„We willen goede wetenschappers opleiden”, zegt hoogleraar epidemiologie Maurice Zeegers in een promofilmpje van de Universiteit Maastricht. „Wetenschappers die niet alleen goed zijn met hun hoofd. Ethische wetenschappers.”
Als voorzitter van het Platform Onderzoeksethiek en Integriteit werkt Zeegers aan een integere onderzoekscultuur. Het platform heeft een ‘positief vertrekpunt’. Het organiseert een theatervoorstelling over #MeToo en laat studenten met een dilemma-game oefenen met integriteitskwesties: hoe ga je als onderzoeker om met externe financiers, belangenverstrengeling en transparantie?
Precies het soort dilemma’s waar Zeegers in zijn eigen werk mee te maken krijgt.
De hoogleraar heeft zich via het adviesbureau van zijn vrouw meerdere malen laten inhuren door de chemische industrie, blijkt uit onderzoek van NRC. Bedrijven gebruiken de epidemiologische studies van Zeegers en zijn vrouw om te lobbyen tegen strengere regulering van schadelijke stoffen. De financiers van de onderzoeken zijn brancheverenigingen en consortia waarin grote chemische concerns als 3M, Shell en BASF verenigd zijn. Sinds de oprichting in 2019 zette het bedrijf van Zeegers vrouw meer dan 150.000 euro om.
Zeegers staat ingeschreven als bestuurder bij het bedrijf van zijn vrouw. Hij heeft zijn werk voor het bedrijf van zijn vrouw, ook een epidemioloog, niet opgegeven als nevenwerkzaamheid bij de Universiteit Maastricht. „Het adviesbureau is natuurlijk niet van mij, maar van mijn vrouw. Dat is honderd procent haar business”, zegt Zeegers tijdens een lang gesprek op zijn werkkamer in Maastricht.
De universiteit laat naar aanleiding van dit artikel weten onderzoek te gaan doen naar de aard van de nevenwerkzaamheden, mogelijke inkomsten daaruit en de vraag of het voorkomen van belangenverstrengeling voldoende is gewaarborgd.
Het wetenschappelijke en commerciële werk van Zeegers lopen regelmatig door elkaar. In 2019 reisde Zeegers naar Helsinki voor een academisch congres. De universiteit betaalde de tickets. De hoogleraar liet werk zien van een promovendus. Het consultancybedrijf van zijn vrouw was sponsor van hetzelfde congres. In het programmaboekje stond dat het bedrijf een ‘publiek-private samenwerking’ zou hebben met de universiteit in Maastricht. De universiteit wist daar niets vanaf.
„De samenwerking met mijn vrouw ís natuurlijk een soort van publiek-private samenwerking”, zegt Zeegers nu. „Maar je moet dat inderdaad niet zo noemen. Het klinkt te commercieel. Dus dat hebben we daarna niet meer zo gedaan.”
Op de laatste dag van het congres gaf Zeegers een lezing elders in Helsinki, op een bijeenkomst van Cefic, de Europese belangenvereniging van de chemische industrie. Zeegers kreeg 6.000 euro voor het praatje, zegt hij zelf. Dezelfde werkgroep van Cefic huurde het bedrijf van Zeegers’ vrouw later in.
De gedragscode van de universiteit schrijft voor dat onderzoekers geen vergoedingen mogen accepteren als de aanbieder later nog iets nodig heeft van de onderzoeker.
Op Zeegers onderzoeken voor de industrie staat vermeld wie voor de studie betaalde – maar welke auteurs het geld kregen is onduidelijk. Zeegers vermeldt dat hij werkt voor de Universiteit Maastricht, maar niet dat hij ook direct betrokken is bij het bedrijf van zijn vrouw. Wat op papier twee auteurs lijken van verschillende instellingen, een van een universiteit en een van een adviesbureau, zijn in werkelijkheid partners die aan dezelfde opdracht werken en hun inkomsten delen. (Haar naam is bekend bij NRC maar wordt hier niet genoemd, ze is geen publiek figuur.)
„Ik vind het een gek gesprek”, zegt Zeegers na anderhalf uur. „Alsof je me in de hoek probeert te zetten als niet integer. Terwijl ik juist het gevoel heb dat ik heel erg integer ben.”
Belangenconflicten
Onderzoek uitvoeren voor het bedrijfsleven mag. Daarvoor betaald krijgen ook. Van hoogleraren wordt immers verwacht dat ze maatschappelijk actief zijn, daar hoort bij dat ze nevenwerkzaamheden kunnen ontplooien. Maar van academici wordt óók verwacht dat ze transparant zijn over potentiële belangenconflicten, dat ze vertellen wat ze voor wie onderzoeken én dat ze stappen nemen om beïnvloeding van hun onderzoek door externe financiers te voorkomen.
De zorgen over de vermenging van commerciële en academische belangen vlammen met regelmaat op. Hoogleraar belastingrecht Jan Vleggeert kaartte in 2020 aan dat de meeste hoogleraren fiscaal recht er goedbetaalde nevenfuncties op na houden. In 2022 liet onderzoek van Nieuwsuur zien dat de registratie van hoogleraren en hun bijbanen door universiteiten rammelt.
Juist met de chemische industrie als opdrachtgever is het oppassen. Van deze sector is bekend dat ze onderzoek financiert om wetenschap en beleid in haar voordeel te beïnvloeden, zegt Tess Legg, onderzoeker bij de Tobacco Control Research Group van de University of Bath. Legg deed uitgebreid onderzoek naar de beïnvloedingstactieken van tabaks-, chemicaliën- en voedingsproducenten: „Wat we keer op keer zagen is dat deze sectoren wetenschap gebruiken om winst te maximaliseren. Ze financieren onderzoeken die twijfel zaaien over de schadelijkheid van stoffen of die de effectiviteit van regulering betwisten.”
Zeegers is een epidemioloog met gezag. Hij is expert op het terrein van blaaskanker en co-auteur van het Leerboek epidemiologie dat wordt gebruikt bij studies geneeskunde en gezondheidswetenschappen. Zeegers is bovendien kenner van meta-analyses en systematische reviews. Dat zijn onderzoeken waarin verschillende studies over hetzelfde onderwerp bij elkaar worden gezocht en samengevat. Afwijkende uitkomsten worden tegen elkaar afgewogen om zo – als het goed is – helderheid te scheppen in statistische ruis.
Het is ook het type onderzoek dat Zeegers en zijn vrouw samen uitvoeren voor de chemische industrie. Maar die opdrachten gaan inhoudelijk over hele andere vragen dan Zeegers academische werk: niet over leefstijl en kanker, maar over werknemers in fabrieken die blootgesteld worden aan schadelijke stoffen. Zeegers is geen arbeidsepidemioloog.
Isocyanaten
Een van die gesponsorde onderzoeken gaat over isocyanaten, stoffen die onder andere voorkomen in verf, coatings en purschuim. Zeegers en zijn vrouw bekeken tientallen studies over isocyanaten, vaak decennia oud. In die onderzoeken wordt beschreven hoe werknemers ziek werden van het inademen van isocyanaten. Ze kregen last van piepende ademhaling, hoestbuien, geïrriteerde luchtwegen. Sommigen kregen uiteindelijk astma.
Fabrikanten, gezondheidsdiensten en toezichthouders kennen die risico’s. Ze weten al jaren dat deze stoffen slecht zijn voor de longen. Het Europees chemica-liënagentschap ECHA schat dat jaarlijks 2.300 tot 10.000 werknemers astma krijgen van isocyanaatdampen op hun werk. Zelfs isocyanatenfabrikant BASF heeft het opgenomen in het handboek voor haar werknemers in Noord-Amerika: „Langdurige, mogelijk permanente longschade en zelfs de dood kunnen het gevolg zijn als […] individuen blootgesteld worden aan isocyanaten.”
Maar Zeegers en zijn vrouw komen na het wegen van het bewijs tot de tegenovergestelde conclusie. „Op basis van deze meta-analyse lijkt er geen sprake van een serieus verband tussen blootstelling aan isocyanaten en beroepsastma of longfunctie”, schrijven ze in hun wetenschappelijke artikel dat ze in 2022 publiceren.
Verschillende experts aan wie NRC de studie voorlegt, reageren, onafhankelijk van elkaar, verbaasd op het onderzoek en de uitkomsten. „Binnen de arbeidsgeneeskunde bestaat er geen twijfel over dat werknemers overgevoelig kunnen raken voor isocyanaten”, zegt arbeidsepidemioloog Robert Park, die voor zijn pensionering in 2022 werkte bij het Amerikaanse instituut NIOSH dat toeziet op arbeidsveiligheid en heeft zelf onderzoek gedaan naar isocyanaten.
Bij het International Isocyanate Institute zijn ze juist in hun nopjes met Zeegers’ werk. Op hun website vermelden ze het onderzoek meteen nadat het in 2022 is verschenen. Het kennisinstituut was de geldschieter van het onderzoek. Het wordt op zijn beurt gefinancierd door de leden van ISOPA, een branchevereniging van isocyanaatfabrikanten. Chemiereuzen als BASF, Shell en DOW zijn lid.
Hoe kan het dat Zeegers en zijn vrouw een bekende schadelijke bijwerking van een stof niet oppikken?
Een „essentieel probleem”, zegt gepensioneerd epidemioloog Park, is dat Zeegers in zijn onderzoek geen rekening hield met het healthy worker survivor effect: werknemers die astma krijgen, zoeken ander werk. De werknemers die overblijven hebben als groep minder klachten. Zeegers en zijn vrouw noemen het effect wel, maar zoeken het niet verder uit. Park: „Contractonderzoekers die geen verband vinden tussen een stof en een schadelijk effect, zullen niet zo snel alternatieve verklaringen uitzoeken als dat nadelig kan uitpakken voor de opdrachtgever.”
Werd Zeegers er zelf niet nieuwsgierig van, dat hij als onderzoeker die voor het eerst publiceerde over deze stof en astma, iets anders vond dan epidemiologen en arbeidsgeneeskundigen die al decennia onderzoek doen? „Ik snap de vraag niet”, zegt Zeegers. „Een meta-analyse vat eerder onderzoek samen. Dat kan toch geen nieuws zijn? Ik vind het juist een beetje eng als er een status quo ontstaat en er een stop komt op het stellen van nieuwe vragen.” Zeegers heeft het dossier verder niet gevolgd.
Preregistratie
Methodoloog Carlijn Hooijmans van het Meta Research Team van het Radboud-UMC- wijst erop dat het onder onderzoekers die systematische reviews en meta-analyses uitvoeren gangbaar is om een onderzoeksprotocol vooraf te registreren. De onderzoeker legt dan voor de buitenwereld vast hoe diegene een onderzoek gaat uitvoeren, zodat andere onderzoekers de stappen kunnen herhalen en kunnen zien dat de onderzoeker niet naar gewenste uitkomsten is gaan hengelen of willekeurige beslissingen neemt. Hooijmans: „Als ik een artikel van een collega moet beoordelen zonder duidelijk beschreven gepreregistreerd protocol, stuur ik het meteen terug voor revisie.”
Zeegers heeft maar een van de zeven contractonderzoeken voor de industrie op deze manier geregistreerd. „Preregistratie van protocollen van niet-experimenteel onderzoek is niet verplicht en nog niet gangbaar”, zegt Zeegers. „Maar het is wel een goed idee.” Zeegers registreert zijn academische onderzoeken wel met regelmaat, voor het eerst in 2012.
Zeegers’ artikel over isocyanaten is onderdeel van een themanummer over deze stoffen in het academisch tijdschrift Toxicology and Industrial Health. De voorzitter van het International Isocyanate Institute mocht de inleiding schrijven en merkt op dat het doel onder andere is om toezichthouders te „informeren”.
Ook de andere contractonderzoeken die Zeegers uitvoerde worden gebruikt om te lobbyen tegen strengere regelgeving. De American Chemistry Council, een branchevereniging van chemiefabrikanten, verwees begin dit jaar naar een artikel van Zeegers over PFAS, betaald door PFAS-producent 3M, om vervolgens scherpere PFAS-regels van Amerikaanse toezichthouder EPA af te schrijven als „misleidend” en „overdreven conservatief”.
Oplosmiddel
Een artikel dat Zeegers en zijn vrouw publiceerden over het giftige oplosmiddel DMAC, en dat betaald werd door de Duitse textielindustrie, maakt inmiddels deel uit van een Europees dossier voor de risico-beoordeling van deze stof. Zeegers en zijn co-auteurs vonden in het onderzoek geen verband tussen blootstelling aan DMAC en een vergiftigde lever. Gezondheidsdiensten zoals het RIVM stellen dat er wel een verband is tussen DMAC en leverschade.
Soms spraken de opdrachtgevers van Zeegers hardop uit dat ze onderzoek willen gebruiken om regulering te beïnvloeden. Zoals op de bijeenkomst in Helsinki waar Zeegers aanwezig was en een betaalde lezing gaf. De stof die centraal stond was benzeen, een vluchtige stof die leukemie kan veroorzaken. Een commissie van de Europese Unie stelde in 2017 voor om de maximaal toelaatbare blootstelling van werknemers met een factor twintig te verlagen: van 1 ppm (deeltjes benzeen per miljoen luchtdeeltjes) naar 0,05 ppm. De olie-industrie wilde niet verder zakken dan 0,25 ppm. Een verdere verlaging zou volgens de fabrikanten het kankerrisico niet verkleinen en zou op korte termijn dure investeringen vragen. In een samenvatting van de bijeenkomst in bezit van NRC staat dat de werkgroep bepaalde onderzoeken zwaarder wil laten meetellen omdat de veilige grenswaarde dan hoger zal uitvallen.
Is dit geen rode vlag? De wens voor een andere grenswaarde zou geen rol moeten spelen in de keuze welke wetenschap meetelt en welke niet. „Jullie zeggen dat dat toen gezegd is en ik geloof jullie, maar dat heb ik toen niet gehoord”, zegt Zeegers nu in zijn werkkamer. Zeegers en zijn vrouw namen later een opdracht aan van dezelfde werkgroep. Eerder dit jaar publiceerden ze samen een onderzoek.
Wie de opdrachtgever is, zou voor een onderzoeker überhaupt niet uit moeten maken, vindt Zeegers. En ook wat er na publicatie met zijn onderzoeken gebeurt, ziet Zeegers niet als zijn zaak. „Mijn verantwoordelijkheid is het onderzoek waar ik mijn naam aan verbind. Dat moet integer en goed onderzoek zijn. Eenmaal gepubliceerd mag iedereen de studie gebruiken. Of dat nou de industrie is of de toezichthouder.”
Een radicale opvatting, zegt Gerben ter Riet, epidemioloog bij de Hogeschool van Amsterdam en gespecialiseerd in onderzoeksintegriteit. Ter Riet en Zeegers hebben 23 jaar geleden voor het laatst samengewerkt. „Als je met de chemische industrie in zee gaat, en je kent hun belangen, zou ik zo veel mogelijk veiligheidskleppen inbouwen. Maak het zo makkelijk mogelijk voor anderen om jouw onderzoek te repliceren. Preregistreer je onderzoek. Dat is echt niet futuristisch.”
Onderzoek doen voor het bedrijfsleven is op zich niet verkeerd, zegt Ter Riet. „Je wilt als gemeenschap ook niet dat de overheid lukraak regels en drempels opwerpt. Er moet een mechanisme zijn voor andere partijen om hun steentje bij te dragen aan de bewijsvoering. Maar als je als onderzoeker daarbij betrokken raakt, komt het wel aan op transparantie. Dan moet je er alles aan doen om iedere schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.”