N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Mensen met een écht beroep (politie, onderwijs en zorg) zullen er weinig van gemerkt hebben, maar de andere helft van werkend Nederland, die op kantoor, is de laatste maanden druk aan het experimenteren met hybride werken – een combinatie van thuis en op kantoor.
Overal in het land zijn of worden kantoren verbouwd om kantoortijgers zo comfortabel mogelijk te laten ‘landen’ na een paar dagen thuiswerken. En dat lijkt af en toe nog te lukken ook.
Ik hoorde in ieder geval positieve geluiden over het nieuwe ‘hybride’ kantoor toen ik lezers ernaar vroeg op Twitter. Over de nieuwe ‘in hoogte verstelbare bureaus en stoelen’. Over de techniek die, na maanden gestuntel, eindelijk thuiszittende collega’s probleemloos op de schermen in vergaderzalen tovert. Over ‘gezellige zitjes’ en ‘hoekjes’ waar je even kan bijpraten met collega’s – zitjes die er vroeger niet waren.
Er werd uiteraard ook veel geklaagd. Dat er na de verbouwing ineens nóg minder werkplekken zijn. En dat mensen daardoor op dinsdagen en donderdagen in de vensterbanken, op pingpongtafels en staand op de gang moeten werken.
Dat er ineens overal ramen zijn, want „lekker transparant” waardoor je nergens meer ongestoord kan uithuilen en je je overal bekeken voelt. Een lezer schreef dat op haar kantoor zelfs de kolfruimte nu uit „drie glazen wanden en een glazen deur” bestaat. „Ideaal!”
Ook ‘helemaal ruk’ vond een aantal lezers dat een hoop vergaderzalen toch niet helemaal geluiddicht blijken te zijn en dat wegens de nieuwe afvalscheiding alle prullenbakken bij de bureaus verdwenen zijn. Waardoor je aan het einde van de dag met je handen vol troep bij acht verschillende bakken staat te twijfelen waar je het in moet gooien.
Of dat er ineens allemaal oncomfortabele meubels staan – hoge tafels met hoge krukken bijvoorbeeld, waar kleinere mensen onder lijden, of juist lage, zachte zitzakken en banken – „waardoor je rokje in je vetrollen kruipt”.
En dan die lichtsensoren! Waardoor het licht aan blijft (tijdens een PowerPoint) of juist uitgaat (op de wc!) als dat niet de bedoeling is. Maar als dat alles is, mag het begin van het hybride werken toch – voorzichtig – hoopvol genoemd worden.
Waar ik zelf heel blij van word? Van alle klimrekken, pingpongtafels, ballenbakken, schommels en glijbanen die in allerlei kantoren opduiken. Ik weet bij nieuwe trends op het werk (‘zelfsturende teams’, ‘werken vanuit de bedoeling’, ‘agile’, ‘lean’) nooit of ze serieus bedoeld zijn, maar ik hoop dat bewegen op het werk dat wél is!
Zo zag ik een plaatje van een klimtoestel („klimmen en ontmoeten”), waarop allemaal gelukkige kantoortijgers op verschillende verdiepingen met elkaar in een deuk lagen. „Een kattentoren, maar dan voor humans”, schreef een mij dierbare twitteraar.
Een ander noemde een ballenbak „waarin je tijdens een vergadering mensen die te lang aan het woord zijn een bal tegen het hoofd kan gooien”. Of lekker schommelen tijdens het scrummen, dat kan bij Unilever! Dat wil ik ook!
Ik vind het bovendien een hoopvolle trend dat we er eindelijk eens openlijk voor uitkomen hoe kinderachtig veel banen zijn. „De ouders in de speeltuin op kantoor, terwijl de kinderen thuis rustig hun huiswerk maken”, schreef een lezer – ik zeg: niks meer aan doen.
De terreur van de ‘clean desk policy’
Maar het meest enthousiast werd ik van die andere positieve trend op kantoren, en dat is de glazen, geluiddichte werkcel. Vroeger waren dat verdwaalde eenlingen – die altijd bezet waren. Tegenwoordig staan er op veel kantoren hele rijen naast elkaar – en terecht!
Tuurlijk, toen ik er voor het eerst eentje zag, keek ik ook even raar op. „Doodskisten” noemde ik ze ooit op LinkedIn. „Terraria”, „suicide booths”, „leuk voor Sneeuwwitje”, en „rustig werken op je laatste rustplaats”, vulden lezers aan.
Maar hoe meer ik over ze nadenk, hoe beter ik ze begin te vinden. Sterker nog: geef iedereen een eigen stiltecel op kantoor! Ik zie alleen maar voordelen.
Want een stiltecel kan iedereen naar eigen smaak inrichten – lekker transparant, gordijntjes open, maar ook dicht of helemaal afplakken met post-its. Je kan er ook je spullen laten liggen – het ideale antwoord op de flexplek en de terreur van de ‘clean desk policy’.
Je zit er ook heerlijk rustig als je collega’s weer eens oeverloos over hun targets, voetbal of schurft staan te leuteren – maar je bent wel in de buurt als ze je nodig hebben voor de daily stand-up – voor de leken: dat is een dagelijkse vergadering.
En je kunt ze verplaatsen hè, er zitten wieltjes onder. Je rolt ze dus zo in een kring, zoals vroeger de cowboys op de prairie met hun huifkarren deden. Om een kampvuur bijvoorbeeld, of om een totempaal, bij een teambuildingsessie of deep dive. Collega’s die vervelend zijn, rij je zo de afdeling af. En als je er een dagje niet bent, zet je hem op een steekwagentje en tuf je hem zo de parkeerkelder in. Alles beter dan vogelvrij in de kantoortuin zitten, sowieso.
Ik vind het ook een mooi symbool om de werkplek als een cel te zien, als een gevangenis waar je alleen uit mag als je werk af is. Leidinggevenden kunnen bij traag werkende collega’s de zuurstof langzaam afknijpen, of de deur op slot doen.
Maar je kunt ook nóg groter denken met die dingen. Als je ze net iets ruimer maakt bijvoorbeeld, heeft iedereen een eigen kamer op kantoor, schreef een lezer. Ik zag op TikTok een enorme loods met allemaal ‘tiny houses’ – voor elke collega één! Een soort vakantiepark op je werk – hoe heerlijk zou dát zijn! Of neem je eigen caravan mee naar kantoor, en zet hem op de parkeerplaats!
Ik weet ook wel dat ik weer voor dromer uitgemaakt zal worden, voor idealist en hemelbestormer, maar ik denk toch dat in dit geval echt niemand er omheen kan.
De toekomst van kantoor is de stiltecel.