De fiscus heeft donderdag een forse tegenslag te verwerken gekregen in de manier waarop belasting wordt geheven op vermogen. De wijze waarop de Belastingdienst nu vermogens belast, is nog steeds discriminerend en in strijd met het eigendomsrecht zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Belastingplichtigen die meer belasting hebben betaald dan op basis van het werkelijke rendement op hun vermogen redelijk was geweest, hebben recht op herstel.
Dat heeft de Hoge Raad donderdag bepaald in een vijftal zaken dat was aangespannen tegen de zogenoemde Herstelwet voor belastingheffing in Box 3. Concreet betekent dit dat de fiscus alle belastingplichtigen die minder rendement hebben gemaakt op hun beleggingen dan waar de fiscus vanuit ging, moet compenseren. Dat gaat de staat naar verwachting zo’n 4 miljard euro kosten.
Ook de zogenoemde Overbruggingswet, die vooruitlopend op een nieuw stelsel van inning in Box 3 is ingevoerd, is nog in strijd met het EVRM. Dat betekent dat de manier waarop nu belasting over vermogen wordt geheven ook niet klopt, wat wederom een tegenvaller van enkele miljarden voor de schatkist oplevert.
Goed nieuws voor beleggers
Voor vermogenden die hun geld beleggen, is de uitspraak goed nieuws. Zij zagen zich de afgelopen jaren geconfronteerd met een belastingaanslag die gebaseerd was op een hoger verondersteld rendement op hun vermogen dan ze daadwerkelijk hadden gehaald. Zij betaalden dus teveel belasting. Met de uitspraak van de Hoge Raad in de hand kunnen zij zich nu melden bij de fiscus om hun werkelijk behaalde rendement door te geven. Het verschil tussen het teveel betaalde en de uiteindelijke belastingaanslag krijgen zij terug.
Het ministerie van Financiën had al rekening gehouden met deze uitspraak, en heeft de afgelopen maanden hard gewerkt aan een formulier waarmee beleggers dat werkelijke rendement snel kunnen doorgeven aan de fiscus. Wanneer die formulieren online komen is nog niet duidelijk, ze moeten nog in overeenstemming gebracht worden met de uitspraak van de Hoge Raad. Het is aan beleggende vermogenden zelf om te bewijzen dat zij recht hebben op herstel.
De uitspraak geldt voor vermogenden die hun geld beleggen, en niet voor mensen met spaartegoeden. Die beleggers ondervinden volgens de Hoge Raad namelijk nadeel van het ‘forfaitaire rendement’ op hun beleggingen, omdat dat geen rekening houdt met de mate waarin zij risicovol beleggen. Een belegger die grote risico’s neemt kan zowel een veel hoger rendement halen dan het forfaitaire (gemiddelde) rendement, als een veel lager rendement. De onfortuinlijke beleggers worden hiermee dus in het gelijk gesteld en hebben recht op herstel.
Rechtsherstel
De uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op de belastinginning zoals die sinds 2017 geldt. Toen werd de manier waarop vermogens werden belast veranderd en ging de fiscus uit van een zogenoemde dubbele fictie: niet alleen het rendement was forfaitair (fictief), ook de samenstelling van het vermogen was een veronderstelling, gebaseerd op de hoogte van het vermogen. Die manier van heffen werd al in december 2021 onderuit gehaald door de Hoge Raad, omdat het in strijd was met het discriminatieverbod en het recht op eigendom zoals vastgelegd in het EVRM. In dat zogenoemde Kerstarrest bepaalde de Hoge Raad dat de fiscus gedupeerden rechtsherstel moest bieden. Deze donderdag haalde de Hoge Raad dus ook een streep door de oplossing die de fiscus daarvoor had bedacht.
De Hoge Raad laat ook geen ruimte voor een bandbreedte voor het verschil tussen het werkelijke en het forfaitaire vermogen. Demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (Financiën, CDA) had daarop gehoopt, omdat daarmee een groot deel van de herstelbetalingen zou komen te vervallen. De Hoge Raad houdt vast aan het principe dat er alleen belasting betaald hoeft te worden over rendementen die daadwerkelijk zijn behaald.
De Herstelwet en de Overbruggingswet blijven wel van kracht voor mensen die alleen spaartegoeden hebben. Daar wordt inmiddels belasting geheven over een gemiddelde spaarrente, die de werkelijke spaarrente zo goed benadert dat van een nadeel geen sprake is, oordeelde de Hoge Raad.