Met het nieuwe kabinet op komst zetten veel sectoren zich schrap voor de nieuwe politieke realiteit, met mogelijk grote veranderingen. Zo niet op het ministerie van Hugo de Jonge (Volkshuisvesting, CDA), waar opgelucht werd ademgehaald bij de presentatie van het coalitieakkoord. De vier formerende partijen PVV, NSC, VVD en BBB volgen namelijk grotendeels de door De Jonge ingezette woningbouwkoers.
De huidige bouwstrategie van het ‘straatje erbij’ (kleinschalige bouwlocaties aan de rand van de bebouwde kom) wordt gehandhaafd, net als het woningbouwdoel van 100.000 nieuwe woningen per jaar. Daarnaast komt er ook in het volgende kabinet een minister die gaat over wonen en ruimtelijke ordening. Dat zal deels komen door de nadruk die De Jonge legde op de wooncrisis, maar ook doordat het thema ‘wonen’ in het coalitieakkoord wordt gekoppeld aan dat andere belangrijke begrip: bestaanszekerheid.
Ook de grotere rol die De Jonge de rijksoverheid wil geven bij woningbouw kan op de steun rekenen van de beoogde coalitie. Zijn wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting wordt door de formerende partijen in het hoofdlijnenakkoord zelfs bij de naam genoemd. Dit wetsvoorstel, dat nog voor behandeling bij de Tweede Kamer ligt, kort bezwaarprocedures in en laat de rijksoverheid bepalen waar, voor wie en voor welke prijs er wordt gebouwd. Dat de nieuwe coalitie hiermee verder lijkt te willen, is voor De Jonge een politieke overwinning.
Na de val van het kabinet vorig jaar werden de belangrijke wetsvoorstellen van De Jonge niet controversieel verklaard, waardoor er op het ministerie volop werd doorgewerkt. Hoewel zijn opvolging nadert, blijft De Jonge doorgaan met plannen maken alsof er niets aan de hand is. Woensdagochtend wees de demissionair minister in een Kamerbrief nog zes nieuwe gebieden aan die geschikt zijn voor „grootschalige woningbouw” na 2030.
In de Kamerbrief lijkt De Jonge te willen uitstralen nog zo veel mogelijk voor elkaar te willen krijgen. Steevast gaat het over „de komende periode”, terwijl die misschien niet langer dan drie weken duurt. Waar hij schrijft over „meters blijven maken” met bestuurlijke partners, zou het voor De Jonge al een opsteker zijn als hij over twee weken nog als minister kan meemaken dat de Eerste Kamer zijn Wet Betaalbare Huur aanneemt.
Tot en met 2030 moeten er nog ruim 800.000 woningen worden gebouwd. Hiervoor heeft het kabinet afspraken gemaakt met provincies en gemeenten, die moesten opgeven waar zij ruimte zagen voor de bouw van een miljoen woningen tot en met 2030. En daar moeten nieuwe bouwlocaties bij komen. Want, schrijft De Jonge, ook ná 2030 moeten er waarschijnlijk nog een miljoen woningen bij komen om de bevolkingsgroei op te kunnen vangen. Het CBS gaat ervan uit dat de bevolking in 2050 gegroeid is tot zeker 19,6 miljoen Nederlanders.
De nieuwe coalitie zal het doel van 100.000 nieuwe huizen per jaar handhaven
Het kabinet kijkt daarbij vooral naar gebieden buiten de Randstad. Woensdag werd bekend dat er verdere verstedelijking zou kunnen komen rondom de Brabantse Stedenrij (Breda, Tilburg, Den Bosch), in Limburgse plaatsen met intercitystations, in de regio Twente en binnen de driehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer. Ook in het noorden van het land wordt naar verdere verstedelijking gekeken, in de Friese steden en op de lijn Groningen-Assen tot aan Emmen.
In welke van deze regio’s er op grote schaal gebouwd gaat worden, wordt nog voor de zomer duidelijk gemaakt in de eerste versie van de nieuwe Nota Ruimte, schrijft De Jonge woensdag aan de Kamer. In die nota wordt de ruimtelijke ordening van Nederland voor de komende decennia vastgelegd. Ook aan dit belangrijke beleidsstuk werkt De Jonge nog door, zelfs nu hij de presentatie ervan als minister niet meer gaat meemaken.
Traject van tien jaar
Dat De Jonge nu toch al de gebieden aanwijst waar gebouwd moet worden, komt doordat het traject van planning tot oplevering van een woning ongeveer tien jaar duurt. Maar, schrijft hij in de Kamerbrief, „het geldt ook andersom: als zo’n tien jaar geleden meer grootschalige woningbouwlocaties waren aangewezen, dan was het nu eenvoudiger geweest om de bouwproductie op peil te houden”.
Intussen moet eerst het huidige woningtekort worden ingelopen. De afgelopen jaren lag het bouwtempo daarvoor niet hoog genoeg. In plaats van 200.000 woningen zijn er de afgelopen twee jaar met veel moeite nog geen 180.000 gebouwd, en voor de komende jaren lijkt het nog minder waarschijnlijk dat de bouwdoelstellingen worden gehaald. Veel woningbouwprojecten zijn op de tekentafel blijven liggen door de gestegen rente en de hogere bouwkosten. Het kabinet stelde deze kabinetsperiode 300 miljoen euro beschikbaar om de bouwprojecten vlot te trekken, maar desondanks houdt De Jonge voor 2024 en 2025 rekening met een bouwdip.
Hoeveel woningen er na 2030 precies nodig zijn, valt ook nog niet precies te zeggen. Veel hangt af van hoe de bevolkingsgroei zich de komende jaren ontwikkelt, mede onder invloed van het migratiecijfer. Ook moeten er oplossingen komen voor de stikstofproblematiek en het overvolle stroomnet, en laten drinkwaterbedrijven weten dat er mogelijk watertekorten kunnen ontstaan. Verder hangt de haalbaarheid van woningbouwdoelen af van andere keuzes van het kabinet. Zo moet er worden geïnvesteerd in nieuwe infrastructuur, die is bedoeld om nieuwe woonwijken mogelijk te maken.
Lees ook
Huurwet Hugo de Jonge stevent af op meerderheid dankzij steun PVV
Boven alle bouwdoelstellingen hangt de vraag of het kabinet er op tijd in slaagt de water- en bodemkwaliteit op orde te krijgen. In 2027 moet de kwaliteit van elke Nederlandse rivier, sloot of plas voldoen aan de normen van de Europese kaderrichtlijn Water. Uit onderzoek van NRC blijkt dat dit moeilijk haalbaar wordt. Experts zien de water- en bodemkwaliteit als volgende crisis die de woningbouw kan hinderen, zoals eerder de stikstofcrisis: uitdagingen waar De Jonges opvolger zich alvast op kan voorbereiden.
Correctie (6 juni 2024): in een eerdere versie van dit artikel werd de stedendriehoek per abuis als Overijssels aangeschreven. Dat is hierboven aangepast.