De Hongaarse regering wil Nederland volgen met het vragen van een opt-out voor regels voor asiel en migratie van de Europese Unie. „Drastische maatregelen zijn nodig om illegale migratie tegen te gaan”, schreef de Hongaarse minister voor Europese Zaken János Bóka op X. Hongarije zal de „nodige juridische en administratieve stappen” ondernemen, maar blijft een „toegewijd lid van het Schengengebied”, stelt Bóka woensdagavond in zijn bericht.
Wel voegt hij toe dat de maatregelen alleen doorgevoerd kunnen worden als het Europese Verdrag wordt gewijzigd. Dat verdrag bleek woensdag ook een obstakel voor de gewenste plannen van migratieminister Marjolein Faber (PVV). Faber wil een uitzonderingspositie voor migratie binnen Europa. „Wij moeten gaan over ons eigen asielbeleid!”, schreef zij woensdag op X. Maar haar brief aan de Europese Commissie bleek iets genuanceerder. Daarin staat dat Nederland zo’n opt-out pas wil doorvoeren bij een wijziging van het EU-verdrag.
Lees ook
Wie Fabers brief leest, ziet: Nederland zal Europees asielbeleid niet aanvechten
Minste asielaanvragen
Het laatste Europese verdrag over migratie stamt uit 2007. Onderhandelingen over een nieuw verdrag staan voorlopig niet op de planning. Tot die tijd „blijven de EU-regels voor asiel en migratie bindend voor Nederland”, benadrukte de Europese Commissie in een eerste reactie op de brief van minister Faber.
Hongarije ontving in 2023 de minste asielaanvragen van alle EU-lidstaten. Zowel in absolute aantallen als per duizend inwoners stond het land onderaan de ranglijst. Toch is de Hongaarse premier Viktor Orbán binnen de EU een van de felste stemmen in het anti-migratiedebat. In absolute aantallen staat Nederland op de zevende plaats. Duitsland ontving de meeste asielaanvragen van alle 27 lidstaten, zo staat in de Staat van Migratie, het jaarlijkse rapport over migratie van het kabinet.
De Europese Commissie heeft vooralsnog niet gereageerd op de plannen van Hongarije. Mocht het tot een overleg komen, dan moeten 27 lidstaten en het Europese Parlement over een uitzonderingspositie van een andere lidstaat stemmen. Dat Nederland en Hongarije een uitzonderingspositie zullen krijgen bij nieuwe onderhandelingen, is dan ook nog lang niet zeker.
Het uitroepen van een asielcrisis, zoals het kabinet van plan is, is „niet aanvaardbaar vanuit democratisch en rechtsstatelijk oogpunt”, zolang die niet overtuigend onderbouwd kan worden. Dit standpunt is geen aanval van de kritische links-progressieve oppositie, maar van Rijksambtenaren. Zij hebben de afgelopen maand herhaaldelijk en in stevige bewoordingen tegen het uitroepen van een asielcrisis geadviseerd, zo bleek donderdag tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen uit stukken die het kabinet vrijgaf aan de Tweede Kamer.
Toch kondigde minister van Asiel en Migratie Marjolein Faber (PVV) vorige week vrijdag aan dat het kabinet een asielcrisis wil uitroepen. Daardoor kan zij zonder goedkeuring van de Kamer asielmaatregelen nemen die juridisch niet mogelijk zijn, tenzij er sprake is van een noodsituatie. Pas achteraf kan de Kamer stemmen over het controversiële plan, en in de tussentijd mag Faber zonder inspraak van de volksvertegenwoordiging vergaande maatregelen nemen . De oppositie was kwaad omdat zij buitenspel worden gezet, en ook experts hebben in onder meer NRC sceptisch gereageerd op het plan van Faber. Maar de minister verkondigde standvastig dat haar plan „juridisch getoetst” is. Zij verzweeg dat ambtenaren aan de noodrem hadden proberen te trekken.
Noodsituatie
Om crisiswetgeving te legitimeren moet sprake zijn van een noodsituatie zoals „een oorlog of een vergelijkbare acute noodsituatie”. In de ambtelijke adviezen valt te lezen dat de onderbouwing voor „het bestaan van een dergelijke noodsituatie” die „toepassing van het staatsnoodrecht legitimeert” momenteel ontbreekt.
De problemen in de asielketen spelen al jaren. En, zo valt te lezen in de stukken, „ontwikkelingen die al jaren aan de gang zijn, […] zijn over het algemeen geen argumenten voor de inzet van noodbevoegdheden.”
In 2022 had toenmalig staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel, VVD) op verzoek van de Kamer ook al onderzocht of er grond was om een crisis uit te roepen. Die was er niet, terwijl de druk op de asielopvang toen groter was dan nu.
Het bovenstaande is procedurele kritiek, maar ambtenaren zijn verder gegaan dan dat. Drie dagen na bovenstaande analyse, die donderdag werd vrijgegeven, op 23 augustus, schreven ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan hun minister Judith Uitermark (NSC) dat zij „verantwoordelijkheid [is] voor het hoeden van de Grondwet en het rechtsstatelijk handelen van het bestuur”. Volgens de ambtenaren is het „uitroepen van een asielcrisis onder de huidige omstandigheden” in strijd met die verantwoordelijkheid.
Op 5 september, een week voordat Faber het uitroepen van de asielcrisis aankondigde, waarschuwden ambtenaren nog eens voor de langdurige gevolgen daarvan zonder solide onderbouwing. Dat zou namelijk bijdragen aan „de politisering van het staatsnoodrecht, wat vanuit een rechtsstatelijk oogpunt onwenselijk is”. Daarom is noodwetgeving zonder „dragende motivering” volgens hen „juridisch en politiek niet te verdedigen”.
Raad van State
De ambtenaren hebben de „stellige overtuiging” dat de asielcrisis „met succes zal worden aangevochten bij de rechter”. Ook denken zij dat de Raad van State, die een advies over de asielcrisis moet formuleren, zal oordelen dat er „geen sprake is van een situatie die de inzet van staatsnoodrecht rechtvaardigt”.
Voor NSC is die voorspelling relevant, aangezien tijdelijk NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven maandag nog bekend maakte dat haar partij de plannen van Faber niet zal steunen als de Raad van State negatief adviseert. PVV-leider Geert Wilders schreef op X aan Van Vroonhoven: „Ik zou er nog maar eens goed over nadenken” [om tegen de asielcrisis te stemmen, red.]. Het kabinet heeft NSC waarschijnlijk nodig om in de Kamer een meerderheid te hebben voor het uitroepen van een asielcrisis.
De ambtenaren missen een tijdspad, zo blijkt uit de donderdag vrijgegeven stukken: het kabinet en de coalitie krijgen niet goed uitgelegd aan de Kamer en de media wanneer de noodsituatie ten einde zou moeten zijn. Premier Schoof zei vorige week vrijdag dat dat is wanneer „de instroom is gedaald en Nederlanders voelen dat ze het weer kunnen dragen”. Hij erkende dat zo’n gevoel „moeilijk te meten” is.
Tijdelijkheid en duur
Volgens de ambtenaren is „het uitgangspunt bij de inzet van noodbevoegdheden” dat die „zo kort mogelijk moeten duren”, maar in de tekst van het regeerprogramma wordt „niks gezegd over de tijdelijkheid en duur”. Van Vroonhoven wist ook geen goede maatstaf tijdens de eerste dag van de Algemene Politieke Beschouwingen (APB).
Het plan zou „uit het regeerprogramma moeten worden gehaald”, schreven ambtenaren al op 2 september, elf dagen voor de presentatie van het programma. Twee dagen daarna heeft premier Schoof uitdrukkelijk gevraagd tijdens de ministerraad om het uitroepen van een asielcrisis in het regeerprogramma op te nemen, zo blijkt uit de stukken.
Volgens de ambtenaren was er een alternatief, meldden zij toen. Het kabinet kon kiezen voor een spoedwet „met parlementaire betrokkenheid”. Ook oppositiepartijen hebben op de eerste dag van de APB dat plan voorgelegd aan de coalitie. Maar voor zo’n plan is in de Eerste Kamer niet automatisch een meerderheid: de coalitie heeft daar maar 30 van de benodigde 38 zetels. Door een asielcrisis uit te roepen is minister Faber ervan verzekerd dat zij een tijdje haar vergaande asielmaatregelen kan treffen.
Uit de stukken blijkt ook dat ambtenaren van het ministerie van Justitie en Veiligheid aan staatssecretaris voor Rechtsbescherming Teun Struycken (voorgedragen door NSC) hebben gemeld dat „veel van de maatregelen de rechtsbescherming van vreemdelingen” verslechteren en gevolgen hebben voor „de capaciteit van de rechtspraak”.
Lees ook
Kabinet maakt nog geen haast met opt-out asiel, blijkt uit antwoorden Schoof
Zo’n tweehonderdduizend Koreaanse kinderen zijn in de voorbije decennia ter adoptie aangeboden aan westerse wensouders, en in veel gevallen ging dat gepaard met misstanden als identiteitsfraude of ontvoering, waar zowel de Zuid-Koreaanse overheid als ontvangende landen van op de hoogte waren. Dat er in de Koreaanse adoptieindustrie veel mis was, was al langer bekend, maar een nieuw onderzoek van persbureau Associated Press en het Amerikaanse televisieprogramma Frontline heeft nieuwe details aan het licht gebracht over de omvang en de aard van de misstanden.
Het Koreaanse adoptieprogramma ontstond kort na de Koreaoorlog (1950-1953), in eerste instantie als oplossing voor verweesd geraakte kinderen van Koreanen en deelnemers aan de internationale troepenmacht. Maar het werd al snel uitgebreid tot kinderen uit arme gezinnen of van ongehuwde moeders. Het werd gezien als een welkome oplossing in het toen nog straatarme land. Maar in de decennia daarna ontwikkelde adoptie zich tot een lucratieve industrie waarin vele miljoenen omgingen.
Al snel waren er niet genoeg weeskinderen om aan de westerse vraag naar adoptiekinderen te voldoen. Vooral in de jaren tachtig werden duizenden kinderen door adoptiebureaus bij ziekenhuizen „gekocht”. Alleen al in 1988 zou het volgens AP om 4.600 kinderen zijn gegaan. Ouders werd verteld dat hun baby was overleden.
Ook werden kinderen van straat geplukt of geworven bij arme gezinnen. „Handelaren – zo zou ik ze noemen – gingen op pad om meer en meer kinderen te ronselen”, zegt Francis Carlin, die destijds als hulpverlener in Zuid-Korea werkte, tegen AP. „Ze bezorgden ouders een schuldgevoel door te zeggen dat ze zelfzuchtig waren als ze een kind hielden waar ze niet voor konden zorgen.”
Verlaten wezen
De journalisten spraken voor hun onderzoek onder meer met ruim tachtig geadopteerden in de Verenigde Staten, Australië en zes Europese landen. Daarnaast bestudeerden ze duizenden pagina’s aan documenten, waarvan een deel tot dusverre geheim was. Die toonden aan dat bij adopties op grote schaal werd gesjoemeld. Vaak werden kinderen als verlaten wezen geregistreerd, terwijl er wel degelijk nog familie bekend was.
Vaak werden kinderen als verlaten wezen geregistreerd, terwijl er wel degelijk nog familie bekend was
Soms overleed een kind terwijl de adoptieprocedure nog liep, en kreeg een ander kind met dezelfde leeftijd en geslacht diens identiteit, om de overdracht niet te vertragen. In westerse landen opgegroeide adoptiekinderen die – vaak als jongvolwassenen – naar Zuid-Korea reisden, werden als gevolg van zulke praktijken na een lange zoektocht vaak met de verkeerde ‘biologische ouders’ herenigd.
Zowel de Zuid-Koreaanse als veel westerse overheden waren van de misstanden op de hoogte. Tegenover AP wil een regeringswoordvoerder in Seoul niet reageren op vragen zolang er nog onderzoeken lopen naar de praktijken. Maar het ministerie van Volksgezondheid erkent in een verklaring dat de sterke stijging van adopties in de jaren zeventig en tachtig „mogelijk werd ingegeven door de wens om zorguitgaven terug te dringen in reactie op dalende buitenlandse hulp”.
De adoptieindustrie is een van de onderwerpen waarover een Waarheidscommissie zich buigt, die in 2006 werd ingesteld om mensenrechtenschendingen in Zuid-Korea te onderzoeken die werden gepleegd in de decennia onder autoritair bewind. Eerder deze maand publiceerde de commissie al een rapport over de manier waarop ouders werden gedwongen of gemanipuleerd om kinderen af te staan. De auteurs pleitten voor formele excuses en financiële compensatie.
In veel landen staat internationale adoptie ter discussie als gevolg van recente onthullingen als die van AP. Nederland verbood eerder dit jaar alle adopties uit het buitenland, en de regering in Seoul kondigde eerder dit jaar een nieuw stelsel aan, waarin adopties naar het buitenland tot een minimum beperkt moeten worden.
China
Ook China maakte eerder dit jaar een einde aan adopties naar het buitenland, bevestigde een regeringswoordvoerder in Beijing op vragen van Cindy Huijgen, de China-correspondent van dagblad Trouw. Zij werd zelf als baby vanuit China geadopteerd door een Nederlands stel, en schreef een boek over haar ervaringen.
China liet vanaf begin jaren negentig zo’n 160.000 kinderen adopteren door buitenlandse wensouders, en ook daarbij kwamen veel misstanden voor. Het land kende in die tijd nog een eenkindpolitiek om de bevolkingsgroei te beteugelen. Veel kinderen, vooral meisjes, belandden daardoor in weeshuizen. Inmiddels kampt China met vergrijzing en bevolkingskrimp: de eenkindpolitiek werd in 2015 afgeschaft.
De politie heeft donderdag in Breda een man en een vrouw aangehouden op verdenking van handel in zeer gevaarlijke verdovende middelen. Dat schrijft de politie in een persbericht. Bij huiszoekingen vonden rechercheurs meerdere grote zakken MDMA en andere verdovende middelen, zoals ketamine en amfetamine.
De politie kwam het tweetal op het spoor nadat in maart bij een postsorteerder in Delft een pakket werd onderschept. In dat pakket, met als bestemming de VS, zaten ongeveer duizend pillen van de zeer sterke pijnstiller protonitazeen. „Dit product is honderd keer sterker dan heroïne en twee keer sterker dan het gevaarlijke fentanyl”, aldus de politie.
Het was de eerste keer dat het middel in Nederland werd aangetroffen, aldus de NOS. In het buitenland spelen de problemen met nitazenen al langer: vorige maand liet de Britse overheid weten dat tot nu toe zeker 284 mensen zijn overleden aan het middel. De man en vrouw zullen vrijdag worden voorgeleid bij de rechter-commissaris in Den Bosch.