‘Honger is een verbijsterende ramp, maar er is nauwelijks aandacht voor’

‘Verbijsterend” en „huiveringwekkend” noemt Hans Hoogeveen het. Dat bijna dertig jaar na de eerste mondiale afspraken over de bestrijding van honger nog bijna 800 miljoen mensen honger lijden door oorlogen, andere conflicten en klimaatverandering – en dat dit aantal zonder ingrijpen over twee jaar is gestegen tot een miljard mensen. „Dat is de ongemakkelijke waarheid.”

Voor deze ramp hebben de media „niet of nauwelijks” belangstelling, want „zij concentreren zich alleen maar op klimaatverandering”, stelde Hoogeveen onlangs, op tournee langs Vlaamse en Nederlandse boeren. Hij is voorzitter van de FAO Raad, het belangrijkste advies- en beleidsorgaan van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties. Deze FAO zetelt in Rome en is na de oorlog opgericht om honger in de wereld te bestrijden.

Hoogeveen (1959) geeft toe dat hij zich krachtig uitdrukt om te prikkelen. „Je ziet dat gebrek aan aandacht niet alleen bij kranten, maar ook bij politici. Ik was laatst bij een klimaatweek van de Verenigde Naties in New York, en daar werd helemaal niets gezegd over een nog veel grotere crisis, de voedselcrisis. Daarbij gaat het niet alleen om 800 miljoen mensen met honger, maar ook om wereldwijd drie miljard mensen die geen toegang hebben tot gezond, betaalbaar en voedzaam eten.”

Het zijn alarmerende cijfers.

„Het zijn duizelingwekkende cijfers, en misschien doen ze veel mensen niets meer. Maar als we niet handelen, zal het aantal conflicten in de wereld nog verder toenemen. We spreken over de vreselijke oorlogen in Oekraïne en in Libanon en Gaza. Wat je vrijwel nergens hoort, is dat er in Soedan en Zuid-Soedan op dit moment meer mensen sterven dan in andere oorlogen bij elkaar. Ongeveer twee miljoen mensen zijn er al gestorven ten gevolge van de oorlog, hongersnood en ziektes, veroorzaakt door een conflict dat niet alleen ideologisch is, maar ook gevolg is van voedseltekorten, gevechten om land.”

Kan Europa daar iets aan doen?

„Ja. Waar ik nog steeds heel boos om word, is dat we in Europa de oplossing voorhanden hebben, maar kennelijk nog onvoldoende consequenties ervaren van de voedselcrisis om er meer aan te willen doen. Europa heeft een vrij robuust voedselsysteem. Als je in Afrika woont, is het een heel ander verhaal.”

Merkt Europa de consequenties niet al? Afrikanen komen naar Europa.

„Natuurlijk. Ik volg het nieuws in Nederland goed en weet dat migratie een belangrijk thema is. Vluchtelingen worden in dat debat vaak weggezet als economische gelukzoekers. Maar ik ben in vluchtelingenkampen in onder meer Ethiopië geweest, en daar schrik je vreselijk van de ellende. Wat jongeren daar tegen mij zeggen, is dit: denkt u nu echt dat wij niet weten dat van de tien mensen die migreren er misschien maar twee in Europa aankomen? Dat de rest onderweg sterft? En dat van de overgebleven twee er maar één asiel krijgt of een baan waarmee hij geld naar hier kan sturen? Wij willen natuurlijk niet weg van onze familie. Maar we hebben geen andere keus, want we hebben hier geen voedsel, geen uitzicht op banen.”

Rijstboeren in Rwanda.
Foto Godong / BSIP

En Europa wil hen tegenhouden.

„Europa besteedt miljarden aan het tegenhouden van migranten. Wat ik niet zie en hoor, is hoe Europa en andere delen van de wereld op duurzame wijze zouden kunnen investeren in economische ontwikkeling van die landen. Dus niet investeren in muren en hekken, maar in landbouw. Daar hebben we de mogelijkheden voor.”

Er zijn toch al mondiale afspraken over duurzaamheidsdoelen?

„Nou, als er iets binnen de VN moet veranderen, is het dat die zich gaan richten op de implementatie van gemaakte afspraken, ook om voedselcrisis daadwerkelijk aan te pakken. Want dat is natuurlijk het grote manco van de VN: dat landen te vaak bezig zijn met commitments en het recyclen van die commitments, en plechtig beloven dat ze in 2030 de duurzaamheidsdoelen gaan halen, maar zonder die doelen te implementeren. Als ik aan die landen vraag hoe ze de doelen gaan halen, blijft het te vaak stil. Er is een implementation gap.”

Waar ontbreekt het aan?

„Je moet die doelen per land realiseren, en daarbij heb je bedrijven nodig. Vaak wordt gezegd dat bedrijven alleen voor het geld gaan, maar veel bedrijven hebben sociale strategieën. En ze zien ook nieuwe markten opkomen, zoals de landbouw in Afrika. Bedrijven willen best investeren met kennis en kunde. Maar dan willen ze wel zeker weten dat er niet veel corruptie heerst of dat ze niet, zoals in het verleden, na enkele jaren worden genationaliseerd. Verschillende bedrijven hebben daarmee te maken gehad, in bijvoorbeeld Ethiopië, Zuid-Afrika en China. In besprekingen over investeringen brengt het bedrijfsleven altijd dit thema op, of dat er veel corruptie heerst. Die problemen moeten getackeld worden.”


Lees ook

‘Wij lijden honger doordat het weer veranderd is’

‘Wij lijden honger doordat het weer veranderd is’

Gebeurt er nooit iets goeds?

„Er zijn mooie voorbeelden. Na de oorlog in Rwanda moest er een economie worden opgebouwd. Er kwam, via het Wereldvoedselprogramma, noodhulp in de vorm van voedselpakketten. Die producten worden veelal geleverd door zwaar gesubsidieerde boeren in de EU en VS, die er een goede prijs voor kunnen vragen. Rwandese boeren konden die prijs nooit vragen door gebrek aan kennis en kunde. DSM heeft vervolgens een fabriek in Rwanda gebouwd om te zorgen dat producten uit die regio in de voedselpakketten terechtkomen.

„Ik ben zelf bij de onderhandelingen betrokken geweest. Het Wereldvoedselprogramma betaalt iets meer, zodat die producten nu daadwerkelijk in die regio ingekocht worden. In het begin hebben vijfduizend boeren een contract getekend waarin afname van hun oogst voor de fabriek is vastgelegd. Inmiddels is er een florerende economie met ongeveer 25.000 boeren. En de prijs voor de producten wordt niet door DSM, maar door de minister van Landbouw daar bepaald.”

Wat is het belang van bedrijven als DSM?

„Voor zulke bedrijven geldt in dit soort gevallen niet zozeer de winst. Wat ze belangrijk vinden, is daar een voet aan de grond te krijgen. Afrika is het continent met de jongste, snelst groeiende bevolking ter wereld, met de meeste potentie op landbouwgebied. Multinationals zien dat. Er ontstaan op middellange termijn grote markten. Daar willen ze bij zijn.”

China zit daar ook.

„Ja. De wereldorde is aan het veranderen. Overal waar je komt in Afrika, zie je dat China investeert in infrastructuur en landbouw. Daarmee koopt het ook veel invloed in die landen.”

Wat zou de wereld moeten doen, behalve beloftes afgeven?

„We kunnen voldoende produceren om alle mensen op de wereld te voeden. Daarin moeten de VN meer sturen, en moeten we landen hebben die het voortouw nemen in het realiseren van concrete oplossingen in met name Afrika. Nederland, geroemd om zijn kennis en kunde op landbouwgebied, kan hier een voortrekkersrol nemen, een gidsland worden. Wat we kunnen doen, is successen zichtbaar maken.

„Ik ben ook voorzitter van de Alliantie tegen Voedselverliezen. Wij zijn in Nigeria een programma begonnen dat we over negen Afrikaanse landen uitrollen en dat voedselverliezen moet tegengaan. Want in veel Afrikaanse landen gaat 70 procent van de productie tijdens of direct na de oogst verloren, veelal doordat koeling, transportmogelijkheden en opslagcapaciteit ontbreken. Samen met de Wereldbank en het bedrijfsleven kijken we waar investeringen mogelijk en noodzakelijk zijn. Daar willen bedrijven graag aan meewerken. Zo investesteert FrieslandCampina nu 50 miljoen dollar in de melkproductie om verliezen tegen te gaan en de kwaliteit te verbeteren.”

Hangen successen niet ook samen met de bereidheid tot solidariteit van rijke met arme landen?

„We moeten ervoor zorgen dat landen die eindelijk gaan produceren, ook een markt voor hun producten krijgen. En: dat rijke landen de wereldhandel niet verstoren – bijvoorbeeld door, wat de Europese Unie af en toe doet, nét iets hogere normen voor voedselveiligheid vast te stellen dan die van de Wereldgezondheidsorganisatie. Daardoor wordt het ontwikkelingslanden überhaupt onmogelijk gemaakt om producten naar Europa te sturen. Ik geef het voorbeeld van de kankerverwekkende stof chlooramfenicol in garnalen. De norm is dat je tien jaar lang dagelijks tien kilo garnalen moet eten om er ziek van te worden. Maar Europa gaat nog lager zitten met die norm. Dat betekent een extra drempel voor de export van garnalen uit bijvoorbeeld Indonesië.”

Misschien wil Europa de eigen boeren en vissers beschermen. Die hebben het al zo moeilijk, toch?

„Het Europese beleid is sowieso erg naar binnen gericht – zonder bijvoorbeeld te kijken naar de effecten die subsidies aan Europese boeren hebben op boeren in ontwikkelingslanden, en ook zonder het besef dat we niet alleen in Europa, maar overal duurzamer moeten produceren. In die zin is het beleid achterhaald.

„Europa zou moeten regionaliseren, dat wil zeggen zich richten op duurzame productieve regio’s en harde afspraken maken over duurzaamheid, én tegelijk kijken wat er gegeven de omstandigheden in de Europese landen mogelijk is. Europa en Nederland zouden meer innovatie moeten toestaan. Boeren zullen minder nitraat moeten produceren, dat is zonneklaar. Ik ben geen voorstander van sleutelen aan koeien tot ze misschien überhaupt niet meer poepen. Maar je moet boeren wel de ruimte geven om te innoveren en garanderen dat ze de komende jaren kunnen blijven produceren.”

Moet Nederland niet toch gewoon minder voedsel produceren?

„Zeker. Ik ben geen voorstander van handhaven van het huidige productieniveau. Dat kan niet. Maar ik hoor te vaak dat mensen vinden dat boeren maar moeten stoppen. Nederland is wereldleider in duurzame en innovatieve landbouw en voedselsystemen. Het kan en moet daarin een gidsland zijn en deze rol oppakken.”