‘Ik bén eigenlijk gewoon dit boek’

‘Als kind verslond ik boeken, maar één boek heeft zich echt in mijn geheugen genesteld: Aan de andere kant van de deur, het eerste deel van de cyclus Zeeën van tijd van Tonke Dragt. Ik was elf jaar oud toen ik het las. Nu ik het boek op mijn 33ste weer heb opgepakt, herken ik heel veel van mezelf terug. Voor mij is nu zo helder waarom dit boek me zo enorm aansprak. Ik bén dit boek.

Het verhaal volgt de dertienjarige Otto. Hij leest over een mysterieuze wereld achter een geheime deur die hij vervolgens ook vindt. Achter die deur zit de Januaraanse ambassade, een plek waar iedereen die binnenkomt asiel moet aanvragen – zonder uitzonderingen. Daar ontmoet Otto een reeks merkwaardige figuren en raakt hij verwikkeld in een ongrijpbare en geheimzinnige wereld.

Aan de andere kant van de deur zit vol complexe ideeën: Tonke Dragt schrijft over de relativiteitstheorie, ze stelt vragen over spiegelbeelden en ze verwijst naar filosofen. Een kind moet er echt al een bepaalde leeftijd voor hebben – een jaar of dertien, denk ik. Zelf was ik waarschijnlijk net iets te jong om alles te kunnen bevatten.

Als ik het boek nu herlees zie ik: dit gaat over een ontheemd kind. Net als ik. Ik ben zelf als kind met mijn familie uit Syrië gevlucht. Nu begrijp ik pas waarom dit boek me toen zo raakte. Het gaat over identiteit: waar ben je thuis? Waar liggen je wortels? Kun je in twee werelden tegelijk leven? Die vragen speelden bij mij ook, maar daar had ik de woorden nog niet voor.

Ik was als kind ook fan van Beertje Paddington, die verhalen gaan eigenlijk ook over een asielzoeker. In Aan de andere kant van de deur ligt dat er wat minder dik bovenop. Maar je hebt wel zo’n typische scène waarin een vriendje van Otto het alfabet aan het leren is. Hij moet dat uit zijn hoofd kennen, want de ambassadeur gaat hem overhoren. Als hij de taal niet beheerst, dan moet hij weg. Ik heb dat als kind zo niet ervaren, maar daar wordt natuurlijk een integratiecursus geschetst.

De opvallende illustraties die ik me vaag herinnerde, blijken collages te zijn. Ze versterken de surrealistische sfeer van het boek, dat iets weg heeft van Alice in Wonderland. Als kind was ik dol op dat soort vervreemdende verhalen. Ook dat valt nu op z’n plek. In mijn theaterwerk ben ik ook veel met het surrealistische bezig. Ik wil de kijker graag een beetje laten verdwalen. Door scènes terug te spoelen, de tijd een beetje om te buigen. Precies zoals Tonke Dragt in dit boek doet.

Ik heb zelfs af en toen over dit boek gedroomd. Als kind was ik al gefascineerd door dromen. Ik hield bij waar mijn dromen over gingen en probeerde te achterhalen wat ze konden betekenen.

Wat me verraste, was hoe levendig alles terugkwam bij herlezing. Ineens zat ik daar weer, in die grote stoffen stoel met een leeslampje waar ik als kind las. Dit was zo’n boek dat ik niet kon wegleggen, ook al moest ik eigenlijk slapen. Het boek riep een unheimisch, maar ook een spannend gevoel op.

We hebben in Nederland echt een rijke traditie jeugdliteratuur. Ik heb daar als kind veel aan gehad: ik vond herkenning. De verhalen voedden ook mijn verbeelding. Achteraf zie ik pas hoeveel invloed boeken hebben gehad op mijn creativiteit.”