ben heel blij hier nu een vaste baan te hebben, zeker na jaren van omzwervingen. Het is fijn om niet te hoeven nadenken over verhuizen.”