Hun jongen wilde een PlayStation. Nou, je wilt niet weten hoeveel moeite het kost om zo’n ding in te voeren. Al dat papierwerk, al die regels. En dan moet ’ie ook nog opengeschroefd op een speciale afdeling van de gevangenis om te zien of er geen drugs in zitten. Het duurde maanden en hun pleegzoon begreep er niks van.
„Die werd alleen maar woedend”, zegt Lourens Henkelman.
„Dat hij niks kreeg”, zegt Polle, zijn partner.
Toen het dan eindelijk was gelukt, vroeg ze hem een paar weken later: „En, bevalt ’ie?”
„Hij is kapot.”
„Kapot?”
„Ja, stuk gegooid tegen de muur.” Zoals hij uit wanhoop ook al had gedaan met zijn horloges, met een magnetron, cd-spelers, en ook al eens met zichzelf. Liep-ie rond met een wond op zijn voorhoofd door het bonken tegen de muur.
Al drie en half jaar zit hun pleegzoon in de gevangenis. Op een psychiatrische afdeling, dat wel, maar het blijft een gevangenis. Weinig beweegruimte, weinig behandeling. En dat terwijl het gerechtshof op 3 november 2022 hem helemaal geen gevangenisstraf had opgelegd. Geen dag. Hij was ontoerekeningsvatbaar verklaard nadat hij eerder door de rechtbank was veroordeeld voor diefstal, bedreiging en mishandeling van politieagenten en twee beveiligers in een winkelcentrum. Later was hij ook doorgeslagen in de psychiatrische kliniek waar hij verbleef. Deskundigen hadden daarna in hoger beroep zelfs een zorgmachtiging geadviseerd: gewoon, weer terug naar de kliniek. Maar het gerechtshof vond een hoger beveiligingsniveau noodzakelijk en vonniste behandeling in een tbs-kliniek. „Zo snel mogelijk”, had het hof eraan toegevoegd.
Schizofrenie
Maar hun pleegzoon, een 40-jarige man die lijdt aan schizofrenie, adhd en een verslavingsstoornis, staat op de wachtlijst. Nu al bijna zestien maanden. Want het tbs-systeem in Nederland is vastgelopen door een overdaad aan instroom, te weinig uitstroom en een structureel tekort aan plaatsen. Dus zijn er op dit moment nóg 150 wachtenden – op een totaal van zo’n 1.500 tbs-plekken – en wie zegt dat hun pleegzoon eerder aan de beurt zou moeten zijn dan anderen?
Om voorrang af te dwingen had tbs- advocaat Jan-Jesse Lieftink namens de pleegzoon afgelopen november de staat gedagvaard. In een kort geding eiste de advocaat met spoed plaatsing in een tbs-kliniek. Het was de eerste rechtszaak tegen de staat sinds de wachttijden voor de tbs zo zijn opgelopen. Maar de rechter wees de vordering af. Het geval van de pleegzoon werd niet uitzonderlijker bevonden dan dat van andere wachtenden, en het lukte volgens de gevangenis voldoende om zijn mentale conditie op de psychiatrische afdeling „stabiel” te houden.
Stabiel? Lourens en Polle Henkelman begrijpen er niks van. Hoe vaak belde hun jongen hen de afgelopen tijd wel niet op midden in de nacht? Om 1 uur, om 2 uur, om half 4, om 6 uur. Scheldend. Tierend. Angstig. Helemaal door het lint. Hij was totaal ontregeld. Door de omstandigheden, weten ze zeker. Daarom zijn ze tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter in hoger beroep gegaan. En ze hopen dat de zitting, op 25 maart, nog op tijd komt. Want ze zien hem wachtend in de gevangenis achteruit gaan. „Hij kan het gewoon niet meer opbrengen, en wij ook niet.”
Onbesuisd, dat was hij ook
En het is zo’n leuke jongen. Als Polle Henkelman vanachter een kop thee in een wegrestaurant aan de A1 terugdenkt aan zijn jeugd, verschijnt een dromerige glimlach op haar gezicht. „Hij was als kind al heel sociaal. Lief, betrokken.” Ze weet nog hoe hij als jochie van zes een moeder op het schoolplein vroeg naar haar kledingmaat. Kledingmaat? „Ja! Koop ik een leuke jurk voor je.”
Onbesuisd, dat was hij ook. Een druk ventje. Een en al levendigheid. Al wisten de Henkelmans, die zelf bewust kinderloos bleven, pas na een poos – „je hebt geen referentiekader” – dat zijn gedrag ook kwam door adhd. Op de kleuterschool klom hij geregeld in de gordijnen, in de klas werd hij er vaak uitgestuurd omdat-ie niet kon stilzitten, en op een verjaardagsfeestje was hij eens spoorloos verdwenen terwijl de hele groep op het punt stond ergens heen te gaan. „Iedereen roepen, een half uur lang. Bleek-ie achterin de tuin in een boom te zitten, zingend ‘Nee-derland ooh Nee-derland’.”
Het was een roep om aandacht, wisten de Henkelmans. Maar zijn omgeving, van school tot zwem- of gitaarles, legde het vaak anders uit. Omdat hij zo slim was, verbaal sterk, en goeie cijfers haalde, „je zag het niet aan hem af”. Dan kwamen er klachten, of kreeg-ie straf. Alsof het aan hém lag. „Maar het was onvermogen”, zegt Lourens Henkelman. „Geen onwil.”
Verslaafd geboren, uit een altijd dronken moeder. Een „enig mens”, ook zij, maar geen ideale situatie voor een opgroeiend kind. De moeder zwierf met hem op straat tot de kinderbescherming er lucht van kreeg. Bij het pleeggezin waarin hij werd geplaatst, gooide moeder de ruiten in. Overplaatsing naar een kindertehuis, en toen bij de Henkelmans. „We dachten: laten we het gewoon proberen. Ons leven zat toen in rustig vaarwater.”
Zo’n pleegkind verovert een plekje in je hart. „Helaas wel”, zegt Polle met een blik vol mededogen. „We houden net zoveel van ’m als we van een eigen kind zouden houden.” Ze willen het allerbeste voor hem. Ook nu ze na zijn achttiende officieel geen pleegouders meer zijn, maar zijn mentor. Polle: „We hopen op een liefdevolle omgeving”.
„Een plek waar hij zich thuis voelt”, zegt Lourens.
„En gewaardeerd.”
Een plek met iets meer vrijheid dan de luchtplaats van een gevangenis. De buitenlucht doet hem goed. Buiten, dat was altijd al zijn uitlaatklep. Hutten bouwen, de buurt in, „dan beleefde hij van alles”. Al kon hij, achteraf gezien, de vrijheid misschien niet altijd aan. Roken vanaf z’n achtste, „daar wisten wij niks van”. En toen hij veertien was liep-ie weg. Loyaal aan z’n verslaafde moeder zwierf hij een tijd met haar rond op straat, kocht hij eten van het statiegeld van haar flessen drank.
De Henkelmans zagen hem langzaam aftakelen. Eenmaal op zichzelf wonend raakte hij aan de softdrugs en amfetamine. Foute vrienden namen zijn huis – „inclusief de wasmachine” – over, waarna hij er door huisbazen telkens werd uitgeknikkerd. Hij kreeg waanbeelden en stilaan openbaarde zich schizofrenie.
Hun pleegzoon belandde als jongvolwassene in de psychiatrie, en hij kwam er niet meer uit. Met de beste wil volgde hij enkele behandelingen, telkens waren zijn verslavingen sterker dan hijzelf. En dan ontregelde hij en kon hij agressief reageren. Zoals in het voorjaar van 2021, toen hij onder invloed van drugs agenten bedreigde na diefstal van snoep, deodorant en een iPhone-oplader in de binnenstad van Utrecht, waar hij ook in gevecht raakte met twee beveiligers van het winkelcentrum; delicten waarvoor hij is veroordeeld tot een tbs-maatregel.
Het systeem piept en kraakt
Ter beschikking gesteld aan de staat, dat is tbs. Alleen, de staat kan er weinig mee. Het systeem piept en kraakt al een tijdje. Tbs-advocaten zien dat hun cliënten soms twee jaar moeten wachten op een plek. Ze zitten hun wachttijd uit in de gevangenis, of in de kliniek waar ze zijn uitbehandeld, hopend op een vervolgplek buiten de muren. Het leidt tot frustratie, want ook hun levens staan in de wacht.
Lees ook
‘Sta elke ochtend op tijd op’, ‘Scheld niemand uit’: zo ziet de dagelijkse praktijk van een tbs-kliniek eruit
Het aantal wachtenden is sinds 2021 meer dan verdubbeld, van 64 passanten tot meer dan 150 eind 2023. Hun gemiddelde wachttijd is een jaar. Oorzaak is onder meer een stijging van het aantal tbs-opleggingen sinds de dood van de 25-jarige Utrechtse student Anne Faber in 2017. Daarnaast zijn rechters vanwege het maatschappelijk sentiment minder geneigd een tbs-maatregel te beëindigen en speelt mee dat in het verleden enkele klinieken zijn gesloten wegens bezuinigingen.
En de tekorten zullen de komende jaren aanhouden, schreef demissionair minister van Justitie Franc Weerwind (D66) eind januari in een brief aan de Tweede Kamer. „De behoefte groeit harder dan dat we extra aanbod kunnen realiseren.” De minister beloofde te kijken naar oplossingen, ook „onconventionele”, maar gaf tegelijkertijd aan dat mede door de toegenomen instroom het probleem „niet eenvoudig” is verholpen.
Tbs-advocaat Jan-Jesse Lieftink denkt graag mee. „Geef als minister een signaal af aan rechters om minder tbs op te leggen”, schreef hij deze maand aan de Tweede Kamer. „Of start de tbs-behandeling vanuit de gevangenis door de ontvangende tbs-kliniek. Of heropen de in 2014 gesloten tbs-kliniek Oldekotte.” Zolang dat allemaal niet gebeurt, zit er volgens hem weinig anders op dan procederen om voor zijn cliënt voorrang te krijgen op de wachtlijst.
Lieftink deed zo’n zaak eerder in 2009, toen in de tbs hetzelfde capaciteitstekort speelde. In uitzonderlijke gevallen bleek de rechter voorrang te verlenen. Zoals bij een tbs-gestelde die al 1.160 dagen langer in de gevangenis wachtte op een plek dan nodig was. En bij een tbs-gestelde die zo zwaar psychiatrisch ziek was dat hij „detentieongeschikt” werd verklaard. Maar dat zijn de uitzonderingen, want voorrang verleent een rechter liever niet. En intussen is er een praktijk ontstaan waarbij de staat erkent dat deze onrechtmatig handelt als een tbs-gestelde meer dan vier maanden moet wachten op een plek. De wachtende tbs-gestelde krijgt dan een schadevergoeding van 250 euro per maand en vanaf de zevende maand 375 euro.
Hij mist ziekte-inzicht
„Ja, dat vindt-ie helemaal fantastisch”, zegt Lourens Henkelman. „Hij denkt: van dat geld koop ik een auto.” Polle: „Maar hij heeft niet eens een rijbewijs”.
Het ontbreekt hun pleegzoon aan ziekte-inzicht. Daarom proberen zij als mentor een oogje in het zeil te houden. Maar dat is in zo’n gevangenis nog knap lastig, ervaren ze. Alleen al op bezoek gaan is een onderneming. „Hij is er zelf verantwoordelijk voor ons op de bezoekerslijst te zetten. Dat gaat nog wel eens mis.” Ze zijn er al een paar keer voor niets heen gereisd, één keer omdat hij het geboortejaar van Lourens verkeerd had opgeschreven op het formulier. „Stond er op de lijst 9147 in plaats van 1947.”
Onverbiddelijk, dat is de gevangenis. Het gaat er om regels, regels, regels; daar heeft hun pleegzoon moeite mee. Hij zit er op de psychiatrische afdeling, officieel Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC), ook dat is niet ideaal. Zo’n afdeling, blijkt uit onderzoek, kent veel crisis- en korte verblijfsopnames waardoor amper wordt gewerkt aan langdurige behandeling.
Al een paar keer is hun pleegzoon van afdeling naar afdeling verhuisd, en hij wordt vooral stabiel gehouden met antipsychotica. Van echte behandeling is volgens Polle en Lourens Henkelman amper sprake. Bovendien hebben ze het gevoel dat ze er als mentor niet bij worden betrokken. Ze hebben pas één keer met een behandelaar kunnen spreken.
Hun pleegzoon zit er niet op z’n plek, dat ziet ook een van zijn vorige behandelend psychiaters in het PPC. Die verklaarde in aanloop naar het kort geding dat de man „veel spanning, onbegrip, onzekerheid en frustratie” ervaart over het uitblijven van plaatsing in een tbs-kliniek. „Hij is veel bezig met de vraag wanneer hij naar een kliniek gaat, zonder dat dit hem iets oplevert. Het maakt hem regelmatig boos, wat zich kan uiten in agressie tegen zijn spullen, of verbaal naar collega’s.”
En het is zo’n lieve knul. „Ook als hij dan ’s nachts zo vloekend opbelt”, zegt Polle Henkelman, „dan belt-ie de volgende dag opnieuw en maakt hij zijn excuses”.
Hij gaat achteruit. Holle blik in z’n ogen, veel en ongezond eten, geen energie. Hij doet weinig mee aan activiteiten. Hij slaapt niet. En zelf slapen ze er ook slecht van. „Want je leeft zo met ’m mee. Alsof je zelf ook aan het wachten bent.”
Intussen staat hun pleegzoon derde op de wachtlijst van de Oostvaarderskliniek. Wat dat zegt? De Henkelmans hebben geen enkel idee, en dat is ook lastig uitleggen aan hem. „Dan zeggen we: ‘Het is nou eenmaal zo, moedig voorwaarts’. En dan houdt-ie zich groot. Hij wil stoer doen, flink zijn. Maar als het nog langer duurt, kunnen we hem begraven. Echt waar.”