Vrijdagavond stond een verdrietige kleinzoon op de stoep. Ruzie met zijn vriendin. Toen hij zaterdag de logeerkamer in gebruik nam, las ik bij de haard de NRC. Aangekomen bij Janneke kookt dacht ik meteen dat haar ‘risnotto’ het perfecte troostvoer voor hem was, en voor mij een niet te ingewikkeld eenpansgerecht. Bovendien werd ik blij van de gedachte dat ik de hompen kaas, overgebleven van Kerst en Oud en Nieuw, prettig zou kunnen raspen. Zondagmorgen uitgerukt voor prei en champignons. Het groen van de prei met de selderijstengel, uien en nog wat verflenste peterselie ging meteen in de slowcooker. Ik was verbaasd over de heerlijke bouillon die dat ’s avonds geworden was. Ik deed alles volgens recept, hoewel ik het niet kon laten een restje flageolets met de rijst in de pan te gooien. Ik wilde de ‘risnotto’ eerder stevig dan soepig hebben, dus deed ik de deksel op de pan om de eieren even te laten garen voor het geheel onder de grill ging. Het resultaat was verrukkelijk. We vergaten maar even onze Dry January-belofte en dronken er een glaasje Grüner Veltliner bij.
De motor is te groot, veel te groot. Hoe absurd kan het worden? Alfa-blokken kunnen uit de aard der zaak niet groot en sterk genoeg zijn. Maar de Giulia Quadrifoglio, sterkste aller Alfa’s, is onder curatele van de Nederlandse wet nog maar een schim van zichzelf. Honderdtien rijd ik, bij optrekken soms even 145, want daar zit je met 520 pk natuurlijk zo. Maar de snelheidsmeter gaat tot 330 en daar zal de naald nimmer in de buurt komen, al haalt hij 308. Drie-hon-derd-en-acht. Een Italiaans sedannetje in de zakenklasse.
Zoom in voor alle details van de Alfa Romeo Giulia Quadrifoglio Klik op de punten voor uitleg over de details.Foto Merlijn Doomernik
Akoestisch en fysiek is deze opper-Giulia in theorie een beest. Een man geeft gas, daar gaat dit over. De ziekte is in autokringen wijdverbreid. Ik ken een spichtige veganist met de aandoening. Die gaat bij elke Alfa door de grond. Verstijfd van verrukking zag ik hem de groene testauto aanschouwen, kraaiend als een verliefde tenor in een volksopera. „Ah! Passione! Gran Dio!” Dan, met de ironie van de alfist: „Is er al iets kapot?” De omslag is geen stijlbreuk. De spot met de gebreken van en de verscheurde gevoelens over Alfa’s horen bij het liefdesritueel. Diep in zijn hart wil de alfist failliet gaan aan zijn liefde. Hij noemt het overgave en wij buitenstaanders moeten maar begrijpen dat het moed is, de bereidheid hartenbloed te plengen voor zijn verterende genot. Die tragikomedie gaan we óók missen als het speelveld voor de groene door Europa is ontruimd. Veel tijd rest hem niet met een CO2-uitstoot van 229 gram per kilometer. Maar wat een geile machine. De ijskoude greep van de aluminium schakelpaddles achter het stuur drijft ook mij tot extase. Dat die op links de richtingaanwijzer nogal in de weg zit is geen thema. Richting aangeven is overbodig. Normaliter zit toch niemand achter je. Nu wringt daar voor Nederlandse klanten wel de schoen. Gas geven is hier onmogelijk, en het is een groter bezwaar dan ik dacht. Een beetje EV heeft ook honderden pk’s, maar die zijn meteen standby. Om ze er bij de Alfa uit te krijgen moet je toeren maken op meters die je niet hebt. Op de snelweg draait de Giulia amechtig 1.800 toeren. De motor klinkt als de verstikte nachtmerrie van een beer in winterslaap. Je moet de achttraps automaat minsten drie verzetten terugschakelen om er weer hoorbaar leven in te blazen. De vier uitlaatpijpen van de firma Akrapovic sterven van astmatische verveling. In een auto waarin klankgenot zo essentieel is kan dat problematisch worden. Bij 2.500 toeren begint de motor weer te klinken als een motor, maar dan ben je er op de belevingsschaal van de alfist nog lang niet. Hij gaat pas leven bij 4.000. Helaas rijd je dan 160 en dat vindt zelfs Schoof 1 niet goed. Deze auto heeft je als een bankschroef bij de ballen.
Foto’s: Merlijn Doomernik
Ecologische bijvangst
Dus sluit je braaf aan in de leasecolonne met een tot 590 kilometer oplopende actieradius als welkome ecologische bijvangst. Straks ga ik nog een Hollands compliment uitdelen voor zijn spaarzaamheid. Hij rijdt niet eens spartaans voor een vermomde sportwagen, ondanks die met carbon beklede racestoelen voorin. Er is zowaar een draadloze telefoonoplader, de spiegels zijn behoorlijk en de Alfamasochist komt volledig aan zijn trekken. De ruitenwisser bibbert nu al hoopvol en de labiele bluetoothkoppeling vergt een doctoraal spoorzoeken. Benzine slikken vindt de Quadrifoglio moeilijk, wat gezien zijn dorst merkwaardig is. De pomp slaat bij het tanken om de anderhalve liter af. Hier hoef je niet zo vaak, maar de Duitse Alfaman die wel plankgas mag, staat na maximaal vierhonderd kilometer met een lege tank. Oergeestig dat een auto waarin EV-rijders hartstochtelijk zullen worden bespot bij intensief gebruik niet verder komt dan een elektrische middenklasser.
Maar wat een prachtige hommage is de Alfa aan die Welt von Gestern, toen autorijden nog mechanische muziek was. In historisch perspectief is hij de laatste stoomtrein. Motorisch is hij een gelopen race, maar hij is er dan toch maar, postuum visitekaartje van een merk dat het gevoelsleven zo plat maakte als het voor de mannenpraatgroep was. Met wat geluk blijft hij als verzamelaarsobject zijn anderhalve ton waard. Normale alfisten kopen voor de prijs van een Polo een gebruikte viercilinder Giulia met 280 pk. Dan zijn de spierballen op de schaal van het land, en het rijdt even machtig.
In de jaren tachtig kon niemand bevroeden dat de PvdA-politicus Adri Duivesteijn (1950-2023) dertig jaar later Oosterwold zou bedenken, de wildste woonwijk van Nederland die nu langzaam tussen Almere en Zeewolde verrijst. Duivesteijn had toen immers naam gemaakt als de Haagse wethouder van Volkshuisvesting die op traditioneel sociaal-democratische wijze de van overheidswege gestuurde stadsvernieuwing voortvarend had aangepakt. Maar in de jaren negentig schudde ook Duivesteijn zijn ‘ideologische veren’ af en omarmde het ultraliberale Wilde Wonen. Net als architect Carel Weeber, de geestelijke vader van het Wilde Wonen, wilde hij dat iedere Nederlander de mogelijkheid kreeg om naar eigen inzicht een huis te bouwen.
Met Weeber beschouwde Duivesteijn het rijtjeshuis, het meest gebouwde woningtype in Nederland, als een uiting van ‘doorgeschoten maakbaarheidsdenken’. Dit was achterhaald in het hyperindividualistische, neoliberale tijdperk dat ook in Nederland was aangebroken, vond hij. Een woning was niet langer alleen huisvesting maar ook een middel tot ‘zelfexpressie’, legde Duivesteijn uit in een essay over woningbouw in 1997, toen hij Tweede Kamerlid was: „Wonen is meer dan simpelweg een dak boven het hoofd tegen slecht weer. Wonen heeft te maken met de behoefte aan herkenbaarheid, identificatie, een thuis en is de basis van zelfontplooiing, zelfconfrontatie en cultuur. Het wonen schept individuele vrijheid die altijd is verbonden met de maatschappij als geheel en vooral ook met de directe omgeving.”
Weg met het rijtjeshuis
Toen Duivesteijn in 2006 wethouder Ruimtelijke Ordening en Wonen in Almere werd, verklaarde hij dan ook de oorlog aan de woningbouwverenigingen en projectontwikkelaars die in het voorgaande decennium Almere en de meer dan honderd vinexwijken hadden volgezet met rijtjeshuizen. Almere ging over op ‘organische stedenbouw’ waarin het Wilde Wonen ruim baan kreeg, kondigde hij aan. En dus is de helft van de 3.000 woningen die nu in Homeruskwartier staan, gebouwd in particulier of collectief opdrachtgeverschap.
Met Oosterwold, de nieuwe wijk in een landbouwgebied van 4.300 hectare in Flevoland, ging Duivesteijn in 2012 nog twee stappen verder. In de grootste en radicaalste zelfbouwwijk van Nederland mogen de kaveleigenaren niet alleen alleen hun woningen welstandsvrij bouwen, maar moeten ze ook, in samenspraak met elkaar, de wegen bepalen en laten aanleggen.
Toch kon de anarchistische woning- en stedenbouw in Oosterwold niet helemaal zonder regels, vond de Gebiedsorganisatie Oosterwold, waarin de gemeenten Almere en Zeewolde en andere instanties zijn vertegenwoordigd. Om het radicale Wilde Wonen in goede banen te leiden, kregen de architecten van MVRDV, het lievelingsbureau van Duivesteijn, de opdracht een plan uit te dokteren voor de wilde woonwijk. Dit bestaat, paradoxaal genoeg, uit tal van ge- en verboden. Zo mag elke kavel, groot of klein, slechts voor hoogstens één achtste in beslag worden genomen door het huis. Minstens de helft van de kavel moet zijn bestemd voor boomgaarden, moestuinen en andere vormen van ‘stadslandbouw’. Ook dient elke perceel te grenzen aan een weg die voor de helft op de kavel komt te liggen. Gasleidingen zijn verboden, rioleringen worden niet aangelegd. De Oosterwolders moeten zelf zorgen voor de verwerking van het afvalwater door bijvoorbeeld een helofytenfilter die deels bestaat uit een rietveldje.
Toen de bouw in 2015 begon, was de verwachting dat er in 2040 ongeveer 15.000 wilde woningen staan. Dan heeft Oosterwold, met drie woningen per hectare, de dichtheid van een superdeluxe villawijk. Maar dit vereist wel een veel hoger bouwtempo dan de afgelopen negen jaar. Ondanks de grote woningnood staan de kavelkopers niet in de rij: er staan nu slechts ongeveer 1.500 huizen – en een grote bioboerderij.
Superdeluxe villawijk
Voor een belangrijk deel zijn de woningen echt wild, variërend van strakke, neomodernistische villa’s via banale catalogushuizen tot riante houten volkstuinhuisjes. Vooral bij de Hannah Arendtweg – de wegen in Oosterwold zijn genoemd naar filosofen, uitvinders en wetenschappers – heeft de zelfbouw zelfs een informeel, anarchistisch karakter gekregen. Hier heeft een groep kavelkopers bijvoorbeeld opgetilde rijtjeshuizen met bijna geheel glazen gevels laten bouwen. Even verderop staat een hoekig, knalgeel huis dat met zijn brede dakrand lijkt op een Chinese pagode. Tussen de huizen staan nog de caravans en yurten waarin Oosterwolders woonden toen hun huizen in aanbouw waren.
Wonderlijk genoeg hebben projectontwikkelaars toch voet aan de grond gekregen in het zelfbouwwalhalla. Zo zijn langs de Max Weberweg bijna eendere neomodernistische villa’s gebouwd, met gevels die zijn bekleed met hout, cortenstaal of wit pleisterwerk. De tuinen zijn omzoomd door keurige heggen, de weg ertussen, die als zo vele wegen in Oosterwold doodloopt, eindigt in een kleine rotonde om de auto te keren. Hier lijkt de wildste woonwijk van Nederland op een aangeharkte Amerikaanse suburb die Duivesteijn, behept met een intense hekel aan vinexwijken, hartgrondig zou hebben vervloekt.
Ook de stadslandbouw is vaak anders uitgevallen dan Duivesteijn en MVRDV tien jaar geleden voor ogen moet hebben gestaan. In het algemeen zijn de Oosterwolders slechte stadsboeren. Sommigen beschouwen een groot, strak gazon als stadslandbouw, anderen hebben jarenlang hun grond niet bewerkt, zodat hun perceel nu een wildernis is. Ook van de verplichte ‘doorwaadbaarheid’ van de kavels is weinig terechtgekomen: de meeste kavels zijn zo ingericht dat ze niet tot een wandeling door het stadslandbouwgebied uitnodigen. Hier wreekt zich de totale afwezigheid van publieke ruimte. Alles, ook de kronkelende weggetjes, is privéterrein, zodat bezoekers geen kant op kunnen en het ongemakkelijke gevoel krijgen dat ze niet welkom zijn in de wildste wijk van Nederland.
Daar komt nog bij dat Oosterwold wordt geteisterd door praktische problemen. Zo bleek in 2022 dat de private waterzuiveringsinstallaties niet voldoen aan de hedendaagse eisen. Nu moet de gemeente Almere de al gebouwde huizen alsnog aansluiten op de riolering. Kosten: ongeveer 60 miljoen euro.
Een tijdje terug toen ik op Twitter zat te scrollen, kreeg ik een reactie van een Twittervriendin die ik daar al maanden niet meer had gezien: „Zit jij hier nou nog steeds?” Ik hoorde ongeloof. Maar vooral afkeuring. Ze zei het niet, maar de boodschap was duidelijk: „Als je nog op Twitter zit, ben je een loser.”
Dat hoor ik vaker: als je deugt, zit je niet meer op Twitter. Het ene na het andere gerenommeerde merk vertrekt daar. Meestal met een ellenlang jankverhaal over het verval van normen en waarden op het platform sinds de grote boze Elon Musk er de scepter zwaait.
Vorige maand was het Trouw, als eerste nieuwskrant, die afscheid nam.
„X is al lang niet meer het virtuele forum dat het ooit was, waar duizend bloemen bloeiden. Het lijkt soms eerder een vuilnisbelt waar nog slechts enkele sprietjes standhouden”, schreef de hoofdredactie in een verklaring.
Vooral adverteerders vluchten als ratten van een zinkend schip. Niet om de haat, de dictatuur van de nieuwe eigenaar, of het racisme en seksisme dat er vrijelijk in het rond spuit. Maar omdat hun advertenties daar niet zo lekker naast staan. Alleen de lowlifes zitten er nog, nou ja, en ik dus. Wij insiders weten namelijk wel beter: het is heerlijk op Twitter.
Ik leer er zoveel! In mijn eigen ‘gymnasiumlinks-bubbel’ hoor ik nooit wat over de schadelijkheid van vaccins, dat de maanlanding niet heeft plaatsgevonden, de positieve kanten van Donald Trump, en dat het allemaal heel erg meevalt in de bio-industrie. Ik leer ook veel van de helden van Twitter. De witte mannen van boven de vijftig die, zonder dat je er als vrouw om vraagt, hun wijsheid over je heen strooien. Gratis en voor niks!
Hoezo is er geen ruimte voor dialoog? Ik krijg altijd meteen een reactie, wát ik ook plaats! „Ga deaud, socialistensloerie!”, „links lullen, rechts zakken vullen” of „verhuis lekker naar een andere planeet als het je niet bevalt”.
En Elon Musk dan? Waar Trouw en de rest van deuglinks het zo moeilijk mee heeft? Ik hoorde ze niet toen de neef van de Saoedische koning Abdullah in 2014 grootaandeelhouder werd van Twitter. En als jullie dan zo nodig niet willen bijdragen aan de rijkdom van Musk en zijn „bewuste ondermijning van de democratie”, zoals Trouw schrijft: leveren jullie dan ook meteen even je Tesla’s in?
Ik hou ook van de OPWINDING op Twitter. Als een horrorfilm. De mensen voor wie ik bang ben zitten hier, de mensen die ik intens haat ook. Waar moet ik die anders tegenkomen? Ik vind stinkkroegen ook vaak de leukste kroegen. Met zo’n vieze plee. Ik snap trouwens wel dat een krant als Trouw daar de neus voor ophaalt.
Tuurlijk. Twitter is niet meer de happy clappy, verdraagzame bubbel met linkse journalisten en wetenschappers die elkaar laten uitpraten. Das war einmal. Tegenwoordig word je er uitgemaakt voor k*thoer als je over je avondeten twittert, en je kan er ook beter niet meeleven met asielzoekers.
En als je een hoofddoek draagt, een donkere huidskleur hebt, homo, vrouw of transgender bent, de profeet Mohammed beledigt, of iets post over Sigrid Kaag, Kamala Harris, Gaza, Israël, vluchtelingen, klimaat, Thierry Baudet, boeren, gender, racisme, milieu, immigratie, feminisme, dierenrechten, veganisme, wetenschap, of cultuur – ja, dan krijg je het zwaar. Maar verder kan je er een enorme leuke tijd hebben!
Je hoort weleens: Twitter is niet de echte wereld. Maar dat is onzin. Als je Twitter íéts kan verwijten is dat het juist steeds meer op de echte wereld is gaan lijken. Waar megalomane rechtse proleten de baas zijn, minderheden worden onderdrukt, algoritmes het voor het zeggen hebben, en de grootste bekken altijd gelijk hebben.
Sterker nog: Twitter begint in vergelijking met de echte wereld, die almaar ruwer wordt, juist steeds meer een oase van rust en redelijkheid te worden. Zolang je maar precies de juiste dingen zegt.