Moeder: „Onze zoon is net dertien jaar en zit in de eerste klas van de middelbare school. Hij heeft op zijn nieuwe school zijn draai gevonden, dat ging heel voorspoedig. Ik ben het alleen niet eens met zijn vriendenkeuze. Hij is zelf rustig, maar de vrienden die hij kiest zijn rebels. In de zin van: vechtpartijtjes, illegaal vuurwerk afsteken, brutaal doen. Ik snap dat hij dit interessant vindt, maar ik baal als een stekker, want hoe beïnvloedbaar is hij? Ik heb onlangs benoemd dat ik het gedrag van die jongens niet zie zitten, maar hij zegt dat ze dat nu niet meer doen. Hoe meer ik afraad om met dit groepje om te gaan, des te aantrekkelijker hij het lijkt te vinden.”
Naam en woonplaats zijn bij de redactie bekend. De rubriek Opgevoed is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Betrokken blijven
Angelique Boering: „Ik snap dat u bezorgd bent. Jongeren in deze leeftijd zoeken vaker risico’s op. In recent onderzoek gaf een op de drie ondervraagde tieners aan in het afgelopen jaar iets te hebben gedaan dat eigenlijk niet mocht. Het is een periode van identiteitsontwikkeling waarin ze gaan experimenteren met grenzen, en gevoelig zijn voor leeftijdgenoten die dat ook doen.
„Jongens laten vaker risicovol gedrag zien dan meisjes, maar dat hangt ook af van hun temperament.
„Hoewel vriendschappen in deze fase aan betekenis winnen, blijft u een belangrijk rolmodel voor uw zoon. Toon interesse in zijn vriendschappen zonder die af te wijzen. Als uw zoon de ruimte voelt om openlijk te delen wat hij meemaakt, zal hij beter bestand zijn tegen groepsdruk. Ga wel in op de gevolgen van het gedrag voor hemzelf en anderen, en stel duidelijke grenzen in wat u toelaatbaar vindt. Tieners kunnen niet altijd de gevolgen van hun acties overzien.
„Meestal neemt dit risicovolle gedrag na de tienertijd weer af. Vertrouw erop dat uw zoon met uw steun leert om zijn eigen weloverwogen keuzes te maken.”
Gedrag loskoppelen
Stijn Sieckelinck: „De brugklas is een belangrijke overgangsfase in de ontwikkeling van kinderen. De behoefte om sociaal geaccepteerd te worden neemt toe, net als de noodzaak om afstand te nemen van thuis om de eigen individualiteit te vormen.
„In dat licht is het niet gek dat uw zoon andere vrienden zoekt om met andere kanten van zichzelf te oefenen. U ziet het goed dat de vrienden die u afraadt voor uw zoon juist aantrekkelijker worden; hij moet immers zijn autonomie bevechten ten opzichte van het gezin waaruit hij komt, om uit te groeien tot een zelfstandige volwassene. Foute vrienden komen daarin goed van pas.
„Daardoor speelt u in het verhaal van uw kind nu even geen hoofdrol, maar wel een hele belangrijke bijrol. Die kunt u glans geven door oprechte betrokkenheid te uiten bij zijn keuzes. Koppel het gedrag van uw zoon los van zijn vriendschappen. Vraag hem nieuwsgierig wat die jongens betekenen voor hem? Spreek geen oordeel uit, hij heeft de keus met wie hij omgaat.
„Probeer ook uit te zoeken wat hij precies aantrekkelijk vindt aan het vervelende gedrag: is het ’t stiekeme ervan, of gaat het om lef tonen, of is het de technische kant van dat illegale vuurwerk?
„Betrokkenheid toon je ook door duidelijke grenzen te stellen. ‘Op het moment dat wij horen dat jij anderen pijn doet, bijvoorbeeld met vechten of vuurwerk, ga je een belangrijke grens over.’ Mocht het zover komen, verbind daar dan een betekenisvolle sanctie aan, zoals een inspanning leveren voor de buurt die opgeschrikt wordt door het vuurwerk.”
Angelique Boering is als ontwikkelingspsycholoog verbonden aan de afdeling Preventie Jeugdhulp van de Universiteit van Amsterdam. Stijn Sieckelinck is opvoedfilosoof en lector jongerenwerk aan de Hogeschool van Amsterdam.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Hij had iets heel eigens, iets wat ze niet vond bij mensen met wie ze eerder had gedatet. „Niels hield van vogelspotten”, zegt Elsbeth van Velde (27), „een hobby die je niet zou bedenken bij een 20-jarige man.” Hij ging graag met zijn ouders op vakantie. „Mensen in mijn omgeving vonden dat gek – je gaat op onze leeftijd toch niet meer met je ouders op vakantie? Maar hij trok zich daar niks van aan en dát vond ik aantrekkelijk. Ik ben niet iemand die instantly verliefd wordt, maar die keer wel.”
In mei 2018 kregen ze een relatie, in december van dat jaar zat ze naast hem in de wachtkamer van het ziekenhuis. Hij had jaren eerder leukemie gehad en moest elke zes maanden op controle; ’s ochtends vroeg bloed laten prikken, uurtje wachten en dan een gesprek met de hematoloog. Die keer duurde het lang voordat de arts hen kwam halen. Dat gaf een onderbuikgevoel, zegt ze, maar tegen elkaar zeiden ze: „Ach, het loopt gewoon uit.” Eenmaal aan de beurt had de arts een sombere blik. „Ik heb geen goed nieuws voor je, jongen”, en ze sloeg haar arm om Niels heen. Een serie behandelingen volgden, er was soms hoop, maar ze wisten ook dat de opties beperkt waren doordat hij al eerder chemotherapie had gehad. Eén jaar na dat slechtnieuwsgesprek zei de arts: „Ik ben bang dat we niks meer voor je kunnen doen.”
Verliefd / Verloofd / Getrouwd / Verloren
staat op een tegel op Elsbeths Instagram. Ze trouwden twee weken nadat de arts had gezegd: „Je moet nu alles gaan doen wat je nog wil doen”. Want trouwen stond boven aan zijn wensenlijst.
Illustratie Noor Bronstring
Niet veel later werd Elsbeth jong weduwe. Ze raakte in een diepe depressie. De aftakeling en de dood van Niels hadden traumatische beelden achtergelaten en die werden overdag en ’s nachts afgespeeld in haar hoofd. Ze werd er bang van, ze sliep bijna niet. PTSS, zei de dokter.
Jaren later voegt ze twee woorden toe aan de opsomming die ze op Instagram had staan. Nu staat er:
Vier, vijf jaar geleden zat Elsbeth vast tussen de donkere gedachten in haar hoofd. Ze gebruikte veel medicatie en was voortdurend bang dat ze zou doordraaien en zichzelf wat zou aandoen. En nu was ze dus opnieuw verliefd en verloofd!
Hoe leef je verder na pijn, verdriet en ellende? Wat helpt je daarbij? Therapie, de mensen om je heen, een optimistisch karakter? Hoe vinden mensen hun weg weer in het leven? Deze week verschijnt de podcast Doorgaan, hoe doe je dat? die daarover gaat.
Ervoor kíézen
Het eerste beetje herstel kwam voor Elsbeth van Velde op de dag dat ze de crisisdienst van de ggz belde. Ze was op dat moment extreem bang voor haar gedachten. Vormde ze een gevaar voor zichzelf? Haar hartslag was hoog, ze voelde zich opgejaagd, haar benen tintelden, ze hyperventileerde. Eenmaal op de gesloten afdeling van de ggz voelde ze een rust die ze lang niet meer had gevoeld.
In haar eentje thuis zijn was „overleven, in plaats van leven”, zegt ze. Weggaan uit het huis waar ze met Niels woonde gaf lucht. Alsof ze een dag langzaamaan weer in kleur kon zien, in plaats van in zwart-wit. Tijdens de korte opname volgde ze een strak ritme, met therapie en eten op vaste tijden. Het kantelpunt werd: kíézen om niet op te geven. „Niels wilde leven, maar kon het niet. Ik kon toch niet nu doodgaan door mijn eigen keuze?”
Thuis, met therapeutische ondersteuning, vond ze de motivatie om een nieuw ritme te ontwikkelen. Drie kwartier wandelen om zeven uur ’s ochtends. Elke dag, nooit overslaan. Wat ook hielp: vrienden die langskwamen om een spelletje te spelen, samen een broodje kaas te eten of een stukje te fietsen door het park. Een vriendin die voor haar bad, en de steun die ze voelde vanuit hun kerk. Met haar vader praatte ze over hoe het voor hem was om zijn vrouw – haar moeder – te verliezen. Hij is ook jong weduwnaar geworden, besefte ze ineens, ze is niet de enige die dit meemaakt. „Op den duur voelde ik trots dat het me lukte om rechtop te blijven staan. Dat overwinningsgevoel wilde ik behouden.”
Lees ook
Deze serie verhalen over het verlies van een geliefde: Doorleven na zijn dood
Vitamine R
Doorzetten is iets wat je omgeving samen met jou doet, zegt psychiater Dirk de Wachter. In zijn praktijk ziet hij dagelijks mensen die „proberen te leven in de lastigheid”. Aan de UvA deed hij in 2007 promotieonderzoek: een derde van de mensen die grote tegenslagen heeft ervaren in de opvoeding (hij onderzocht specifiek mensen die seksueel, fysiek of psychologisch misbruik meemaakten) lukt het om ondanks de slechte vertrekpositie een goed bestaan op te bouwen op het gebied van werk, relatie en een eigen gezin. „Doordat ze naast het destructieve gezin toch eilanden van hechting hebben kunnen opbouwen met andere familieleden, een docent op school, een buurvrouw. Lichtpunten van vertrouwen.” Een derde lukt het niet, of blijft voor altijd aan de psychiatrie verbonden. En een derde zit ertussenin: „Met goede professionele ondersteuning kunnen we die naar de goede kant van de weg krijgen.”
Illustratie Noor Bronstring
Hoogleraar klinische neuropsychologie Margriet Sitskoorn noemt het ‘Vitamine R’: vitamine relatie. Essentieel om door te kunnen zetten, zegt ze. Evenals een doel voor ogen hebben. „Als je purpose hebt, dan kan je daar naartoe werken. Formuleer een doel zo concreet mogelijk. En realiseer je dat motivatie en inzet erbij horen. Anders is het geen doel, maar een droom. Ik wilde vroeger prima ballerina worden, maar ik liet me afleiden en werkte er niet hard genoeg voor, dus dat was meer een droom dan een doel waar ik de motivatie en inzet voor had.”
Doorzettingsvermogen is te ontwikkelen. De hersenen zijn in staat fysiek te vervormen, in negatieve en positieve zin. Dat principe heet neuroplasticiteit. „Je oefent zelf invloed uit op de vorming en het functioneren van je hersenen: door je gedrag, de dingen waar je je aan blootstelt en door de mensen met wie je omgaat.” Mensen denken vaak dat doorzettingsvermogen iets is wat je hebt of niet hebt, maar „dat is grote onzin”, zegt Sitskoorn. Door die neuroplasticiteit van de hersenen is het mogelijk om deze skill te ontwikkelen. Alleen, het kost – uiteraard – tijd en aandacht. Zoals Sitskoorn zegt: quick fixes voor grote problemen zijn er niet. Nieuw gedrag aanleren kan jaren duren.
Want iets op een andere manier doen dan je gewend bent kost veel energie. Het brein is een relatief klein orgaan dat veel te doen heeft, druk met alles wat het in het lichaam moet aansturen. Daarom zet het graag automatismes in, legt Sitskoorn uit. Over ademen, lopen en tandenpoetsen hoef je niet meer na te denken. Zo’n handeling wordt eindeloos herhaald, wat sterke netwerken in je hersenen aanlegt en die zorgen ervoor dat je je in een bepaalde situatie steeds hetzelfde gedraagt. Sitskoorn: „Dus als je besluit dat je iets voortaan anders wilt aanpakken, moet je telkens als dat automatisme opkomt je daar bewust van zijn en het vervangen door ander gedrag.”
Jezelf verbieden iets te doen werkt vaak niet, zegt ze, dus: kom met een alternatief. Stel: je wil niet meer boos worden op je kind als hij aan tafel zijn glas omstoot. Vervang het snauwen dan door fluisteren of door een knuffel geven. Door veel oefening en herhaling ontwikkel je langzaam een nieuw automatisme.
In sommige gevallen kan iemand pas beginnen met doorzetten na eerst (met hulp) andere problemen op te hebben gelost. Sitskoorn noemt een armoedeproject waaraan ze meewerkt. „We begonnen met grootse plannen, maar eenmaal bij iemand thuis bleek dat we eerst de tuin moesten opruimen, het huis moesten opruimen en voor een kind met een aandoening de juiste zorg moesten vinden. Zodat iemand weer ruimte in het hoofd krijgt om te kunnen doorzetten.”
Een concreet doel
Negen jaar geleden kreeg Remyo Tielsema (34) uit Utrecht een hersenbloeding. Hij ging van een fitte twintiger met een kantoorbaan en weekenden vol festivals en sportevenementen naar de spoedeisende hulp, twee weken coma, drie hersenoperaties en twee jaar revalideren. Opnieuw leren lopen, eten, praten.
Dagelijks werd hij geconfronteerd met alles wat hij niet meer kon. Continu was hij bezig met doorzetten „om weer de oude worden”. Na zes maanden zei hij tijdens een rondje lopen in het park tegen de fysiotherapeut: „Volgend jaar wil ik een marathon lopen.”
Een nogal concreet doel, Sitskoorn zou het vast goedkeuren. Tielsema: „Achteraf gezien een onrealistische gedachte, mijn lichaam had een enorme klap gehad. Maar dit plan is voor mij heel belangrijk geweest. Revalideren is keihard werken, met vooruitgang en tegenslagen, maar ik wist waar ik het voor deed.” Hij haalde ook veel kracht uit een uitspraak van Nelson Mandela: „A winner is a dreamer who never gives up.”
„Die quote las ik dagelijks en hielp me enorm om door te gaan.” Remyo had hoop en geloofde in zichzelf – die mentaliteit geeft ook kracht, zeggen beide deskundigen. Een kleine vier jaar na de hersenbloeding liep hij zijn eerste marathon.
Ook Remyo heeft veel gehad aan de steun van familie en vrienden. „Mijn moeder en mijn vriendin waren er in de revalidatieperiode elke dag, twee jaar lang. De ander hoeft niets bijzonders te doen. Het enige belangrijke is dat mensen langskomen, dat hebben mijn vrienden ook allemaal gedaan. Een beetje praten, samen tv kijken. De heel simpele dingen waren de belangrijke dingen.”
Remyo werkte hard voor waar hij nu staat, had een doel, met inzet en motivatie. Bewonderenswaardig, zeker, zegt psychiater Dirk de Wachter, maar we moeten niet alleen oog hebben voor de heldenverhalen, vindt hij. „Het mag geen competitie zijn, laten we geen categorieën hanteren van mensen met veel doorzettingsvermogen en mensen met minder doorzettingsvermogen.”
Illustratie Noor Bronstring
Vaak hebben mensen het niet beter nadat ze ziek zijn geworden, ziet hij in zijn praktijk. Ze moeten een stapje terugzetten. Ze zijn ook wat ontgoocheld in het bestaan. „Als je een kind verliest, of je benen doen het niet meer, dan is het vaak lang zoeken naar wat het leven nog de moeite waard maakt. In de tussentijd overleef je wat en probeer je liefdevol om te gaan met de mensen rondom je, maar het zal nooit meer worden als voorheen.”
En: acceptatie
Ook dat is onderdeel van Tielsema’s verhaal. Hij heeft blijvende neurologische schade: afasie, geen zicht in zijn rechtergezichtsveld (hemianopsie) en epileptische aanvallen. Pas toen hij accepteerde dat hij nooit meer de oude zou worden, ging hij écht vooruit, fysiek en mentaal. Hij accepteerde dat hij zijn fulltime kantoorbaan niet meer kon doen en ging werken in een gespecialiseerde hardloopschoenenwinkel. Drie dagen per week, zodat hij voldoende tijd heeft om te trainen en te rusten.
Afgelopen jaar liep hij op de marathon van Berlijn een nieuw persoonlijk record: 2 uur, 12 minuten en 42 seconden. Remyo rent 42 kilometer lang met een snelheid van bijna 20 kilometer per uur, dat is uitzonderlijk snel. Alsof het doorzettingsvermogen dat hij tijdens zijn revalidatie ontwikkelde hem verder kon stuwen dan ooit.
Een sterk sociaal netwerk, een doel voor ogen, motivatie en geloof – voor doorzettingsvermogen is geen vast recept, maar er zijn wel een aantal ingrediënten die in de verhalen van doorzetters steeds terugkomen. Dit is misschien het belangrijkste: acceptatie.
Het heeft Remyo veel tijd gekost om opnieuw te leren praten en om zijn verhaal onder woorden te brengen, én naar buiten te brengen. „Maar nu weet ik: juist door erover te praten, krijg je zoveel meer steun en respect over hoe je bent als persoon.”
Ook bij Elsbeth speelde acceptatie een cruciale rol. Tijdens haar donkerste maanden zat ze vast in het vechten tegen wat haar was overkomen: „Ik wilde wel leven, maar ik wilde niet dít leven. Ik was pas 22 en hoorde voor mijn gevoel een leuk leven te hebben, met vrienden op een terras te zitten.”
Pas toen ze accepteerde dat ze jong weduwe was geworden en dat ze geen toekomst had met Niels, en omarmde dat hij altijd haar eerste man zal blijven, ontstond er weer ruimte voor liefde. Vorig jaar trouwde ze met Mathijs. Deze zomer verwachten ze hun eerste kind.
Moeder: „Onze zoon is net dertien jaar en zit in de eerste klas van de middelbare school. Hij heeft op zijn nieuwe school zijn draai gevonden, dat ging heel voorspoedig. Ik ben het alleen niet eens met zijn vriendenkeuze. Hij is zelf rustig, maar de vrienden die hij kiest zijn rebels. In de zin van: vechtpartijtjes, illegaal vuurwerk afsteken, brutaal doen. Ik snap dat hij dit interessant vindt, maar ik baal als een stekker, want hoe beïnvloedbaar is hij? Ik heb onlangs benoemd dat ik het gedrag van die jongens niet zie zitten, maar hij zegt dat ze dat nu niet meer doen. Hoe meer ik afraad om met dit groepje om te gaan, des te aantrekkelijker hij het lijkt te vinden.”
Naam en woonplaats zijn bij de redactie bekend. De rubriek Opgevoed is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Betrokken blijven
Angelique Boering: „Ik snap dat u bezorgd bent. Jongeren in deze leeftijd zoeken vaker risico’s op. In recent onderzoek gaf een op de drie ondervraagde tieners aan in het afgelopen jaar iets te hebben gedaan dat eigenlijk niet mocht. Het is een periode van identiteitsontwikkeling waarin ze gaan experimenteren met grenzen, en gevoelig zijn voor leeftijdgenoten die dat ook doen.
„Jongens laten vaker risicovol gedrag zien dan meisjes, maar dat hangt ook af van hun temperament.
„Hoewel vriendschappen in deze fase aan betekenis winnen, blijft u een belangrijk rolmodel voor uw zoon. Toon interesse in zijn vriendschappen zonder die af te wijzen. Als uw zoon de ruimte voelt om openlijk te delen wat hij meemaakt, zal hij beter bestand zijn tegen groepsdruk. Ga wel in op de gevolgen van het gedrag voor hemzelf en anderen, en stel duidelijke grenzen in wat u toelaatbaar vindt. Tieners kunnen niet altijd de gevolgen van hun acties overzien.
„Meestal neemt dit risicovolle gedrag na de tienertijd weer af. Vertrouw erop dat uw zoon met uw steun leert om zijn eigen weloverwogen keuzes te maken.”
Gedrag loskoppelen
Stijn Sieckelinck: „De brugklas is een belangrijke overgangsfase in de ontwikkeling van kinderen. De behoefte om sociaal geaccepteerd te worden neemt toe, net als de noodzaak om afstand te nemen van thuis om de eigen individualiteit te vormen.
„In dat licht is het niet gek dat uw zoon andere vrienden zoekt om met andere kanten van zichzelf te oefenen. U ziet het goed dat de vrienden die u afraadt voor uw zoon juist aantrekkelijker worden; hij moet immers zijn autonomie bevechten ten opzichte van het gezin waaruit hij komt, om uit te groeien tot een zelfstandige volwassene. Foute vrienden komen daarin goed van pas.
„Daardoor speelt u in het verhaal van uw kind nu even geen hoofdrol, maar wel een hele belangrijke bijrol. Die kunt u glans geven door oprechte betrokkenheid te uiten bij zijn keuzes. Koppel het gedrag van uw zoon los van zijn vriendschappen. Vraag hem nieuwsgierig wat die jongens betekenen voor hem? Spreek geen oordeel uit, hij heeft de keus met wie hij omgaat.
„Probeer ook uit te zoeken wat hij precies aantrekkelijk vindt aan het vervelende gedrag: is het ’t stiekeme ervan, of gaat het om lef tonen, of is het de technische kant van dat illegale vuurwerk?
„Betrokkenheid toon je ook door duidelijke grenzen te stellen. ‘Op het moment dat wij horen dat jij anderen pijn doet, bijvoorbeeld met vechten of vuurwerk, ga je een belangrijke grens over.’ Mocht het zover komen, verbind daar dan een betekenisvolle sanctie aan, zoals een inspanning leveren voor de buurt die opgeschrikt wordt door het vuurwerk.”
Angelique Boering is als ontwikkelingspsycholoog verbonden aan de afdeling Preventie Jeugdhulp van de Universiteit van Amsterdam. Stijn Sieckelinck is opvoedfilosoof en lector jongerenwerk aan de Hogeschool van Amsterdam.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Joëll (13) zoekt het op en houdt een foto omhoog: een afgetrainde man met een scherpe kaaklijn en stoïcijnse blik – het online archetype van mannelijkheid en succes. In talloze TikTok-filmpjes verschijnt hij met de dreunende klanken van rocksong ‘Can You Feel My Heart’ van Bring Me The Horizon. Als meme dus: een veelvuldig gedeeld online grapje in de vorm van een filmpje of foto. Zelf kunnen ze niet goed uitleggen waarom het zo grappig is.
Toen Catarina zo’n filmpje voor het eerst zag, viel haar iets op. „In de reacties stond steeds hetzelfde woord.” Ze aarzelt om het uit te spreken.
„Sigma,” zegt Joëll droog, en de drie leerlingen proesten het uit van het lachen.
Catarina toont een AI-afbeelding van een duif met de tekst „very sigma”.
„Dit zie ik dus vaak op TikTok.” Wat ziet ze? „Een duif met een bbl,” snikt ze – Brazilian butt lift, een bilvergroting. Ze lachen nu zo hard dat er even geen geluid uitkomt.
In een klein gesprekskamertje van het Experience College in Rotterdam zitten brugklassers Catarina en Joëll en tweedeklasser Rateel met hun telefoons in de hand. Ze laten elkaar de memes zien die hun online leven vormgeven. De inhoud is chaotisch, de humor absurd en de taal cryptisch. Maar voor hen is het allemaal vanzelfsprekend – ze lezen en begrijpen deze online content zoals de oude Egyptenaren hun hiërogliefen. Aan dezelfde tafel zaten eerder op de middag ook brugklassers Jasmine (12), Edney (12) en tweedeklasser Zion (13). Maar binnen tien minuten bleek dat een interview met zes tieners tegelijk onmogelijk is, dus werd de groep gesplitst.
Rateel (13)
Even terug: wat betekent sigma? Ze wijzen naar Rateel – zij kan het goed uitleggen. Wanneer zij op TikTok „iets nieuws” tegenkomt, zoekt ze er meer over op via Google. „Oké,” begint ze. „Sigma is een letter uit het Griekse alfabet, maar veel mensen gebruiken het ook om iemand cool te noemen. Dan zeg je: ‘Je bent een sigma’.”
In 2023 schreefNRC over de ‘sigmaman’ als het nieuwe ideaalbeeld voor sommige jonge mannen. Hij lijkt op de dominante ‘alfaman’, maar is boven hem verheven omdat hij zich positioneert buiten de traditionele hiërarchie waar de alfa- en bètamannen toe behoren. Nu gebruiken jonge kinderen het woord vooral nog ironisch: iemand ‘sigma’ noemen is een manier om dat stoere, rebellerende, zichzelf serieus nemende man-type te bespotten.
Lees ook
Wie op TikTok veel rond Andrew Tate volgt komt vanzelf terecht in de wereld van opdrukken, snelle auto’s en vooral misogynie
Dan moeten de telefoons weg, zodat ze zich op de vragen kunnen focussen.
Catarina knikt begrijpend. „Anders krijgen we allemaal brain rot.”
Vorig jaar riep Oxford University Press ‘brain rot’ uit tot Woord van het Jaar. De term verwijst naar de psychologische en cognitieve aftakeling door telefoonverslaving, maar net zo goed op de platte, betekenisloze memes die die verslaving voeden – én op het jargon van deze generatie jongeren.
Mara Wouters (26), docent media, vormgeving en ict op de school waar de zes leerlingen naartoe gaan, en Samir Zaari (29), docent maatschappijleer, groeiden op met sociale media en beschouwen zichzelf als digitaal vaardig. Het Rotterdamse Experience College is gespecialiseerd in technologie en media; leerlingen leren er programmeren, websites bouwen en apps ontwikkelen. Toch kunnen ook deze twee docenten de razendsnelle ontwikkelingen in online taal en trends nauwelijks bijbenen. „Ze hebben een eindeloze stroom filmpjes en memes”, zegt Zaari. „Het houdt gewoon niet op.”
Wouters beheert een WhatsApp-groep voor haar klas, maar schakelde de reactie-functie uit. „Anders kreeg ik ’s avonds een stortvloed aan memes binnen. Sommige snap ik, andere totaal niet. En de leerlingen gaan helemaal stuk – of ze zijn opeens superbeledigd en ik heb geen idee waarom. Je mist iets.”
In de klas proberen leerlingen haar soms dingen te laten zeggen. Mevrouw, zeg eens dit en dit! Wouters weigert. „Ik weet al: dit betekent sowieso iets raars.” Ze lacht. „Ik ben pas 26, maar op zo’n moment voel je je oud.”
Zion (13)
Tien uur schermtijd per dag
Wereldwijd proberen overheden grip te krijgen op het telefoongebruik onder kinderen. In Nederland geldt sinds januari 2024 een dringend advies om telefoons in de klas te verbieden. In Italië zijn smartphones zelfs helemaal uit scholen gebannen. Australië kondigde in november een wet aan die sociale media volledig verbiedt voor kinderen onder de zestien.
Nederland worstelt met de vraag hoe ver regelgeving mag gaan. D66 wil een minimumleeftijd van vijftien jaar voor sociale media en wordt daarin gesteund door CDA, VVD en NSC. Het kabinet blijft terughoudend.
Lees ook
Onder de 15 jaar géén social media. Kan dat? En heeft dat zin?
Een socialemediaverbod? Dat gaat de leerlingen te ver. „Arme kinderen”, klinkt het in het gesprekskamertje. Iemand grapt: „No more Skibidi Toilet.” Dat is volgens hen het ultieme voorbeeld van brain rot: een goedkoop geanimeerde YouTube-reeks waarin kwaadaardige hoofden in toiletpotten opduiken. Ze zeggen dat ze het zelf nooit bewust opzoeken, maar het toch overal tegenkomen.
„Vroeger was ik normaal”, grapt Catarina.
„Vroeger was ik nog onschuldig”, vult Joëll theatraal aan. Ze lachen, maar ergens menen ze het: als je te veel sociale media kijkt en vreemde dingen ziet, doet dat iets met je brein. Of dat echt zo is, daarover zijn neurowetenschappers het nog niet eens. Maar dat (een te veel aan) schermtijd invloed heeft, daar twijfelen ook deze tieners niet aan.
Ze vergelijken hun schermtijd. Joëll krabt achter zijn oor als hij de cijfers ziet: de afgelopen week gemiddeld tien en een half uur per dag. „Vandaag acht uur en één minuut”, leest hij hardop. Zes uur en 37 minuten daarvan op TikTok. Maar hoe dan? Het is pas drie uur ’s middags en hij zit al de hele dag op school. „Ik kon gisternacht niet slapen”, zegt hij. „Dus keek ik TikTok tot ik in slaap viel.”
„Heb je geen hersenschade?” grapt Catarina.
„Nee”, antwoordt Joëll onbewogen.
Catarina zegt dat ze soms een uur eerder wakker wordt om te scrollen voordat ze naar school moet. Haar telefoon ligt ’s nachts op het nachtkastje van haar moeder. Haar Nintendo stopt haar moeder zelfs in een kluis. Op haar tiende nam ze die een keer stiekem mee naar haar slaapkamer en zat ze er tot diep in de nacht op – niet om te gamen, maar om YouTube-video’s te kijken.
Jasmine (12)
Dommer van sociale media
Tijdens de lessen op school moeten telefoons uit en in een vakje van de houten telefoonbak die voorin de klas staat. „Je ziet meteen wie daar moeite mee heeft”, zegt Wouters, „maar ook wie hun telefoon al in de eigen kluis heeft gedaan of niet eens bij zich heeft.”
Joëll merkte hoe afleidend zijn telefoon kon zijn toen hij die een keer inleverde bij zijn moeder. „Ik had een toets op de basisschool. Mijn moeder zei dat ik goed moest leren, anders kon ik misschien niet overgaan.” Ze stelde voor: steeds een uur leren zonder telefoon, en dan eventjes pauze mét. En zo ging het steeds door. „Leren, leren, leren, totdat het uiteindelijk laat was en ik nog even leerde voordat ik ging slapen. De volgende ochtend had ik de toets – en ik haalde een voldoende.”
„Dat we dommer worden van sociale media, is soort van waar”, zegt Catarina. Ze herinnert zich een toets op de basisschool waarbij haar klasgenoten ineens mewing gingen doen – een toen populaire trend waarbij je een ‘shhh’-gebaar maakt en met je vinger langs je kaaklijn beweegt. „Iedereen ging stuk, en toen werd de juf boos. Ik kon me niet meer concentreren op de toets.”
Dat online trends blijven hangen merken ze vaker. Jasmine, uit de andere groep, denkt dat te veel brain rot-beelden zoals Skibidi Toilet in je hoofd blijven zitten en het dan lastiger wordt om je op school te concentreren. Zelf heeft ze daar geen last van, zegt ze. Al vindt ze wel dat haar schermtijd best wat minder mag. Een dag eerder zat ze 8,5 uur op haar telefoon: 3,5 uur op YouTube, 2 uur en 20 minuten op TikTok en 50 minuten op Snapchat.
Toch ziet Jasmine een verbod niet helemaal zitten. „Ja en nee”, zegt ze. Volgens haar gebruiken kinderen het niet alleen voor hersenloos vermaak, maar ook om dingen te leren en inspiratie op te doen. Ze is geïnteresseerd in mode en kijkt op TikTok video’s over streetwear en ‘Y2K-outfits’: modetrends van rondom de eeuwwisseling.
Ook Edney gebruikt sociale media op die manier. De afgelopen week zat ze in totaal gemiddeld 34 uur op TikTok, bijna 20 uur op WhatsApp en 10 uur op YouTube. „Op TikTok scroll ik veel, maar soms zoek ik gericht naar haar- of kledingvideo’s, gewoon voor inspiratie”, zegt ze. Op YouTube kijkt ze tutorials over cheerleading en dan probeert ze de oefeningen thuis na te doen.
Joëll (13)
Online vrienden maken
En dan zijn er nog de vriendschappen die ze online onderhouden, of die zelfs digitaal zijn ontstaan. Joëll ontmoette ooit een jongen op metrostation Blaak die net als hij Brawl Stars zat te spelen – een online game waar hij dol op is. „We werden vrienden in het spel en zes jaar later zijn we dat nog steeds. Maar ja, hij woont in Spijkenisse, ik in Schiedam. We spreken elkaar vaker online dan in het echt.”
Bijna iedereen in de groep heeft online vrienden. Vaak via Roblox, een online spelletjesparadijs voor kinderen, waarin ze de kleren en het uiterlijk van hun eigen personage naar believen kunnen aanpassen en met anderen kunnen communiceren. Ze zijn nooit uitgespeeld, omdat er miljoenen werelden vol spellen zijn, die gebruikers zelf bouwen. Via de game kunnen spelers met elkaar spraak- en videobellen zodra ze met hun telefoonnummer of identiteitsbewijs hebben geverifieerd dat ze 13 jaar of ouder zijn. Maar de tieners vertellen dat ze met trucjes de belfunctie al vóór hun dertiende verjaardag konden gebruiken.
„Als ik nieuwe vriendinnen maak, is het daar”, zegt Rateel. Ze wisselen dan Instagram- en TikTok-profielen uit. „Ik ontmoette ooit een Frans meisje, twee jaar ouder. We waren net zusjes, we speelden elke dag samen.” Het contact verwaterde weer.
We werden vrienden in het spel, we spreken elkaar vaker online dan in het echt
Catarina heeft 106 vrienden op Roblox. „Ik zit in een groep met online vrienden. We bellen en weten hoe we eruitzien.”
Maken ze makkelijker vrienden online of in het echte leven?
„Online”, zegt Rateel. „In het echt ben ik awkward en weet ik niet wat ik moet zeggen.”
Joëll vindt het geen verschil maken. „Ik maak overal vrienden.”
Edney mag geen online vrienden hebben, tenzij haar moeder hun gezicht heeft gezien. Alleen dan mag ze met hen videobellen. „Op een dag zei mijn moeder: het mag niet meer. En ik dacht: oké, redelijk.” Misschien, denkt ze, kwam het door de online vrienden die ze had via Roblox. „Sommige mensen waren drie keer mijn leeftijd.”
Catarina vindt Roblox juist zo leuk omdat ze er met „random mensen” kan spelen. Maar soms wordt het vreemd, zegt ze. Zoals die keer dat ze een medespeler vroeg hoe oud hij was. „Hij zei: 54. Toen dacht ik: ik praat met een oude man. Dat idee vond ik eng.”
Toch geloofde ze het niet helemaal. „Welke 54-jarige man gaat op Roblox met kinderen spelen?”
Edney (12)
Iets heel raars
„Roblox? Het enige wat ik weet, is dat de leerlingen op hun telefoon met elkaar kunnen spelen,” zegt Wouters. Voor de docenten oogt het als een onschuldig spelletje.
Maar zodra de tieners in het gesprekskamertje wordt gevraagd wat ze op Roblox doen, schuifelen ze ongeduldig op hun stoelen. Ze hebben genoeg verhalen over de „rare” dingen die ze in de game tegenkomen – en van sommige gebeurtenissen hebben ze zelfs beeldopnames.
Catarina laat een screenshot zien van een speler op Roblox die volgens haar „iets heel raars” zei. Op het scherm staat zijn chatbericht: „Racism is the key to everything.”
Zion weet ook dat er dingen zijn die hij beter niet thuis kan vertellen. Nu grijpt zijn moeder alleen soms in als ze vindt dat hij te veel op zijn telefoon zit – dan neemt ze die even af. Maar Roblox speelt hij op zijn laptop. „Als ik zou zeggen dat ik creeps tegenkom op Roblox, mocht ik sowieso nooit meer spelen.”
Wat bedoelt hij? Zion blijft terughoudend. „U wilt het niet weten.”
Ze beginnen onderling te smoezen. „E-daters”, zegt Edney fluisterend: mensen die via internet een relatie zoeken of hebben. Ze kende via Roblox een meisje uit Amerika dat in de online game een relatie had met iemand die twaalf uur rijden bij haar vandaan woonde. „Maar hij bleek een oude man te zijn. Ik zei nog: stel je voor dat het een oude man is. I told you so.” Toen heeft ze het meisje ontvriend in de game.
Ze heeft de strengste regels van allemaal thuis: haar moeder controleert haar telefoon wekelijks. Na acht uur ’s avonds mag ze niet meer op haar telefoon. Soms zijn die regels „irritant”, zegt ze, „maar uiteindelijk zijn het mijn moeders regels en ik kan er niet zoveel aan doen”. Ze vindt het ook wel begrijpelijk. „Om eerlijk te zijn vind ik dat meer ouders de telefoon van hun kinderen zouden moeten controleren. Je weet niet wat je kind doet op internet.”
Catarina (13)
Snapchat-ruzies
Achteraf vinden de docenten het opvallend dat de leerlingen tijdens het gesprek met NRC weinig vertelden over Snapchat. „Dat is hun standaard chatapp,” zegt Zaari. Wouters ziet dat ze haast léven op die app. Ook ruzies worden via Snapchat uitgevochten.
Ze merken dat zodra er iets speelt: bij een ruzie of een incident in de aula komen meteen de telefoons tevoorschijn om te filmen. Die filmpjes gaan vervolgens rond via Snapchat, wat weer nieuwe conflicten uitlokt.
Of een socialemediaverbod voor kinderen de oplossing is, weten de docenten niet. Zaari is sceptisch. „Een verbod zou zeker helpen, maar succes met handhaven.” Wouters: „Ze werken allemaal met VPN’s.” De school blokkeert de websites van Roblox en sociale media, maar met een paar klikken omzeilen leerlingen die moeiteloos.
Vooral ’s avonds, na zes uur, krijg ik ineens allemaal enge video’s
Wat de docenten wel zeker weten: digitale opvoeding moet een grotere rol krijgen in het onderwijs. „En dan niet afhankelijk van of docenten daarin geïnteresseerd zijn, maar gewoon structureel in het curriculum”, zegt Wouters. Zaari knikt. „Als we dit niet behandelen, bereiden we ze ook niet voor op de maatschappij.”
De tieners zelf hebben genoeg tips om online veilig te blijven. Catarina merkt dat algoritmes haar soms naar duistere hoeken sturen. „Vooral ’s avonds, na zes uur, krijg ik ineens allemaal enge video’s. Daarom klik ik altijd op ‘niet geïnteresseerd’, dan krijg ik ze minder.” Joëll raadt aan om „rare video’s meteen te skippen of te rapporteren en daarna je kijkgeschiedenis te wissen”. Rateel houdt het simpel: nooit je woonplaats delen met iemand die je alleen online kent.
En hoe voorkom je brain rot? „Gewoon tegen jezelf zeggen: nog vijf minuten en dan ga ik eraf”, zegt Joëll. „En het dan ook echt doen.”