Hoogleraar filantropie René Bekkers: ‘Filantropen financieren geen dingen die hun macht ondergraven’

Hij is verbaasd, zegt René Bekkers. De hoogleraar filantropie had niet verwacht dat de vijftig grootste private fondsen en stichtingen die kunst en cultuur financieren vorig jaar samen liefst 283 miljoen euro schonken.

Een veelzeggend bedrag, zegt Bekkers. „Het is bijna een kwart van wat de overheid jaarlijks aan cultuur uitgeeft. Een ongebruikelijke verhouding. Bij onderwijs, armoedebeleid en veel andere terreinen zijn de overheidsuitgaven soms talloze malen hoger dan de particuliere giften.”

Overheidsuitgaven zeggen iets over onze prioriteiten als maatschappij, aldus Bekkers. „Dat de overheid op cultureel gebied relatief weinig financiert en veel overlaat aan particulieren betekent dat we kennelijk weinig belang hechten aan cultuur in de samenleving. Dat bedrag is een gestolde politieke voorkeur.”

Bekkers (49), die NRC adviseerde bij de opzet en uitwerking van de Top-50 van cultuurfondsen, is directeur van het Centrum voor Filantropische Studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit begin jaren negentig door zijn voorganger Theo Schuyt opgezette onderzoekscentrum verrichtte baanbrekend onderzoek naar de geefcultuur in Nederland. Dankzij het tweejaarlijks verschijnende onderzoeksrapport Geven in Nederland is vastgesteld dat het overgrote deel van de Nederlandse huishoudens goededoelenorganisaties steunt. Ook heeft het centrum kennis bijgedragen voor de gedragscodes in de filantropiesector en de basis geleverd voor overheidsbeleid.

Het eerste wat hem opvalt aan de Top-50, zegt Bekkers desgevraagd, is de power law: een klein deel van de actoren is verantwoordelijk voor de meeste activiteit. De VriendenLoterij en het Cultuurfonds nemen samen bijna 39 procent van de donaties van de gehele Top 50 voor hun rekening. En de Top-50 is vermoedelijk weer aanmerkelijk actiever dan de 650 andere fondsen en stichtingen die aan kunst en cultuur doneren.

René Bekkers, hoogleraar filantropie VU.
Foto Anja Robertus

Wat zegt dat?

Bekkers: „Dat er in Nederland heel veel kleine gevers aan cultuur zijn en een paar grote institutionele gevers. Dat zou gevaarlijk zijn als de grote gevers veel macht hebben. Maar dat is niet het geval. Geen enkele door de VriendenLoterij gefinancierde instelling is volledig afhankelijk van de loterij. Het voorkomen van zo’n afhankelijkheidsrelatie is een aandachtspunt bij de goededoelenloterijen. Ze willen verhinderen wat vroeger door overheidsbeleid gebeurde: cultuurinstellingen die subsidieverslaafd raakten omdat ze voor 80 tot 90 procent afhankelijk waren van overheidssteun.”

Verlangen fondsen soms geen tegenprestaties? De Stichting Droom en Daad eiste in ruil voor een schenking van 50 miljoen euro aan museum Boijmans twee stoelen in de raad van toezicht.

„Nee, die indruk heb ik niet. Je hebt incidenten die als slecht worden gezien en lang blijven nazeuren. Daar hebben goededoelenorganisaties last van.

„Is het goed of slecht dat de familie Van der Vorm [de oprichter van Droom en daad en andere stichtingen die samen 800 miljoen in Rotterdam investeerden, red.] met belastingontwijking goede doelen in Rotterdam financiert? Volgens mij is de stad er niet slechter van geworden. Het zou wel kwalijk zijn als Droom en daad met haar geld ingaat tegen plannen van de gemeente. Daar zou sprake van zijn als het pand dat de stichting dit jaar aankocht voor het Nederlands Fotomuseum eigenlijk bestemd was voor de bouw van appartementen. Maar daarvan is geen sprake, dacht ik.”


Lees ook
In het spoor van de weldoener met 800 miljoen

Het depot van Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam.

Heeft u ooit onderzoek gedaan hoe behoudend of vooruitstrevend de smaak van schenkers aan cultuur is?

„Nee. Maar mijn intuïtie zegt wel dat filantropen niet snel geneigd zijn dingen te financieren die hun macht ondergraven. Al zijn er uitzonderingen. Neem de onafhankelijke onderzoeksjournalistiek in Nederland. Die wordt onder meer gefinancierd door filantropische families. Deze families organiseren dus een tegenmacht.”

Hoe afhankelijk zijn culturele instellingen van de financiering door private fondsen en stichtingen?

„Welbeschouwd toch maar weinig. Dat lijkt in tegenstelling tot wat ik eerder constateerde. Maar het grootste deel van de particuliere inkomsten komt uit kaartverkoop. En uit giften in natura: veel culturele instellingen drijven op vrijwilligers. Zonder die vrijwilligers en de opbrengsten uit ticketverkoop zouden veel instellingen het niet redden.”

De Top-50 is heel divers, met allerlei soorten fondsen en stichtingen. Wat zijn de belangrijkste gevers in de sector?

„De VriendenLoterij is een uniek Nederlandse uitvinding. Al rond het jaar 1400 had je hier goededoelenloterijen die met opbrengsten collectieve voorzieningen financierden. Een nieuw verschijnsel zijn de steunfondsen. Bijna elk museum heeft tegenwoordig een eigen steunfonds, geefkring of vriendenvereniging. Die kwamen op door de bezuinigingen op de cultuursector ten tijde van het kabinet-Rutte I. De steunfondsen hebben veel ongerealiseerd potentieel binnengehaald. Als je ze maar vraagt blijkt de geefbereidheid onder Nederlanders groot.

„Duidelijk is wel dat de grootste instellingen het meest succesvol zijn in fondsenwerving. Dat is wat in de sociologie het mattheuseffect wordt genoemd: het rijker worden van de rijken en het armer worden van de armen.”

Volgens uw meest recente ‘Geven in Nederland’-onderzoek schenken huishoudens gemiddeld 5 euro per jaar aan cultuur. Dat is nog geen half bioscoopkaartje. Hoe kan dat bedrag omhoog?

„Met betere fiscale maatregelen. Hoewel de meeste huishouden schenken aan goede doelen maakt slechts 6 procent gebruik van de giftenaftrek. Eigenlijk komen alleen vermogenden met een belastingadviseur een beetje in aanmerking voor de giftenaftrek. Dat is idioot. Met fiscale maatregelen kun je mensen aanzetten om méér te geven dan ze nu doen.”

Zijn er ook andere manieren om de gulheid te stimuleren?

„Instellingen kunnen meer giften realiseren als ze mensen een stem geven in wat er met hun geld gebeurt. Nu is het vaak zo dat giften op een grote hoop gaan. Met relatiegerichte fondsenwerving bouw je als instelling eerst een relatie op met potentiële donateurs. Je bouwt een relatie op, vraagt mensen om mee te denken, langs te komen en informeert wat ze leuk vinden. Zodra een band is ontstaan gaan mensen als vanzelf steun verlenen.”