Hoe ‘zionisme’ van een ideaal een scheldwoord werd

Zion – in de film The Matrix (1999) is het de laatste, onderaardse schuilplaats van de mensheid in een door machines beheerste wereld. Voor Theodor Herzl (1860-1904), grondlegger van het zionisme, hield de naam van de berg Zion (ook wel gebruikt voor Jeruzalem of Israël) de belofte in van een eigen staat voor het vervolgde Joodse volk in de diaspora.

Het zionisme van Herzl, woonachtig in het Habsburgse rijk en een bewonderaar van de Europese cultuur, was niet religieus, maar seculier en koloniaal-nationalistisch. Een Joodse staat zou, meende hij, een buffer zijn van Europese beschaving in het oosten.

Zionisme kwam als nationalistische beweging eind negentiende eeuw op onder invloed van een golf moorddadige pogroms in tsaristisch Rusland. In Frankrijk brak het Dreyfus-schandaal uit (1894), een antisemitische campagne tegen een Joodse officier. Herzl raakte ervan overtuigd dat Joden op het Europese continent geen toekomst hadden.

Theodor Herzl raakte ervan overtuigd dat Joden op het Europese continent geen toekomst hadden

Nieuwe pogroms in Midden- en Oost-Europa na de Eerste Wereldoorlog leken hem gelijk te geven. Ook andere minderheden ijverden voor een eigen staat in de grote herschikking van nationaliteiten die volgde op de oorlog en het instorten van drie grote rijken: het Russische, Habsburgse en Ottomaanse.

Onder Joden had het zionisme aanvankelijk weinig steun. Ultra-orthodoxe Joden verwierpen het seculiere zionisme (en doen dat nog altijd) als godslasterlijk: alleen God kan Israël doen herrijzen. Vele anderen zagen het als een bedreiging voor hun integratie in Europese samenlevingen en vreesden dat het munitie zou worden voor antisemieten die van hen af wilden. Christelijke zionisten zagen op hun beurt om religieuze – en soms antisemitische – redenen juist wel heil in het vertrek van Joden naar het Heilige Land.

Koloniaal

Koloniaal was het zionisme expliciet, zij het niet als verlengstuk van een Europees moederland. De eerste generaties zionisten maakten geen geheim van hun wens om zoveel mogelijk grondgebied van de inheemse Arabische bevolking te verwerven, door koop of, later, verovering.

Palestina was destijds geen land maar een administratief district van het Ottomaanse Rijk; de naam Palestina, een verwijzing naar Bijbelse vijanden van de Joden, was een vondst van de Romeinse keizer Hadrianus (76-138) om de Joodse geschiedenis uit wissen. Nadat de Ottomanen in de Eerste Wereldoorlog door de Britten met Arabische hulp waren verslagen, werd Palestina Brits mandaatgebied, als opmaat naar onafhankelijkheid.


Lees ook

Popartiesten als Bob Vylan en Douwe Bob voelen zich genoodzaakt zich uit te spreken om Gaza-oorlog

Bobby Vylan crowdsurft tijdens zijn optreden op het festival Glastonbury festival afgelopen zaterdag.

Het zionisme telde al snel verschillende stromingen. Uit het politieke zionisme van Herzl kwam het linkse ‘arbeiderszionisme’ voort, dat een beroep deed op de Joodse arbeidersklasse om naar kibbutzim (nederzettingen) te komen. Het meest militante en agressieve zionisme, het ‘revisionistische’ van Ze’ev Jabotinski (1880-1940) uit Odesa, wilde een „ijzeren muur” om het zionisme bouwen. Onder Joodse intellectuelen als Martin Buber en Hannah Arendt raakte het zionisme omstreden.

Steun van westerse mogendheden voor het zionisme sprak allerminst vanzelf. In de Balfour Verklaring (1917), een cruciale zionistische overwinning, sprak de Britse regering steun uit voor „een Joods thuis in Palestina”. Tegelijk spiegelden de Britten hun Arabische bondgenoten een ‘groot-Syrië’ voor én verdeelden ze de regio met de Fransen. In de jaren dertig kwamen de Palestijnen in opstand, keerden de Britten zich van het zionisme af en beperkten ze Joodse immigratie.

Na een mislukte poging het land te verdelen, droeg Engeland Palestina over aan de Verenigde Naties, die met een nieuw plan kwamen dat in 1948 leidde tot het uitroepen van de staat Israël en oorlog. Verdrijving en vlucht van 750.000 Palestijnen was het gevolg, de Nakba (catastrofe).

Onvoorwaardelijk was de steun voor Israël toen niet. De Verenigde Staten waren sceptisch. President Harry Truman, die met het zionisme sympathiseerde, gaf de doorslag. Nederland erkende Israël formeel pas in 1950, uit angst dat dit de Indonesische vrijheidsstrijd zou voeden.

Arabische staten en de Sovjet-Unie brandmerkten Israël, ondanks de ambivalente relatie van het zionisme met Europa, al snel als het product van kolonialisme en racisme.

In het Westen won later het idee terrein dat Israël een voorbeeld is van settler colonialism dat zich eerder had gemanifesteerd in de Amerika’s, Afrika en Australië. Zo veranderde ‘zionist’ van een ideaal in een scheldwoord. Zionisme is een politieke ideologie, maar ook een reservoir van hevige emoties, van hoop en verwachting tot angst en afkeer, aldus historicus Derek Penslar in Zionism. An Emotional State (2023).

Messianistisch

Sinds de jaren negentig heeft het zionisme in Israël steeds meer een messianistische en ook openlijk racistische lading gekregen: het streven naar inlijving van het hele bijbelse land en verdrijving van de Palestijnen. Sommige kenners zien het begin daarvan bij de verovering in 1967 van geheel Jeruzalem, de stad van de Joodse tempel. Anderen zien een keerpunt in de moord in 1995 door een Joodse extremist op premier Rabin, die vrede zocht met de Palestijnen. Er wordt ook gewezen op de immigratie van Amerikaanse, Russische en Noord-Afrikaanse Joden, mizrahim, die het zionisme onverzoenlijker zou hebben gemaakt.

Extremistische zionisten zitten intussen in de Israëlische regering. Premier Netanyahu doet er alles aan om antizionisme gelijk te stellen aan Jodenhaat. Dat miskent dat ook Joden antizionisten kunnen zijn, zoals Herzl heel goed wist. Tegelijk bewerkstelligt Netanyahu wat liberale verdedigers van Israël vrezen: dat „zionisten” een synoniem wordt voor „Joden”. Netanyahu zou dat toejuichen – net als de meest fanatieke vijanden van de „zionistische entiteit”, zoals Iran Israël noemt.