Dat IJsland voor het tweede jaar op rij geen walvissen doodt, onderstreept dat de walvisvangst „een uitstervende industrie” is. Dat zegt de Ierse walviskenner Pádraig Whooley in reactie op het besluit van Hvalur, het laatste commerciële walvisvaartbedrijf van IJsland, om zijn vier schepen dit zomerseizoen opnieuw niet te laten uitvaren.
Hvalur-eigenaar Kristján Loftsson (82) zei dat door IJsland gedode walvissen in Japan, zijn grootste afzetmarkt, door economische omstandigheden niet langer rendabel waren. Hvalur kreeg vorig jaar een vergunning om vanaf het komende seizoen, van juni tot september, gedurende vijf jaar walvissen te doden in IJslandse wateren. Voor dit jaar zou het gaan om 209 vinvissen en 217 dwergvinvissen (minke whale). Andere soorten, zoals bultruggen, zijn ook door IJsland beschermd.
De vijfjarige vergunning riep zowel in IJsland als daarbuiten veel kritiek op, omdat de regering daarmee de publieke opinie zou negeren. Volgens een peiling in 2024 vindt een meerderheid van de IJslanders dat het imago van het land lijdt onder de walvisjacht en eten IJslanders zelf nauwelijks walvisvlees.
Unieke littekens
„Het staken van de jacht is goed nieuws voor de populatie als geheel”, zegt Pádraig Whooley, hoofd waarnemingen van de Irish Whale and Dolphin Group (IWDG), een ngo van wetenschappers en natuurbeschermers die al decennia individueel herkenbare walvissen registreert, onder meer aan de hand van de unieke littekens op hun staarten. „IJslandse walvissen bestaan niet, omdat walvissen jaarlijks enorme afstanden afleggen over de oceanen. Geen walvissen doden komt walvispopulaties ten goede”, aldus Whooley.
Vorig jaar verleende de toenmalige IJslandse minister voor visserijzaken, Svandís Svavarsdóttir, Hvalur pas één dag voor de seizoensopening een vangstvergunning. Volgens Loftsson was het toen te laat om nog te beginnen met de walvisvangst. In 2020 staakte IP-Utgerd, destijds het tweede IJslandse walvisbedrijf, permanent zijn activiteiten, eveneens op economische gronden. Door de coronapandemie zou de vraag naar walvisvlees te ver zijn gedaald, aldus het bedrijf.
In 2023 werd de walvisvangst door IJsland enige tijd stilgelegd, omdat de methode om de dieren te beschieten met een harpoen, voorzien van een explosieve kop, te veel dierenleed zou veroorzaken. Na het harpoeneren kon het nog uren duren voordat het dier stierf.
Wetenschappelijke doeleinden
IJsland, Noorwegen en Japan zijn de enige landen waar commerciële walvisvangst in hun eigen zogeheten Exclusieve Economische Zone (EEZ) is toegestaan, als je de traditionele jacht op grienden door vissers van de Faeröer-eilanden niet meerekent.
Sinds 1986 is er een internationaal vangstverbod voor walvissen van kracht, maar in 2019 besloot Japan de International Whaling Commission (IWC) te verlaten en commercieel te gaan jagen. Overigens is Japan ook daarvoor nooit helemaal gestopt en rechtvaardigde het walvisvangst met het argument dat het om wetenschappelijke doeleinden ging.

Vinvissen behoren tot de grootste zoogdieren op aarde en gelden nog steeds als zeer kwetsbare populatie die nog lang niet is hersteld van de intensieve jacht. Dwergvinvissen gelden niet als een bedreigde soort.
Walvissafari
Volgens Pádraig Whooley onderschrijft het besluit van Hvalur eens te meer „het cliché dat een levende walvis vele malen meer waard is dan een dode walvis”. IJslander eten in overgrote meerderheid zelf geen walvisvlees, terwijl ‘walvissafari’s’ voor toeristen er juist een belangrijke bron van inkomsten zijn.
Volgens de Verenigde Naties komen er jaarlijks zo’n 350.000 toeristen naar IJsland om de dieren te bekijken – bijna net zoveel als de totale bevolking van IJsland. Dat diezelfde toeristen soms ook benieuwd zijn naar de smaak van walvisvlees, noemt Whooley „ironisch”. In Reykjavik zijn er restaurants die zowel rauwe als geroosterde walvis op het menu hebben staan.
Peter Reijnders, emeritus hoogleraar ‘ecologie en beheer van zeezoogdieren’ aan Wageningen University & Research en oud-adviseur van de Nederlandse IWC-delegatie, zei eerder tegen NRC dat de vraag naar walvisvlees al jaren afneemt en dat „de walvismarkt alleen nog [bestaat] omdat walvisvaarders sterk gesubsidieerd worden”.
Overheidssubidie aan Japanse walvisvaarders maakte het vlees van Hvalur nog minder concurrerend. Ook ondervindt het bedrijf tegenwerking van transporteurs die het omstreden vlees niet willen vervoeren of overslaan. In de Europese Unie is het illegaal om walvisvlees te verhandelen of te eten.
Nederland heeft tot 1964 aan – eveneens gesubsidieerde – walvisvaart gedaan. Het had daartoe een fabrieks- en moederschip (voor kleinere walvisjagers) in dienst, de Willem Barentsz II. De walvissen werden bejaagd om hun traan en om vismeel van hun vlees te maken. In 1964 werd het schip, mét het Nederlandse quotum, aan Japan verkocht.
Lees ook
Lees ook: IJslands laatste walvisvaarder wil niet stoppen
