Iets nieuws beginnen kan iedereen. Je beginnersgeest vasthouden – dat is pas moeilijk

Al jaren droom ik van een verhaal dat alleen maar uit beginzinnen bestaat. De belofte waarmee ze geladen zijn maakt openingswoorden onweerstaanbaar. Onbetreden sneeuw. De glimmende oppervlakte van een apparaat dat je net hebt ontdoosd (waarom hebben wij dat woord niet?), gevolgd door het lospulken van de beschermfolie.

Unboxen is veel meer dan uitpakken alleen. Het gaat om de totale ervaring van een ‘eerste keer’, merkte ik onlangs weer, bij het openen van de kartonnen sarcofaag, trapeziumvormig, van een Spaanse gitaar. De warme, harsachtige geur van het verse palissanderhout, de honingglans van de lak, de eerste snaar die ik, argeloze beginneling, aansloeg.

Het Japanse zenboeddhisme heeft een term voor de onbevangen nieuwsgierigheid waarin je verkeert als je je geest kalm en alert maakt. Shoshin, letterlijk een ‘begin-geest’. Ik moest eraan denken bij een gelegenheid die het verst van zo’n begin af staat: een uitvaart, van een schoonoom (waarom hebben wij dat woord niet?). Mark (75) was beeldhouwer. Twee spreeksters, vroegere leerlingen, vertelden onafhankelijk van elkaar over dezelfde ervaring. Toen ze voor het eerst achter zo’n klomp steen stonden, vol ideeën en ambities, had hij gezegd: „Probeer er eerst maar eens een interessante deuk in te slaan.”

Als puber had ik me al door het klassieke werk Zen-begin (1976) van zenmeester Shunryu Suzuki geworsteld en uitroeptekens gezet bij deze zin: ‘De geest van een beginner heeft vele mogelijkheden, de geest van iemand die ervaren is maar enkele.’

Dat het inmiddels een geliefd citaat is voor op theemokken en yogamatten is niet verwonderlijk. We leven in een tijd die geobsedeerd is door het nieuwe, het jonge, het begin. De beginner’s mind is het zoveelste tinkelende ijsblokje in de cocktail van start-up, pitch deck, hackaton, rebranding en rapid prototyping.

De neomanie heerst in alle sectoren, ook in het openbare bestuur.

De neomanie heerst in alle sectoren, ook in het openbare bestuur. Na de regering van nieuw elan en een nieuwe bestuurscultuur hebben we nu een kabinet van nieuwkomers die een nieuw sociaal contract willen of anderszins een nieuwe wind laten waaien.

Vanuit die ‘mindset’ zitten we nu opgescheept met een regeerprogramma waarin het woord ‘innovatie’ vijf-en-tachtig keer voorkomt, als panacee tegen elke crisis (asiel, natuur, landbouw, wonen). Joehoe! Het leven wordt één onophoudelijke unbox-sessie. ‘Zie, ik maak alle dingen nieuw’, zegt de grote unboxer in Openbaringen 21. Onze coalitie van nieuwelingen zegt: ‘Kijk eens, we maken alles innovatief!’ Ik denk: sla er eerst maar eens een interessante deuk in.

Onbevangen mentaliteit

Innovaties kun je in twee categorieën verdelen. Er is het soort uitvindingen waar je de vergadertafels en scrumsessies doorheen ziet schemeren. De HidrateSpark is een waterfles met bluetoothverbinding die opgloeit als je moet drinken. De HAPIfork, ook verbonden aan een app, is een vork die bijhoudt hoe snel je eet. De Quirky Egg Minder vertelt je hoeveel eieren je nog in je koelkastrekje hebt. De iKettle is een waterkoker waarvan je, geloof me, absoluut niet wilt weten wat hij allemaal kan.

Daarnaast heb je de vindingen die een aanmerkelijk langer leven zijn beschoren. Neem het theezakje. Rond 1900 was er een theehandelaar die zijn product altijd in tinnen blikjes verstuurde. Toen de prijs daarvan steeg, stopte hij zijn monsters in kleine zakjes van zijde. De gebruikers dompelden die in kokend water, in de veronderstelling dat dit zo hoorde.

Die hadden een onbevangen blik, een beginnersgeest, en ook de theehandelaar zélf was opmerkzaam op dit onvoorziene gevolg. Hij zag een mogelijkheid, die hij vervolgens ging uitwerken en verfijnen.

Het theezakje is een innovatie waarbij shoshin werkzaam is, de onbevangen mentaliteit die het hele verschijnsel ‘theezetten met voorverpakte bladeren’ benadert alsof je het voor het eerst tegenkomt. De spelende geest is niet gericht op specifieke effecten, wat al die Tell Sell-noviteitjes wel nastreven. Die hebben gemeen dat de kernfunctionaliteit iets ouds is en vaak bij toeval ontdekt (magnetron, klittenband, röntgenstraling, cornflakes) – met daaromheen een schil van ‘nieuwe technologie’. Tekenend voor een cultuur waarin de levenscyclus van ideeën zich beperkt tot het begin.

Ook de consument wil steeds weer het unbox-moment ervaren, en na het dopamineshot verdwijnt het prulletje naar de achtergrondruis van het dagelijks leven.

Door de wasstraat

De klassieke structuur van begin-midden-eind, waarin een idee of ervaring rijpt, transformeert, en uiteindelijk zijn voltooiing bereikt, is op veel gebieden losgelaten. Alleen nog koppen lezen, scrollen door sociale media, daten, stedentripjes, nieuwe restaurantconcepten, mode, bevliegingen (Duolingo, gitaar leren spelen).

Die middenfase ís ook verdomd lastig. Daar zijn we nu, na 52 beginzinnen, ook beland. Weg onbetreden sneeuw. En in dat gitaarspelen, na de eerste weken dat ik begeesterd door de lesboekjes en YouTube-video’s vloog, komt nu ook de klad. Ik blijf steken bij de vijfde étude uit de innovatieve methode van Fernando Sor (1778-1839).

Hoe krijgen we de geest van de beginner terug in de rijpingsfase? Bij het schrijven volg ik een methode die soms werkt. Loopt een scène of dialoog niet lekker, dan snijd ik die los om die op een apart vel binnenstebuiten te keren, te bewerken, te snoeien en te plagen met alle gekke invallen. Door het obstakel op te vatten als iets zelfstandigs en nieuws kan ook de beginnersgeest opvlammen. Rol je struikelstenen dus door wat ik hierbij plechtig ‘De Wasstraat Van Shoshin’ doop.

Die formule laat meteen ook het gevaar zien. Mijn wasstraat is wat bij Google ooit de ‘20-procentregel’ was: werknemers mochten één vijfde van hun tijd besteden aan spelen en aanklooien. In de praktijk schijnt daar weinig meer van terecht te komen, en misschien is dat het probleem met al die bedrijven met ‘labs’ vol pingpongtafels en Post-its. Je ontkomt er niet aan dat het toch doelmatige ruimtes worden, die onverwachte ideeën móéten produceren. We downloaden Duolingo en bestellen een Spaanse gitaar om ons taaie midlifebrein weer flexibel te maken, buiten onze comfortzone te stappen, enzovoorts, maar aan het einde van de dag staat er een groen uiltje in je telefoon te jengelen waarom je niet oefent en dat je je streaks verliest. Het spelen is verworden tot de zoveelste routine. Zonder shoshin is dit het stadium dat je het opgeeft en je app of instrument inruilt voor weer een nieuwe bevlieging om mindfuller te zijn.

Shoshin is geen mentale resetknop. Het gaat er niet om steeds weer opnieuw te beginnen, maar juist om in de ploeterfase de kinderlijke onbevangenheid te hervinden van het begin. Enthousiast een initiatiefwet lanceren of een beginzin schrijven, dat kan iedereen. Maar iets laten rijpen en tot een goed einde brengen – dat is zeldzaam.

Mislukte lijm

Tot mijn plezierige verrassing word ik af en toe uitgenodigd bij creatieve heisessies. Wat ze allemaal gemeen hebben is, naast het dragen van vrijetijdskleding, het gebruik van Post-its. Doorgaans worden die tijdens de ‘spelsituatie’ op een wit bord geplakt. De Post-it is het kroonjuweel van elke brainstormsessie. Terwijl dit iconische instrument nu juist géén vergaderproduct is maar een innovatie van het type ‘theezakje’. Het is een schitterend verhaal dat laat zien dat de beginnersgeest in alle opeenvolgende fasen werkzaam is bij de ontwikkeling van iets wat langer mee zal gaan dan de smart toaster, de bananensnijder en de plastic sneeuwballenmaker.

In de jaren zestig was een werknemer van het Amerikaanse chemiebedrijf 3M op zoek naar sterke lijm, maar hij vond per ongeluk een lijmsoort die juist gemakkelijk losliet. Jaren later worstelde een andere 3M-werknemer die in een koor zingt, met de briefjes die hij in het partiturenboek stopt en die er steeds uitvielen. Hij herinnerde zich ineens die mislukte lijm van zijn collega, en samen begonnen ze te experimenteren, met een papierrol in de enige kleur die toen toevallig bij de restanten lag: geel. Bij de eerste marketingpogingen sloeg het dood, maar toen ze het gratis aan gebruikers gaven, werd het een succes. Het product was zijn eigen marketing, omdat men het op documenten ging plakken en iedereen die het ontving werd nieuwsgierig, trok het eraf, begon ermee te spelen, en kocht vervolgens zelf een blokje in de winkel.

Shoshin is een geest die vragen stelt. Het gaat om ontdekken in plaats van presteren

De verleiding is groot om de geboorte van de Post-it te zien als een opeenvolging van stomme toevalligheden, maar daarmee ga je voorbij aan de geest van shoshin. Zonder de opmerkzaamheid in al die fasen was het wonder niet in deze omvang gebeurd. Shoshin is een geest die vragen stelt. Niet: wat kan ik uitvinden? Maar: wat als ik mijn papiertje in mijn koorboek eens kon vastplakken. Wat als ik die d-snaar eens neerhamer met mijn ringvinger en dan… Het gaat om ontdekken in plaats van presteren. De les van Post-it is: geef de rijpingsfase een eigen speelruimte.

Hetzelfde geldt voor die theezakjes. Die heeft de Duitser Adolf Rambold later verfijnd: het zakje kreeg twee afzonderlijke kamers, een touwtje en een vastgeniet kartonnetje met het merk erop. Hier zien we shoshin opnieuw aan het werk: het richt zich niet op het ‘verpakkingsprobleem’ maar op de interactie met heet water. Het succes van duurzame vernieuwingen ligt niet in het aha-moment maar in de bereidheid om in elk stadium van de evolutie weer terug te keren naar de beginnersgeest.

Niemandsland wordt platgemaaid

Kunnen we dit toepassen op ons innovatiekabinet? Misschien. In plaats van steeds weer nieuwe bewindspersonen die steeds weer totaal nieuwe oplossingen zoeken, zou de beginnersgeest het beleid op een bestendigere manier kunnen vernieuwen.

Bij de stikstofproblematiek wordt de oplossing telkens gezocht in een technocratisch antwoord (meer innovaties in de landbouw, betere filters in de industrie) of een verkramping (regels aanscherpen, beperkingen opleggen). Die benaderingen leggen allerlei nieuwe lagen boven op de al bestaande complexiteit, waardoor we nog verder in het moeras zakken. Het gevolg is dat niets echt beweegt.

Voor duurzamere vernieuwing zijn er lege ruimtes nodig in ons beleid. Boeren die experimenteren. Wijken die zelf bepalen hoe ze verduurzamen. De overheid zou doelbewust regelvrije zones kunnen instellen, waar bewoners en boeren zelf nieuwe woon-, landbouw- of natuurbeheerconcepten verkennen, zonder bestemmingsplannen, en vooral ook: zonder de druk te voelen dat er daadwerkelijk een oplossing uit komt.

Ze verbannen de broedplaatsen en bedelven de rafelranden onder regels

O ja, zulke lege ruimtes zijn er wel, maar de overheid lijkt ze niet werkelijk te omhelzen. Er bestaan allerlei projecten waarin ‘de kunstenaarsmindset’ wordt ingezet bij sociale of ruimtelijke vraagstukken: een artistiek proefproces met de Noordzee als een rechtspersoon, de transformatie van een arme naar een duurzame wijk door bewoners zelf te laten meeknutselen, of een collectief onderhouden stadswildernis. De podcast Wat doet dat hier? (2022) van kunstmagazine BK Informatie geeft hier een mooie staalkaart van.

Het probleem van zulke proeftuinen is alleen, zo vertellen sommige van deze makers, dat ze een niemandsland vormen tussen ‘kunst’ en ‘sociaal werk’, en de meeste beleidsmakers weten zich geen raad met niemandslanden. Dus maaien ze die plat. Ze verbannen de broedplaatsen en bedelven de rafelranden onder procedurele regels.

‘Schoonoom’ Mark was ook betrokken bij zulke broedplaatsen, en kon zich ook druk maken over de bureaucratie waarmee die te maken kregen, en de strubbelingen met de overheid. Na de uitvaart, een prachtige zomerochtend op een oude Haagse begraafplaats, fietste ik langs allerlei ministeries en overheidsgebouwen waar die dag duizenden Post-its gingen worden geplakt. Ik dacht aan kunstenaar Joseph Beuys (1921-1986) die de samenleving opvatte als een ‘sociale sculptuur’ die iedereen – ‘Jeder Mensch ist ein Künstler!’ – hielp vormgeven.

Zo is dat, dacht ik. Maar laten we eerst maar eens proberen er een interessante deuk in te slaan.