Het aantal mensen met dementie in Nederland stijgt naar een half miljoen in 2050. Zeg maar alle inwoners van Maastricht plus heel de stad Utrecht. Maar in hoeverre weten wij – de samenleving – om te gaan met mensen die lijden aan deze ziekte?
Er is een wereld te winnen, schrijft antropoloog Anne-Mei The (60) in het boek Wij blijven mensen dat deze donderdag is verschenen. The, ook bijzonder hoogleraar langdurige zorg en sociale benadering dementie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, bestudeert al jaren hoe mensen met dementie worden bejegend. Ze legde haar oor vooral te luister bij nog thuiswonende mensen, met beginnende dementie. „Zij worstelen niet alleen met de ziekte”, zegt The, „maar ook met de reacties van mensen in hun omgeving.”

Foto Saskia van den Boom
Wat vertellen zij je?
„Dat veel mensen om hen heen – familie, vrienden, kennissen, collega’s, zorgmedewerkers – ernaar neigen hen puur te zien als ziek. Als dement. Dat ze nog veel méér zijn, dat ze allereerst mens zijn, wordt vaak vergeten. Zo was er een vrouw die dol was op etentjes en gezelligheid buitenshuis. Maar ze sprak stroever en gesprekken gingen haar soms te snel. Weet je wat, zei haar man: we organiseren een etentje voor jou en je vriendinnen bij ons thuis: ik kook, jij geniet. Maar tijdens het bewuste avondje liep het mis. Ze liep huilend de keuken in. ‘Mijn vriendinnen slaan me over!’, zei ze tegen haar man. Het is net alsof ik er helemaal niet bén!’ Dit overkomt mensen met dementie vaak. Mensen kijken hen aan met een blik vol medelijden, spreken hen aan met een hoog stemmetje, of ze praten juist extra luid, alsof dementie leidt tot doofheid.”
Waar komt dit vandaan?
„Er heerst een wij-zij-denken. ‘Wij’: dat zijn de gezonde mensen. Wij hebben het overzicht en het denkvermogen. Wij maken de dienst uit, wij nemen de beslissingen. En ‘zij’, mensen met dementie, zijn de zieken. Ze zijn kwetsbaar, zielig, in de war, hulpbehoevend. Het is een weerslag van het doorgeslagen medische denken over dementie: ziek is ziek, en dementie is een breindefect.”


Foto’s Saskia van den Boom
Maar dementie ís toch een ziekte?
„Het klopt dat mensen door dementie in de war raken en afwijkend gedrag vertonen. Maar dat is een proces van járen, de ziekte is langgerekt. Aan het begin zit je cognitief niet meer op 100 procent van je kunnen, maar nog wel op, zeg, 80 procent. Maar is de diagnose eenmaal gesteld, dan doen we in één klap of mensen op 30 procent van hun kunnen zitten. Autorijden? Beter van niet mevrouw, zegt de dokter. U runt een winkel? Nou, dat wordt moeilijk. En weet u dat u voor uw bankzaken en belastingaangifte uw partner een volmacht kan geven? En die partner zelf, die neigt ernaar de geliefde in bescherming te nemen. Door minder vaak samen de deur uit te gaan, bijvoorbeeld, want Jan raakt misschien weer in de war van alle prikkels. En zo wordt Jans gevoel van hulpeloosheid alleen maar groter. Daar lijdt hij net zo goed onder als aan de gevolgen van zijn ‘breindefect’.”
In het boek beschrijft Anne-Mei The een door haar ontwikkelde methode die mensen met dementie helpt hun gewone leven zo veel mogelijk voort te zetten. Bij deze zogenoemde ‘sociale benadering dementie’ wordt aan de persoon in kwestie een vertrouwenspersoon gekoppeld die een ‘sociale diagnose’ stelt: wat loopt er spaak in uw leven, hoe kunnen waardevolle relaties en activiteiten doorgang vinden? Die vertrouwenspersonen hebben vaker niet dan wel een zorgachtergrond, benadrukt The: „Ze hebben vooral een flinke dosis empathie en geduld.” Van 2018 tot 2024 zijn interventies geschoeid op deze methode getest in acht pilots verspreid over het land, een samenwerking tussen The’s bedrijf Tao of Care en gemeenten, zorgorganisaties, verzekeraars en zorgkantoren. De pilots leidden tot een hogere kwaliteit van leven, daling van het zorggebruik door mensen met dementie en uitstel van een verhuizing naar het verpleeghuis met gemiddeld tien maanden, berekende PricewaterhouseCoopers.


Foto’s Saskia van den Boom
Hoe ziet zo’n ‘sociale benadering’ er concreet uit?
„Een vrouw had steeds meer moeite met het runnen van haar antiekwinkel, vooral met het afrekenen. Het leek mensen om haar heen raadzaam als ze de zaak zou sluiten, al wilde zij dat zelf liever niet. Een maatschappelijk werker is letterlijk naast die vrouw gaan staan om te helpen met afrekenen. Zijn aanwezigheid maakte ook dat zij zich gesterkt voelde met klanten te praten over haar ziekte. De maatschappelijk werker zorgde er ook voor extra mankracht in de winkel door te werven onder jongeren met een tussenjaar. De vrouw hield de zaak op die manier nog anderhalf jaar draaiend.”
Maar wat als de ziekte vergevorderd is? Houdt zo’n benadering dan stand?
„We bezochten ook mensen die op de wachtlijst stonden voor het verpleeghuis. Een vrouw at slecht, zei ‘rot op!’ als de thuiszorgmedewerker binnenliep en belde ’s nachts aan bij de buren als ze haar sleutel weer eens kwijt was. Een vertrouwenspersoon – een sinologe zonder ervaring in de zorg – ging twee keer per week bij haar langs, keek samen met haar tv, won haar vertrouwen. Wat bleek: de vrouw schrok van de thuiszorg ’s ochtends vroeg, elke keer weer: ze dacht dat het insluipers waren. De vertrouwenspersoon legde dit uit aan de thuiszorgorganisatie. En ze regelde een etentje met de buren om het contact te herstellen en afspraken te maken. Dus hoe naar en ingrijpend dementie ook is, keer op keer blijkt er zoveel meer mogelijk te zijn dan gedacht.”

Foto Saskia van den Boom
