Hij was politicoloog, anarchist en kippenboer. Een linkse hoogleraar die niets moest hebben van staatsdwang en zelfs door het kapitalistische blad Fortune werd geprezen om zijn inzicht in macht, verzet en ‘creatieve destructie’.
De Amerikaanse politiek wetenschapper James C. Scott, die deze week overleed, was een kleurrijk mens, een Amerikaanse radical, en de auteur van een invloedrijk wetenschappelijk oeuvre. Hij geldt als een van de grondleggers van het vakgebied dat zich bezighoudt met de studie van verzet van lokale, agrarische of inheemse groepen tegen onderdrukking door machthebbers.
Verzet tegen hegemonie was het thema van het boek dat hem bekend maakte, Weapons of the Weak (1985), gebaseerd op zijn veldwerk in een Maleisisch dorp. In volgende boeken bekritiseerde hij pogingen tot modernisering van bovenaf en technocratische omvorming van agrarische gemeenschappen, onder meer in de Sovjet-Unie en Brazilië.
Naast wetenschapper was de charismatische Scott ook een enthousiaste boer. Tot op hoge leeftijd dreef hij bij een dorp in Connecticut een boerderij van achttien hectare met kippen, vee en een bijenkolonie, een praktische bezigheid die aansloot bij zijn academische interesses.
Scott, in 1936 geboren in New Jersey, studeerde politieke wetenschappen aan Yale, waar hij later hoogleraar politieke wetenschappen werd. Al vroeg raakte hij geïnteresseerd in de economische en agrarische studie van Zuidoost-Azië. In 1967 promoveerde hij op onderzoek naar politieke ontwikkelingen in Maleisië.
Overtuigd anti-imperialist
Uitgesproken links was hij niet meteen. Uit later onderzoek bleek dat Scott in zijn beginjaren tijdens de Koude Oorlog inlichtingen verstrekte aan de CIA over communistische activiteiten in zijn onderzoeksregio. Onder invloed van de escalerende oorlog in Vietnam werd hij in de jaren zestig actief in de protestbeweging en overtuigd anti-imperialist.
Zijn interesse in boerenverzet leidde tot zijn eerste grote boek, The Moral Economy of the Peasant (1976), over de manieren waarop boeren in Zuidoost-Azië zich verzetten tegen bemoeienis door de staat. In Maleisië deed hij veldwerk voor Weapons of the Weak, dat laat zien hoe een lokale bevolking zich subversief en ontwijkend onttrekt aan staatsdwang. Dat werkte hij uit in Domination and the Arts of Resistance (1990). Verzet tegen overheersing gebeurt volgens Scott gevarieerder en subtieler dan wordt gedacht en kan evengoed achter de schermen plaatsvinden als in openlijke confrontaties.
Daarna volgde nog een reeks invloedrijke boeken, allengs politieker en breder. In Seeing Like a State (1989), dat ook onder economen lof kreeg, leverde hij kritiek op planmatige sociaal-economische modernisering van bovenaf. In The Art of Not Being Governed (2009) analyseerde hij alledaagse manieren van inheemse groepen in Zuidoost-Azië om controle door de staat te ontwijken.
Uitstapje naar archeologie
In Against the Grain (2017), een van zijn laatste boeken, maakte Scott een eigenzinnig uitstapje naar geschiedenis en archeologie. Hij gaf een schets van vroege beschavingen die brak met het klassieke idee van een rechtlijnige ontwikkeling. Landbouw en staatsvorming betekenden volgens hem het verlies van eerdere, meer vrije en gelijke samenlevingsvormen. Het boek werd in NRC besproken door wetenschapsredacteur Dirk Vlasblom, die kanttekeningen plaatste bij Scotts pessimisme over de ontwikkeling van de staat.
Scott werd geïnspireerd door het marxisme en anarchisme, maar was geen ideoloog. Oog voor concrete praktijken ging bij hem vóór grote theorieën. „In tegenstelling tot anarchisten geloof ik niet dat de staat ooit zal verdwijnen”, zei hij in 2012 in een interview in The New York Times, „het gaat erom hem te temmen.”
Zijn anarchisme was eerder een vorm van „door je oogharen kijken” naar sociale verschijnselen, omdat dat onverwachte inzichten kan opleveren. Met die aanpak beïnvloedde hij een generatie progressieve antropologen zoals David Graeber en David Wengrow die zijn „anarchistische blik” volgden in hun bestseller The Dawn of Everything (2021).
Over zijn wetenschappelijke status en verdiensten bleef Scott bescheiden. „Ik ben er even trots op dat ik een schaap kan scheren”, zei hij in 2012 tegen The New York Times.
Het zijn de drie doelmannen van Israël die zich als eerste laten zien. Onder zacht gefluit van Franse thuissupporters betreden ze donderdagavond het Stade de France om zich warm te lopen. Voor een duel zoals alle andere, zo benadrukten de spelers van het Israëlische nationale team de afgelopen dagen. Maar natuurlijk met ‘Amsterdam’ in het achterhoofd.
Een week geleden werden daar fans van de Israëlische recordkampioen Maccabi Tel Aviv na een Europa League-wedstrijd tegen Ajax slachtoffer van gewelddadigheden. Eerder op de avond hadden sommigen van hen de confrontatie opgezocht door Palestijnse vlaggen te vernielen en met beledigende spreekkoren. In Parijs volgde nu een nieuw Israëlisch voetbalbezoek aan het buitenland: tegen Frankrijk voor de Nations League.
Aandacht was er in overvloed, uit binnen- en buitenland. Maar op de tribunes van het grootste voetbalstadion van Frankrijk is daar weinig van te merken. Het Stade de France zit akelig leeg. Alleen de onderste van de drie ringen is redelijk gevuld met publiek, de bovenste ring is bij gebrek aan belangstelling zelfs helemaal gesloten. Maar 13.000 toeschouwers komen opdagen, beduidend minder dan het laatste minimum van 37.000, bij een rugbywedstrijd.
Vierduizend agenten en gendarmes
Niet voetbal, maar veiligheid staat voorop: de Franse politie schroefde het überhaupt al aangescherpte veiligheidsplan na Ajax-Maccabi verder op en zette vierduizend agenten en gendarmes in. Ze worden bijgestaan door 1.600 stadionbeveiligers. Dat is zelfs voor Franse begrippen veel: normaal gesproken worden tot 1.300 politiemensen ingezet bij dergelijke wedstrijden. Het is een van de redenen dat er zo weinig publiek is, naast een oproep van pro-Palestijnse groepen om de wedstrijd te boycotten. Ook Israël raadde landgenoten aan niet naar de wedstrijd te gaan.
Bij de zorgen speelde mee dat het Stade de France in de Parijse voorstad Saint-Denis ligt, in het jongste en armste departement van Frankrijk en waar vaker rellen plaatsvonden. Twee keer ging het rond het stadion zelf mis. Negen jaar geleden begonnen de reeks verwoestende aanslagen van 13 november 2015 toen twee zelfmoordterroristen zich naast het stadion opbliezen (er viel één dode). En in 2022 liep de Champions League-finale uit in chaos doordat massaal neptickets waren verkocht waarmee inwoners van Saint-Denis poogden binnen te komen. Op de chaos die ontstond bij de ingangen greep de politie vervolgens keihard in.
Hoe serieus de dreiging wordt genomen, is al vanaf donderdagmiddag te zien in Saint-Denis. Straten tot ver om het stadion stromen dan al vol met politie en ME, winkeliers moeten hun deuren eerder sluiten. Met tientallen busjes blokkeert de politie toegangswegen naar het Stade de France, voertuigen die ondanks waarschuwingen nog geparkeerd staan worden weggetakeld. Op elke straathoek staan agenten of militairen. In pantserbusjes vullen zij hun traangasgeweren met patronen.
Wie het stadion in wil moet twee beveiligingsbarrières door en wordt tweemaal uitgebreid gefouilleerd. Uitsupporters worden onder strenge begeleiding het stadion ingeleid, zodat ze niet in aanraking komen met andere fans. Binnen blijven de onderste zeven rijen van de tribune leeg en staan er hekken én een metalen barricade om kwaadwillenden van het veld te houden – op de plek waar gewoonlijk slechts een heuphoog wandje staat.
Politici aanwezig
Met de ongekende veiligheidsmaatregelen wil de politiek ook een signaal afgeven: Frankrijk doet er alles aan zodat Israëliërs — en joden — hier wél veilig zijn. Dit nadat president Emmanuel Macron vorige week vrijdag als een van de eerste wereldleiders reageerde op de gewelddadigheden in Amsterdam door te spreken van „geweld dat doet denken aan de meest duistere momenten van de geschiedenis” en „verfoeilijk antisemitisme”.
Twee dagen later maakte hij bekend aanwezig te zullen zijn bij de wedstrijd. Later volgden premier Michel Barnier en oud-presidenten François Hollande en Nicolas Sarkozy. Op internet verschenen grappen dat de box voor special guests beter gevuld was dan de rest van de tribunes.
Maar waar de wedstrijd voor deze politici uitgroeide tot „een symbool voor de strijd tegen antisemitisme” — dixit een medewerker van Hollande — zijn pro-Palestijnse Fransen juist woedend dat de wedstrijd doorging én de politieke kopstukken aanwezig waren. Voor hen is het juist een signaal is dat Frankrijk wegkijkt bij het bloedbad dat Israël aanricht in Gaza.
„Macron laat hiermee zien dat hij genocide valideert”, zegt medewerkster in de culturele sector Mila Aynou (53) bij een vreedzame pro-Palestijnse demonstratie op een plein in Saint-Denis voorafgaand aan de wedstrijd — af en toe vliegt een politiehelikopter over. „Israël probeert de publieke opinie op zijn hand te krijgen en onze politiek werkt daaraan mee.”
„De president, die zelf keer op keer zegt dat sport en politiek niet gemengd moeten worden, geeft met zijn aanwezigheid de boodschap af dat de oorlogsmisdaden die Israël begaat in Gaza, niet van belang zijn”, vindt Anne Tuaillon, voorzitter van actiegroep Association France Palestine Solidarité (AFPS). Meerdere demonstranten zeggen niet te begrijpen waarom Russische voetballers wel worden geweerd, maar Israëlische niet. De AFPS en andere groepen hadden — ook ruim voor duidelijk werd dat de politieke kopstukken aanwezig zouden zijn — middels petities gepoogd de wedstrijd te laten verbieden. Toen dat niet lukte, riepen ze op tot de boycot.
Knokpartij
Hoewel de Fransen massaal thuisblijven, zijn er donderdagavond meer Israëlische fans dan vooraf gedacht — enkele honderden verspreid door het stadion. In het uitvak op de tweede ring wappert volop de wit-blauwe vlag, maar soms ook de Franse. Zoals in de Franse vakken ook veel supporters met Israëlische vlaggen zwaaien. Zo streng als de scheiding buiten het stadion is, zo gemengd zitten beide groepen binnen.
Aanvankelijk gaat dat vrij gemoedelijk: veel fans juichen voor hun ploeg en de rest accepteert dat. Maar spanningen zijn er wel degelijk. Palestijnse vlaggen zijn verboden, en dus zoeken sympathisanten een andere vorm van protest. Ondanks het verzoek om stil te zijn tijdens de volksliederen klinkt een stevig fluitconcert tijdens het Israëlische, waarna de muziek harder wordt gezet. En telkens als een speler van Israël de bal aanraakt, klinkt gefluit en boegeroep.
Na een klein kwartier spelen wordt het snel grimmiger, als in het uitvak Israëlische fans in gevecht gaan met een clubje Fransen die daar zitten. Dat leidt ook in andere delen van het stadion tot woedende reacties en middelvingers. Het duurt een minuut of tien, waarin wordt doorgevoetbald, dan hebben de toegesnelde beveiligers beide groepen uit elkaar. De rest van de wedstrijd is stekelig, het geruzie dooft nooit helemaal uit, en beelden op de Franse televisie van een supporter in een shirt van het Israëlische leger IDF leiden tot verontwaardiging. Maar tot confrontaties komt het niet meer.
Merci à la police
Ook buiten het stadion komt het niet tot ongeregeldheden — hoewel er wel leden van de radicaal-linkse en tot gevecht bereide groep Antifa bij de pro-Palestijnse demonstratie „patrouilleren” en een groepje demonstranten poogt richting het stadion te gaan, waarbij ze meteen op een muur van politie stuiten. Bij deze relatieve rust speelt mee dat de pro-Palestijnse organisaties nadrukkelijk níet hadden opgeroepen tot demonstraties bij het stadion.
Aynou zegt dat „wij hier vreedzaam zijn en onze jongeren hebben begrepen dat ze niet moeten gaan rellen.” De dertigjarige badmeester Tounsi: „ongeregeldheden zouden de boodschap van de pro-Palestijnse gemeenschap alleen maar schaden. En als er echt een probleem was geweest tussen joden en moslims, dan was het hier in Parijs, waar immigranten van allerlei achtergronden samenleven, al veel eerder uit de hand gelopen.”
Frankrijk-Israël gaat daarmee de boeken in als een wedstrijd die vooral politiek spannend was – voetbaltechnisch is het zelden echt hoogstaand. Frankrijk is beter, maar komt niet tot scoren: een 0-0 gelijkspel, wat door de Israëlische fans en spelers wordt gevierd als een overwinning. „Merci à la police”, zingen ze massaal, als ze voor het oog van tientallen agenten met wapenstokken en schilden het stadion uit komen.
Buiten worden beide groepen meteen gescheiden, om te voorkomen dat ze alsnog in botsing komen. De Israëlische fans worden naar bussen geleid aan de noordkant van het stadion, de rest moet naar het station in het zuiden. Daar is voor het eerst een Palestijnse vlag te zien, om de schouders van een jonge vrouw. Ze wordt omringd door acht agenten.
Ik ben een paar dagen bij mijn broer in Assen. In de logeerkamer zit ik bij het raam te schrijven. Zo hoor ik hoe schuin beneden mij de buurman bij zijn garage een leverancier ontvangt.
„Hee”, zegt de bezoeker, „Ik ken u, dat is een bekend gezicht!”
„Kan best”, antwoordt de bewoner, „Ik heb het ook al jaren.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Sinds mijn vrouw in een verpleeghuis woont, ben ik in m’n eentje verantwoordelijk voor het wel en wee van onze poes, genaamd Anna. Dat is voor mij, zwak uitgedrukt, niet in alle opzichten een verbetering.
Anna, vijf jaar oud, is geen gemakkelijke kat. Ze houdt graag enige afstand, wil nooit op schoot zitten en laat zich daarom moeilijk verzorgen. Nagels knippen? Kammen? Pillen toedienen? Ondenkbaar. Ze verzet zich met elke vezel in haar gespannen poezenlijf.
Om haar voor een controle naar de dierenarts te krijgen, hadden we een speciaal actieplan ontworpen. Mijn vrouw vulde het etensbakje en ik verborg me, roerloos als een etalagepop, in een hoek van de keuken met de kattenmand in de aanslag. Zodra ze verzadigd was, pakte ik haar van achteren op en duwde haar met kracht in de mand die mijn vrouw geopend hield. Het leek meer op een ontvoering dan op een legitieme gang naar de dierenarts.
Als alleenstaande moest ik dat hele actieplan herzien, toen Anna plotseling ziek werd op een manier die alleen een kat volmaakt beheerst: dof zwijgend en zo onzichtbaar mogelijk verstervend onder een stoel. Ik besloot gemakshalve niet langer naar mijn vaste dierenarts te gaan, maar er een te laten komen. Het was een vrouw van middelbare leeftijd die de trap naar mijn voordeur zuchtend beklom met een loodzware koffer, alsof er een abortus of iets dergelijks zou plaatsvinden.
In het halfuur daarvoor had ik gepoogd Anna in haar mand te persen, zodat de dierenarts meteen aan het werk zou kunnen gaan. Even leek het te lukken, ik kon haar bij haar nekvel pakken en in de mand duwen, maar toen bleek dat ik een akelige beginnersfout had gemaakt: het deurtje aan de achterkant had ik open laten staan. Ik prees me gelukkig dat niemand hiervan getuige kon zijn – tot dusver een van de weinige voordelen van het alleen zijn.
Tegelijkertijd vloekte ik hevig, want dit betekende dat ik Anna nu moest achtervolgen met de dierenarts in de rol van mijn vrouw. „Ik pak haar en u neemt haar meteen van mij over”, zei ik terwijl ik me in het gangpad stortte. Anna had niet op me gewacht, maar zich sluw achter allerlei paperassen op mijn werkkamer verborgen. De achtervolging verplaatste zich naar de keuken, terug naar de gang en vervolgens naar de woonkamer om te eindigen in de slaapkamer.
Daar kroop Anna triomfantelijk onder het bed waar ze zich halverwege neervlijde, onbereikbaar voor onze armen. Ik ging op mijn zij aan de ene kant van het bed liggen, de dierenarts deed hetzelfde aan de andere kant. Daar lagen we dan. Twee mensen die elkaar nooit eerder hadden gezien en nu overleg moesten plegen aan weerszijden van wat ooit een echtelijk bed was geweest. „Heeft u een lange stok?”, vroeg de dierenarts. „Dan duw ik haar uw kant op.”
God kwam me in de bezemkast te hulp: daar stond, geheel vergeten, zo’n stok. De dierenarts bleek goed te kunnen duwen, ik kon Anna met mijn laatste krachten vastpakken. Hijgend brachten we haar naar de huiskamer. „Is dit nou extreem gedrag voor een kat?”, vroeg ik nog. „Ik heb het heel wat erger meegemaakt”, antwoordde ze. ,,Katten die als een tijger op me afsprongen met de nagels uitgestoken.”
Anna kreeg een ontstekingsremmende injectie en was twee dagen later alweer beter. Ik was toen nog herstellende.