Moeder: „Ik heb lang in de buitenlandse-noodhulpsector gewerkt. Dit klinkt als heel belonend werk, maar ik heb ook veel nare dingen meegemaakt. Hierdoor heb ik veel last gehad van PTSS en kan ik erg verbitterd zijn. Ik heb hiervoor behandeling gehad en kan het inmiddels allemaal wat beter plaatsen. Met wat er nu aan de hand is in Gaza, komt er heel veel terug. Ik vind het moeilijk die bitterheid en dat pessimisme over wat mensen elkaar aandoen niet bewust of onbewust aan mijn kinderen door te geven. Ze zijn nog geen 1 en 3 jaar, maar toch sijpelt het soms door in wat ik denk of zeg. Als we tijdens het slaapritueel voor het raam staan, en samen zeggen: ‘Dag lieve mensen’, denk ik: mensen zijn niet zo lief. Als in hun bijzijn mijn vroegere werk ter sprake komt, vind ik het moeilijk niet zwartgallig te zijn. Ook vraag ik me af hoe ik in de toekomst op een constructieve manier met ze over de gebeurtenissen in de wereld kan praten.”
Naam en woonplaats zijn bij de redactie bekend. De rubriek Opgevoed is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Blik verruimen
Ruth Van der Hallen: „Wat mooi dat u opmerkt wat uw worstelingen zijn, en dat u uw kinderen daarmee niet wilt belasten. Ik raad u aan voldoende tijd en ruimte voor zelfzorg te nemen. U zou opnieuw professionele ondersteuning kunnen zoeken. Dat kan ook in de vorm zijn van een lotgenotengroep met mensen die in de noodhulp gewerkt hebben.
„Uw kinderen zijn nog jong, maar u kunt ze geleidelijk aan op een leeftijdsadequate manier een eerlijke kijk op de wereld geven. Dit kan bijvoorbeeld door middel van voorleesboeken die dergelijke thema’s belichten. Geschikte titels zijn onder meer Het kleurenmonster van Anna Llenas, Wat is goed, wat is kwaad van Oscar Brenifier, en Het onwijs grote filosofie doeboek over liefde, vriendschap en haat van Sabine Wassenberg.
„Ook kunt u op termijn met uw kinderen overwegen om een kindsponsoring te starten zoals via Plan International, waardoor u hun blik op de wereld verruimt en samen iets positiefs bijdraagt. Op deze manieren kunt u uw kinderen bewust maken dat het niet overal ter wereld goed loopt, zonder dat de negatieve toon de overhand krijgt.”
Ambivalentie verdragen
Renée Uittenbogaard: „U bent niet zomaar in de buitenlandse noodhulp gaan werken. U had een missie en u bent teleurgesteld geraakt door wat u gezien heeft, en mogelijk uw eigen nietigheid daarin. Dat mensen, organisaties, regeringen en overheden niet goed voor anderen zorgen, dat het vaak gaat om macht, politiek en geld.
„Wat u beschrijft staat onder psychologen bekend als ‘moral injury’: psychische klachten die mensen kunnen ontwikkelen wanneer zij gebeurtenissen hebben meegemaakt waarbij hun morele verwachtingen en overtuigingen zijn beschadigd. En welke nieuwskijker ervaart dat momenteel niet in zekere mate?
„Ik denk dat u baat zult hebben als u daar verder bij begeleid zou worden. Het kan onderdeel zijn van uw eerdere PTSS-klachten. Door verdere behandeling kan er weer een ander perspectief ontstaan. U bent nu zo teleurgesteld dat u de nuance niet meer ziet. Er zijn ook goede mensen met goede intenties. En er gebeuren echt ook goede en mooie dingen, ook al zijn het soms druppels op een gloeiende plaat.
„Waar het om gaat is om weer ambivalentie te kunnen verdragen. Dat er tegelijkertijd verschrikkelijke dingen gebeuren én mooie. Als u dat weer kunt zien, kunt u voor het raam staan met uw kinderen en de lieve mensen groeten zonder u hypocriet te voelen, omdat u weer weet dat ook die echt bestaan.”
Ruth Van der Hallen is psycholoog en universitair hoofddocent klinische psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Renée Uittenbogaard is psychotherapeut en directeur van zorgketen Basic Trust.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
In 1980 wordt een Joodse synagoge in Parijs gebombardeerd, met vele gewonden en vier doden tot gevolg. Even is een groep Franse neo-nazi’s verdacht, maar het onderzoek van de politie wijst geen duidelijke dader aan. Tot een gerenommeerde Franse onderzoeksrechter zich, gebrand op terrorismebestrijding, bijna 30 jaar later in de zaak vastbijt. Zo kan het gebeuren dat aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, in Ottowa, Canada, een nietsvermoedende sociologieleraar wordt opgepakt. Het is het begin van een jarenlange strijd om de waarheid, met aan de ene kant de vurige hoop op verlossing van het Franse trauma en aan de andere kant het onvermoeibare verweer van de verdachte. Twee onderzoeksjournalisten zochten uit: is de Libanees-Canadese Hassan Diab daadwerkelijk een terrorist, of een zondebok? Een grondige analyse van de systemische krachten die vrijkomen in de strijd tegen antisemitisch geweld.
Op de steiger voor de Openbare Bibliotheek Amsterdam staat aan het begin van de avond een groep van acht roeiers te wachten. Sommigen roken een sigaret, anderen verzorgen hun blaren of proberen even te slapen. 80 van de 200 kilometer van de roeitocht ligt achter hen. Links van de steiger meert een luxe sloep aan. Lege flessen wijn op tafel. De opvarenden nemen een biertje mee voor onderweg.
Wijn en bier blijven ver van de sloep van de acht roeiers vandaan.
„Je blijft je leven lang verslaafd”, zegt Adrie Sluimer. „Zoals iemand met een pinda-allergie geen pinda’s eet, zo drink ik nooit meer alcohol.” Benjamin Ooms valt hem bij: „Als ik begin, kan ik niet meer stoppen. Voor mij staat gebruik gelijk aan de dood.” Sluimer (46), voormalig marinier en ervaringsdeskundige, is de initiatiefnemer van Roeien in Herstel, bedoeld voor mensen die herstellende of hersteld zijn van een verslaving, vooral alcohol en drugs. Ze zijn verbonden aan verslavingszorginstelling Antes, onderdeel van de Parnassia Groep. De sloeproeitocht, Slag om Herstel, is het jaarlijkse hoogtepunt. Dit jaar is de vierde editie. Tweehonderd kilometer, van Den Helder naar Rotterdam. Vier teams – Alpha, Bravo, Charlie en Delta – wisselen elkaar in boot ‘The Recovery’ om de tien kilometer af. De andere drie rijden per bus naar de volgende wisselplek. Aan het einde van de tocht, op de Maas in Rotterdam, roeien de deelnemers in vier verschillende boten.
Sluimer raakte zelf na een uitzending in 2003 verslaafd aan cocaïne. Hij verloor zijn baan. Roeien hielp hem tijdens zijn herstel. „Ik voelde me weer mens en niet alleen patiënt – dat wilde ik doorgeven aan anderen.”
Cliënten van Antes kunnen zich vrijwillig aanmelden voor Roeien in Herstel. De voorwaarde is dat ze clean zijn. De roeiers trainen enkele keren per week in Rotterdam, Den Haag en Zaandam. „Ze trainen samen voor roeiwedstrijden, waaronder de Great River Race in Londen”, vertelt Sluimer.
Afzeggen betekent dat er een ‘gat’ in de boot komt. Zo ontstaan vanzelf verantwoordelijkheidsgevoel en discipline. „Je kunt niet als je geen zin meer hebt, zoals bij voetbal, stoppen. Je teamgenoten moeten zonder je doorroeien”, zegt Benjamin Ooms (31). Hij was verslaafd aan zowel alcohol als drugs en is nu vier jaar clean.
Woordgrappen
Middernacht in Haarlem. Team Alpha – het enige vrouwenteam – roeit onverstoorbaar door. Riem in het water. Naar achteren hangen. Krachtig trekken. Blad eruit. En opnieuw. Maar de eerste kwalen beginnen op te spelen. Een roeister heeft last van haar maag – „dat ijsje van net”, een ander pijn aan haar pink. „Ach joh, we roeien met de riemen die we hebben.” Er wordt veel gelachen, woordgrappen zijn populair, de sfeer blijft ondanks alles goed. Belangrijk, volgens Ooms. „We zitten allemaal letterlijk in hetzelfde schuitje. Het voelt als een heel hechte vriendengroep, bijna als familie.”
Verslaving is geen hersenziekte, maar herhaald gedrag, zegt Arie Dijkstra, hoogleraar gezondheidspsycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Het werkt , dus doet iemand het opnieuw.” Cruciaal bij verslaving is de interne worsteling: een verslaafde weet dat het gedrag slecht is, maar het lukt niet ermee te stoppen.
Een zinvol leven kan mensen helpen die in het verleden een verslaving hadden, zegt Dijkstra. „Ze raken vaak verslaafd omdat er iets ontbreekt in hun leven.” Het echte werk bij een verslaving zit volgens hem in „het leven weer op orde brengen”. Een sport zoals sloeproeien kan ex-verslaafden zingeving bieden. Hij benadrukt wel dat iemand zich na een mindere training ook juist vervelender kan voelen, waardoor de kans op terugval groter wordt.
Foto Bart Maat
Geen ‘derde helft’
De deelnemers aan Roeien in Herstel volgen in de kliniek eerst een reguliere behandeling. „Maar daarna moeten ze thuis verder werken aan hun herstel”, zegt Adrie Sluimer. En daarbij helpt het roeien. „Ze worden onderdeel van een groep, en willen dat ook blijven, dus zorgen ze ervoor dat ze clean zijn.”
De ‘derde helft’ zit er bij de roeiers dus niet in. „Wij slaan die bewust over”, zegt Sluimer. Zelfs alcoholvrij bier vermijden de roeiers. „Mijn brein herkent het flesje, de geur, de smaak”, zegt hij. „Maar het mist de roes. Dan hoor ik die stem in mijn hoofd: ‘Plak gewoon het etiket van een alcoholvrij biertje op een echt biertje. Niemand merkt het’.”
Het is inmiddels half twee ’s middags, de volgende dag. De roeiers zijn al 33 uur wakker. De vier teams varen nu voor de finale op vier boten door de hoge golven van de Maas. Door de stroming is dit het zwaarste deel van de tocht. Sommige roeiers krijgen bakken water over zich heen – na de regen van de afgelopen nacht deert dat niemand meer.
Nadat de Rotterdamse burgemeester Carola Schouten vanaf een meevarende boot het eindsignaal heeft gegeven, verdringen de roeiers zich rond gehaktballen. Ooms zegt dat sommige roeiers inmiddels niet meer zonder het roeien kunnen. „Maar als je dan ergens aan verslaafd moet zijn, dan toch liever aan roeien.”
Benjamin Ooms (31) uit IJmuiden‘Mijn herstel is het zwaarste dat ik ooit heb gedaan’
Foto Sylvester Jimenez
‘Aan het begin van mijn verslaving werkte ik in de horeca. Ik werd wakker, knuffelde de wc-pot, dronk het laatste restje bier van gisteren of rookte een dikke joint. Rond het middaguur kon ik weer functioneren, maar na werktijd begon mijn vaste rondje: coffeeshop, supermarkt, naar huis, gebruiken.
„Verslaving is meer dan het middel, het is gedrag. En dat begon bij mij al vroeg. Ik kom uit een gescheiden gezin, ben misbruikt en werd jong uit huis geplaatst. Rond mijn veertiende begon ik met roken en op mijn zestiende mijn eerste joint. Vanaf mijn achttiende blowde en dronk ik dagelijks. In 2020 dronk ik tussen de zes en acht halve liters met 13 procent alcohol per dag. En blowde ik 12 tot 14 joints – 2,5 gram per dag.
„Een paar jaar later hoorde ik stemmen en dacht dat mensen me iets aan wilden doen. Op een dag stond de politie aan de deur. Ik deed open met in mijn handen een keukenmes van 26 centimeter. Na een nacht slapen in de cel haalde mijn beste vriendin mij op: „Jij hebt hulp nodig.”
„Ik had geluk: clean worden in de kliniek ging makkelijk. Maar toen ik thuiskwam was ik slechts clean, niet hersteld. Binnen acht uur had ik weer een joint gehaald en zat ik snel weer op mijn oude gebruik.
„Pas toen ik zelf echt om hulp vroeg, begon mijn herstel; het is het zwaarste wat ik ooit heb gedaan. Omdat ik mij bewust werd van mijn eigen gedrag en de manier waarop ik met gevoelens omging. Ik was bijvoorbeeld bang dat alles wat ik deed niet goed genoeg was. Hieruit kwam veel angst en stress, wat ik probeerde te verdoven door te gebruiken. Langzaam kreeg ik mijn kritische stem onder controle en voelde ik mij ook beter, zonder daarvoor drugs of alcohol nodig te hebben.”
Adrie Sluimer (46) uit Rotterdam‘Ik verloor alles in een paar dagen’
Foto Sylvester Jimenez
‘In 2003 had ik mijn kinderdroom waargemaakt: ik werd marinier bij het Korps. Maar nog datzelfde jaar verloor ik alles. Op uitzending in Curaçao bood iemand me cocaïne aan. Onder invloed van alcohol leek het me grappig om te proberen — maar daarna kon ik niet meer zonder. Drugs bij defensie betekent één ding: ontslag.
„Ik verloor naast mijn baan ook mijn identiteit en mijn eigenwaarde. Het verdriet dempte ik door nog meer te gebruiken; ik wilde niet meer voelen. Al snel leefde ik op straat. Meerdere keren belandde ik door een overdosis in het ziekenhuis. De laatste keer lag ik op de ic vanwege een overdosis. Ik overleefde, alsof er een engeltje op mijn schouder zat.
„Mijn ouders haalden me op en ik mocht weer bij hen wonen. Ik zei dat het beter ging, maar dat loog ik en bleef gebruiken. Daarnaast belandde ik in de criminaliteit, ik begon te handelen in illegaal vuurwerk. In 2010 werd ik gearresteerd.
„Na mijn gevangenisstraf meldde ik mij eind 2011 aan bij een kliniek in Limburg. Het was mijn 41ste opname. De veertig keer ervoor waren bij reguliere instellingen, maar dat klikte nooit. De hulpverleners begrepen me niet. In Limburg was het anders. De vrouw die de kliniek runde, had ook een verslavingsverleden. Ik dacht voor het eerst: jij snapt mij.
„Tijdens die opname ontmoette ik iemand uit Rotterdam. Hij was clean en vertelde over zelfhulpgroepen, waar verslaafden met elkaar praten. Na de behandeling in Limburg ging ik met hem mee. En ik bleef gaan, tot op de dag van vandaag. Want clean worden is één ding, clean blijven is minstens zo moeilijk.”
‘Mijn ouders zijn allebei in de jaren dertig van de vorige eeuw geboren in Surabaya, voormalig Nederlands-Indië. Ze ontmoetten elkaar echter pas in 1960 in een pension in Haarlem. Beiden waren vlak daarvoor als ‘nieuwkomers’ met hun families per boot naar Nederland gekomen. Mijn moeder zette in februari 1958 voet aan wal in Amsterdam, waar ze in ballerina’s haar allereerste sneeuw trotseerde.
Mijn moeder, tante en grootmoeder woonden in hetzelfde pension als mijn vaders broer en zijn gezin. Mijn vader, die op de grote vaart werkte, logeerde daar wanneer hij in Nederland was. Mijn moeders droom om naar Amerika te emigreren, iets dat ze veel Indische vriendinnen zag doen in die tijd, verdween als sneeuw voor de zon toen ze hem ontmoette.
Een tijd van intensieve overzeese correspondentie volgde. Flinterdunne blauwe velletjes volgeschreven vanuit exotische havens, van Calcutta en Basra tot Montevideo en Buenos Aires, maar ook een ansichtkaart met groeten uit Marseille. Op haar beurt zorgde mijn moeder, met behulp van de vaarschema’s van de Nautische Dienst, dat er in elke haven waar mijn vader aanlegde een brief op hem lag te wachten. Dit vaak maanden achtereen, tot zijn paar weken verlof in Nederland weer begon.
Ze trouwden in 1962, en toen mijn oudste broer in 1964 werd geboren, besloot mijn vader een baan ‘aan wal’ te zoeken. Terwijl het gezin groeide – ik was de jongste van vier – verdween de reislust nooit. Elke zomer vertrokken we vier tot zes weken met een volgepakte auto richting Spanje of Frankrijk, maar altijd met een omweg: via het Zwarte Woud, de Zwitserse bergen of Noord-Italië. Mijn ouders – hier op de foto in 1978 in Playa de Aro, in Spanje – wisten als geen ander dat niet de bestemming telt, maar de reis ernaartoe.”