‘Ik denk maar één ding: dit is het. Ik word verkracht, vermoord, of allebei’

De ‘zedenmiddag’ bij de Amsterdamse politierechter, op een vrijdag. In de eerste zaak keerde een vrouw „in shock” terug van het toilet in de Intercity van Utrecht naar Den Helder. In de tweede kwam een vrouw huilend thuis na haar vaste ochtendwandeling langs de Amstel. De derde zaak begon toen een jonge vrouw na een lange uitgaansnacht huilend een Amsterdamse club verliet.

De eerste verdachte komt niet opdagen. Hij was hier als asielzoeker en is waarschijnlijk naar een ander land vertrokken. De zaak wordt bij verstek behandeld. De verdachte (27) zou achter een vrouw aan het treintoilet zijn ingeglipt, de deur hebben dichtgetrokken. „Hij heeft haar daar omhelsd en gezoend”, zegt de rechter. „Hij zou hebben gezegd: ‘We can kiss a little bit, then we can go.’” Het slachtoffer, ook niet aanwezig, verklaarde dat ze haar hoofd wegdraaide en dat de man haar nek zoende. Haar vriendinnen verklaarden dat ze bij terugkomst eerst zei dat er „iets niet zo leuks was gebeurd”, waarna ze in huilen uitbarstte. Een gealarmeerde passagier fotografeerde de verdachte. Tegen de politie ontkende die alles. Hij zei dat de vrouw dronken was, „vervelend tegen iedereen”.

„Dit soort feiten veroorzaken niet alleen bij haar angst, maar ook bij de rest van de samenleving”, zegt de officier van justitie. „Met name bij vrouwen die met het openbaar vervoer moeten reizen.” De rechter verdubbelt de strafeis: de asielzoeker krijgt vier weken celstraf. „Nou, dat was zaak één”, zegt de rechter.

Voor de tweede zaak is alleen het slachtoffer gekomen. Ze werd aangerand tijdens een wandeling langs de Amstel. Ze vertelt dat een man langzaam langs haar fietste, haar „heel duidelijk uitcheckt”. Negeren, denkt ze. „Géén oogcontact maken.” Even later voelt ze een harde klap op haar billen. Hij haalt haar weer in. „Na een tijdje zie ik hem niet meer, door de bochtige lijn van de Amstel. In mijn hoofd voer ik een intens debat. Moet ik terug? Ik ben bang dat ik een trauma krijg als ik dat doe, ik moet doorlopen. Terwijl ik me dat bedenk, word ik aangevallen.” Hij heeft zich weer verstopt en haar weer opgewacht. Hij slaat zijn arm om haar keel. „Ik denk maar één ding: dit is het. Ik word verkracht, vermoord, of allebei.” Ze gilt en vecht, hij laat los.

Ze zegt dat ze al jarenlang dagelijks lange wandelingen maakt. „Ik had het gevoel dat de ochtend veilig was, anders dan de avond. Er wordt niet gedronken, gedreigd, gehangen. Iedereen die zo vroeg op is, moet ergens zijn.” Ze zegt dat ze er alles aan doet om het wandelen erin te houden, „ik kan niet verkroppen dat ik die vrijheid kwijtraak”. Maar ze durft niet meer alleen buiten te lopen.

over een van de verdachtenRechter We weten niet precies wat hem beweegt, dat is heel eng

Even is het stil in de rechtbank. „Goed, dit is een gek moment”, zegt de rechter resoluut. „Want nu ga ik door naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.” De man is uit Polen naar Nederland gekomen voor werk, maar werd al snel ontslagen. Hij woont in een tent in het Amsterdamse Bos en leeft van het statiegeld van verzamelde flesjes en blikjes. Zijn strafblad bevat enkele veroordelingen voor diefstal. Zijn dna werd op de hals van de vrouw aangetroffen. „We weten niet precies wat hem beweegt, dat is heel eng.” De rechter geeft hem twee maanden gevangenisstraf. Hij moet zijn slachtoffer ook een schadevergoeding betalen.

De verdachte in de derde zaak heet Frank. Hij zou twee vrouwen hebben aangerand in een club – één deed aangifte, de ander gaf alleen een verklaring. De vrouwen zijn niet in de rechtbank. Hij vindt de zaak heel vervelend, zegt Frank, want „het is niet gebeurd”.

Hij was vervelend die avond, zegt de rechter, zijn gedrag viel op. De club heeft fragmenten van beveiligingsbeelden aangeleverd, waarop dat te zien is. Hij hangt rond nog een derde meisje, krijgt herhaaldelijk een duw. Maar een aanranding staat niet op beeld.

De reclassering noteerde dat Frank „een positief beeld” van zichzelf wil schetsen, leest de rechter voor. „Ik ben heel tevreden met mezelf”, zegt Frank tegen de rechter. „Er zijn toch wel dingen waar u niet blij mee bent?”, vraagt de rechter verbaasd.

„Niemand is perfect”, zegt Frank.

„Noem er eens drie.”

Frank denkt na, noemt er twee: hij komt weleens te laat en afspraken komt hij niet altijd na. Hij krijgt het laatste woord. „Ik denk dat wij mannen op de wereld zijn gekomen voor vrouwen en we moeten het samen mooi maken, dus dat. Ik kom voor gerechtigheid en wil iedereen bedanken voor uw tijd.”

Frank wordt vrijgesproken. De verklaringen van de vrouwen komen volgens de rechter niet genoeg overeen om iets over „een werkwijze” te kunnen zeggen. In de volle club heeft niemand iets gezien, beelden ontbreken. „Ik denk dat u zich vervelend heeft gedragen, maar dat is niet wat u verweten wordt”, zegt de rechter.